Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 22 mei 2019 met producties,
- de mondelinge behandeling van 12 juni 2019,
- de pleitnota van [gedaagde ] c.s.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
980,00
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft eiser, handelend onder de naam [handelsnaam], een kort geding aangespannen tegen gedaagden, waaronder een accountantskantoor en een administratieconsulent, met het verzoek om een voorschot van € 250.000,- op de door hem geleden schade. Eiser stelt dat gedaagden tekort zijn geschoten in hun rol als accountant en administratieconsulent, wat heeft geleid tot onjuiste aangiftes bij de Belastingdienst en daarmee tot schade voor eiser. De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen, omdat eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van spoedeisend belang en dat gedaagden aansprakelijk zijn voor de gestelde schade. De rechter oordeelt dat er te veel onduidelijkheden zijn over de aard van de overeenkomst tussen partijen en dat het kort geding zich niet leent voor bewijsvoering. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, die zijn begroot op € 5.010,-.