[eiser] vordert, na vermindering van eis, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagden] veroordeelt om het hekwerk in de toekomst verwijderd te houden en [eiser] zonder enige belemmering toegang te verschaffen tot zijn perceel, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag of een gedeelte daarvan dat [gedaagden] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000,-;
II. [gedaagden] veroordeelt om [eiser] binnen vijf dagen na betekening van het te wijzen vonnis, dan wel binnen een in goede justitie te bepalen termijn, een noodweg te verschaffen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000, per dag, teneinde het recht van uitweg vanaf en tot het perceel van [eiser] te waarborgen;
III. [gedaagden] veroordeelt tot betaling van de nakosten aan [eiser] ten bedrage van
€ 157,- zonder betekening van het te wijzen vonnis, vermeerderd met € 82,- in geval van betekening;
IV. [gedaagden] veroordeelt tot betaling van de proceskosten;
V. het gevorderde in sub III. en IV. te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel
6:119 BW, indien betaling door [gedaagden] na 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis is uitgebleven.