In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 14 juni 2019 een bezwaarschrift behandeld dat was ingediend door [klaagster] B.V. tegen een dagvaarding van de officier van justitie. Het bezwaarschrift was gericht tegen de dagvaarding onder parketnummer 08/994563-16, waarin klaagster werd beschuldigd van het niet naleven van de Arbeidsomstandighedenwet, wat leidde tot een dodelijk bedrijfsongeval. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend en dat klaagster ontvankelijk was in haar bezwaar. Tijdens de zitting op 7 juni 2019 is de verdediging vertegenwoordigd door mr. C.L.A. de Sitter, terwijl de officier van justitie mr. S. Buist was. Klaagster is niet verschenen op de zitting.
De rechtbank heeft de feiten en juridische argumenten zorgvuldig gewogen. De verdediging stelde dat klaagster niet als werkgever in de zin van de Arbowet kan worden aangemerkt, omdat er geen arbeidsovereenkomst bestond tussen klaagster en de betrokken zelfstandige ondernemers. De officier van justitie betoogde echter dat klaagster wel degelijk als werkgever kan worden aangemerkt en dat er sprake was van een gezagsverhouding. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat klaagster als werkgever kan worden aangemerkt en dat het hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later tot een veroordeling zou komen.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het bezwaarschrift gegrond verklaard en klaagster buiten vervolging gesteld. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is op schrift gesteld door de griffier.