ECLI:NL:RBOVE:2019:2545

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 juli 2019
Publicatiedatum
23 juli 2019
Zaaknummer
232325 / KG ZA 19-116
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verkoop van gezamenlijke woning in kort geding

In deze zaak heeft eiser, die samen met gedaagde in gemeenschap van goederen is getrouwd, een kort geding aangespannen om gedaagde te dwingen mee te werken aan de verkoop van hun gezamenlijke woning. Eiser stelt dat gedaagde onvoldoende meewerkt aan de verkoop en dat er een spoedeisend belang is om de woning snel te verkopen. Gedaagde betwist echter het spoedeisend belang en stelt dat zij de lasten van de woning kan betalen en bereid is om mee te werken aan de verkoop, maar niet met de door eiser voorgestelde makelaar.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat de woning verkocht moet worden, maar dat eiser niet heeft aangetoond dat er een spoedeisend belang is. Gedaagde heeft geen financiële problemen en er is geen bewijs dat zij op korte termijn niet aan haar verplichtingen kan voldoen. De echtscheidingsprocedure is nog gaande en de verdeling van de woning kan in die procedure aan de orde komen.

De voorzieningenrechter heeft daarom de vorderingen van eiser afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 12 juli 2019 in Almelo.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: 232325 / KG ZA 19-116
Vonnis in kort geding van 12 juli 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. A. Gerards te Hengelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. M. Kieft te Enschede.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 mei 2019,
  • het e-mailbericht van mr. Kieft van 3 juni 2019 met producties,
  • het e-mailbericht van mr. Gerards van 4 juni 2019 met producties,
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van [eiser] ,
  • de pleitnota van [gedaagde] .
  • de akte uitlating van [gedaagde] van 26 juni 2019 met producties,
  • de akte uitlating van [eiser] van 28 juni 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum] 1987 te Oldenzaal gehuwd in gemeenschap van goederen. Partijen wonen al jaren niet meer in één woning en de affectieve relatie is al jarenlang ten einde.
2.2.
[gedaagde] heeft bij de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, een verzoekschrift echtscheiding ingediend.
2.3.
[gedaagde] heeft in de voorlopige voorzieningen procedure bij deze rechtbank met kenmerk C/8/228073 ES RK 19-433 verzocht om een voorlopige partneralimentatie op te leggen. Bij beschikking van 14 februari 2019 is een voorlopige partneralimentatie bepaald van € 800,- per maand, door [eiser] bij vooruitbetaling aan [gedaagde] te voldoen.
2.4.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan [het adres] te [woonplaats 2] . [gedaagde] bewoont deze woning sinds de aankoop ervan en draagt de lasten van die woning. [eiser] heeft jarenlang in het aan partijen in gezamenlijke eigendom toebehorende, inmiddels verkochte huis in [plaats] gewoond en woont sinds enige tijd in [woonplaats 1] .

3.Het geschil

3.1.1.
[eiser] vordert, bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen mee te werken aan het in de verkoop zetten van de woning aan [het adres] te [woonplaats 2] en mee te werken aan levering van deze woning indien deze is verkocht, en daartoe te bepalen dat:
- de woning binnen een week na het vonnis in de verkoop wordt gezet bij makelaar [A] , volgens de aan de dagvaarding gehechte offerte, en te bepalen dat [gedaagde] haar medewerking hieraan dient te verlenen binnen een week na het vonnis, waarbij uitdrukkelijk wordt bepaald dat bij het uitblijven van haar medewerking de makelaar de woning te koop kan aanbieden tegen een door hem te adviseren vraagprijs, en waarbij een eventueel bod van een potentiële koper, dan wel kopers, geaccepteerd kan worden, en een koopovereenkomst gesloten kan worden, ook zonder instemming van [gedaagde] , indien en voor zover dit bod in ieder geval 90% van de geadviseerde vraagprijs bedraagt en dat voor zover nodig het vonnis in de plaats treedt van de benodigde instemming en/of handtekening van [gedaagde] ;
- na verkoop van de woning [gedaagde] binnen een week dient mee te werken aan levering van genoemde woning, waarbij volledigheidshalve wordt bepaald dat het vonnis dat wordt gewezen in de plaats treedt van de leveringshandeling van [gedaagde] indien en zodra zij niet binnen een week na het tekenen van de verkoopovereenkomst medewerking heeft verleend aan het opstellen en verlijden van de leveringsakte, zodat de door de makelaar aan te wijzen notaris de leveringsakte dan zonder haar medewerking kan verlijden, waarbij uiteraard de verkoopopbrengst verminderd met de makelaarskosten en notariële kosten minus de af te lossen hypotheekschuld, gelijkelijk tussen partijen dient te worden verdeeld.
3.1.2.
[eiser] heeft aan zijn vordering, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat [gedaagde] niet dan wel onvoldoende meewerkt aan de verkoop van de woning in [woonplaats 2] . [eiser] heeft zowel makelaar [A] als [X] Makelaars een offerte uit laten brengen, maar [gedaagde] heeft met geen van beide offertes ingestemd. Zij blijft onredelijke eisen stellen aan de verkoop, zoals een termijn van zes maanden om de woning te verlaten.
[gedaagde] heeft een offerte van makelaar [Z] gepresenteerd, maar [Z] heeft geen woning in de wijk Roombeek in de verkoop. [eiser] vermoedt dat [gedaagde] haar verblijf in de woning, die zij niet zelf kan betalen, zo lang mogelijk probeert te rekken. [eiser] wil niet langer in de onverdeelde boedel verblijven.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en voert daartoe, kort samengevat, het navolgende aan. Zij betwist dat er een spoedeisend belang is. [gedaagde] voldoet de lasten van de woning en [eiser] heeft geen financiële problemen gesteld. Partijen zijn bovendien nog steeds getrouwd. [gedaagde] werkt volledig mee aan verkoop van de woning, maar is het niet eens met de makelaarskeuze van [eiser] . [gedaagde] heeft slechte ervaringen opgedaan met [A] . Zij heeft ook concrete stappen gezet om de verkoop van de woning in gang te zetten. Dit heeft geresulteerd in een offerte van makelaar [Z] van 24 april 2019. De woning zal wel verkoopklaar gemaakt moeten worden. Partijen dienen afspraken te maken over diverse punten, maar dit zal dienen te gebeuren in het kader van de bodemprocedure. Een kort geding procedure leent zich hier niet voor.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 254, eerste lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in alle spoedeisende gevallen waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, de voorzieningenrechter bevoegd deze te geven. Het moet derhalve gaan om een spoedeisend belang aan de kant van eiser. Spoedeisend belang bij een voorziening heeft hij van wie niet kan worden gevergd dat hij een bodemprocedure afwacht. [gedaagde] heeft betwist dat [eiser] een dergelijk spoedeisend belang heeft.
4.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. Daartoe zijn de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Partijen zijn het er over eens dat de woning in [woonplaats 2] verkocht moet worden. [gedaagde] is weliswaar in staat de aan de woning verbonden lasten te betalen, er is immers niet gebleken van enige achterstand, maar zij heeft erkend financieel niet in staat te zijn de woning over te nemen en verklaard te willen meewerken aan verkoop van de woning. [eiser] heeft niet gesteld dat de vrees bestaat dat [gedaagde] op korte termijn niet meer kan voldoen aan de hypothecaire verplichtingen. Het feit dat [gedaagde] de afgelopen jaren in staat is geweest de om lasten te voldoen, geeft ook geen grond voor een dergelijke vrees. [eiser] heeft niet gesteld dat hij financiële problemen heeft die meebrengen dat verkoop van de woning op korte termijn noodzakelijk is. De echtscheiding tussen partijen is nog niet uitgesproken. [eiser] heeft verder geen concrete feiten en/of omstandigheden gesteld op grond waarvan aangenomen zou moeten worden dat hij een beslissing in de bodemprocedure niet kan afwachten. De echtscheidingsprocedure loopt nu bij deze rechtbank, het verweerschrift is begin juni 2019 ingediend. In die procedure kan de verdeling/verkoop van de woning aan de orde komen.
4.3.
Gelet op het vorenstaande zal de voorzieningenrechter de vorderingen van [eiser] afwijzen. Aangezien partijen echtelieden zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. K.J. Haarhuis en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2019.