ECLI:NL:RBOVE:2019:2669

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
30 juli 2019
Zaaknummer
C/08/233602 / KG ZA 19-147
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging distributieovereenkomst en geen verplichting tot nieuwe overeenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, betreft het een kort geding tussen Oost Matrassen B.V. en Koninklijke Auping B.V. over de beëindiging van een distributieovereenkomst. De eiser, Oost Matrassen, vorderde dat Auping zou worden verplicht om voor 1 juli 2019 in onderhandeling te treden over een nieuwe distributieovereenkomst, en dat Auping zou worden veroordeeld om een nieuwe overeenkomst aan te bieden met ingang van 1 augustus 2019. Auping daarentegen stelde dat de distributieovereenkomst per 1 augustus 2019 van rechtswege eindigde en dat er geen nieuwe overeenkomst tot stand was gekomen.

De rechtbank oordeelde dat de distributieovereenkomst een duurovereenkomst voor bepaalde tijd was, die na het verstrijken van de looptijd van rechtswege eindigde, zonder dat een opzegging vereist was. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen gerechtvaardigd vertrouwen was gewekt bij Oost Matrassen dat er een nieuwe distributieovereenkomst zou komen. De gesprekken die tussen partijen hadden plaatsgevonden, leidden niet tot de conclusie dat Auping verplicht was om een nieuwe overeenkomst aan te bieden. De vorderingen van Oost Matrassen werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

In reconventie vorderde Auping nakoming van de verplichtingen uit de distributieovereenkomst, maar ook deze vorderingen werden afgewezen. De rechtbank oordeelde dat Auping niet voldoende had aangetoond dat Oost Matrassen de verplichtingen niet zou nakomen na het einde van de overeenkomst. De kosten in reconventie werden eveneens aan Auping opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/233602 / KG ZA 19-147
Vonnis in kort geding van 19 juli 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OOST MATRASSEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R.B.M. van Poorten te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KONINKLIJKE AUPING B.V.,
gevestigd te Deventer,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaten mr. drs. E.J.H. Gielen en mr. N.E. Kuijer te Utrecht.
Partijen zullen hierna Oost Matrassen en Auping genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding en akte overlegging producties
  • akte houdende eis in reconventie tevens overlegging producties
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van Oost Matrassen
  • de pleitnota van Auping
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Oost Matrassen (tevens handelend onder de naam Oost Slaapcomfort sinds 1935) exploiteert een winkel op het gebied van bedden, matrassen en aanverwante artikelen.
2.2.
De aandelen in Oost Matrassen worden gehouden door de heer [A] .
2.3.
[A] is eveneens eigenaar van Mostaza Matrassen B.V. die een Auping Plaza exploiteert in Amsterdam-Buitenveldert.
2.4.
Auping produceert bedden, matrassen en aanverwante (slaap)artikelen. Auping biedt haar producten onder meer aan via een door haar opgezet distributiestelsel en dealernetwerk.
2.5.
Het huidige distributiestelsel en dealernetwerk van Auping is sinds 2011 als volgt ingedeeld:
  • Auping Plaza: een gespecialiseerde winkel die uitsluitend Auping producten verkoopt en het gehele assortiment van Auping voert;
  • Auping Select: een winkel waarin het gehele of een gedeelte van het assortiment van Auping door middel van een ‘shop-in-shop’ formule wordt verkocht, maar waar ook andere merken worden verkocht; en
  • Auping Dealer: een winkel die alleen bepaalde Auping producten verkoopt.
2.6.
Het distributiestelsel van Auping is zodanig opgezet dat zij met al haar dealers distributieovereenkomsten voor bepaalde tijd aangaat. Auping kan daardoor inspelen op marktontwikkelingen en biedt de daarvoor noodzakelijke flexibiliteit.
2.7.
Oost Matrassen en Auping doen al ruim twintig jaar zaken met elkaar op basis van distributieovereenkomsten. In eerste instantie was Oost Matrassen aangesteld als Auping Dealer en later als Auping Select.
2.8.
De laatste Auping Select distributieovereenkomst tussen Auping en Oost Matrassen is aangegaan met ingang van 1 augustus 2017 en heeft een looptijd van twee jaar (hierna: de distributieovereenkomst). In de distributieovereenkomst, zoals overgelegd in deze procedure, is over de looptijd en de beëindiging onder meer het volgende afgesproken:

(…)
Artikel 21 Looptijd en beëindiging
21.1
De onderhavige Overeenkomst heeft onverminderd het elders in deze Overeenkomst bepaalde een looptijd van twee (2) jaar vanaf 1 augustus 2017. Na afloop van de looptijd eindigt deze Overeenkomst van rechtswege, zonder dat daartoe enigerlei opzegging vereist zal zijn en zonder dat een van beide partijen terzake deze beëindiging aan de andere partij een vergoeding verschuldigd zal zijn. Partijen zullen ernaar streven twee (2) maanden voorafgaande aan het moment dat de Overeenkomst eindigt in onderhandeling te treden of en zo ja onder welke voorwaarden een nieuwe overeenkomst kan worden gesloten tussen partijen.
(…).”
2.9.
Vanaf januari 2018 (waaronder in ieder geval op 9 januari 2018, 1 mei 2018 en 16 april 2019) zijn er verschillende gesprekken gevoerd tussen Oost Matrassen en Auping over de invulling van een toekomstige samenwerking tussen Auping enerzijds en Oost Matrassen en Mostaza Matrassen B.V. anderzijds.
2.10.
Op of omstreeks 24 april 2019 heeft Auping tijdens een bespreking medegedeeld aan Oost Matrassen dat zij de huidige samenwerking wil beëindigen. Naar aanleiding van deze mededeling van Auping stuurt [A] mede namens Oost Matrassen een e-mail, waarin onder meer staat:
“(…).
Dan OOST: De distributieovereenkomst tussen Auping en OOST Slaapcomfort loopt al tientallen jaren en volgens de overeenkomst het laatst tot en met 31 juli 2019. In mei 2018 en ook daarvoor hebben wij intensief met elkaar gesproken over onze samenwerking na 31 juli 2019. (zie data hierboven) Wij zouden met elkaar doorgaan, dat stond al vast, wij zouden onze jarenlange samenwerking voortzetten. Dat was ook de reden dat wij in gesprek waren over de introductie van Auping Plaza 3.0, de nieuwe Plaza winkelformule. Ook OOST Slaapcomfort zou in verband met die nieuwe winkelformule worden ingetekend. Er waren al tekeningen gemaakt, maar die zouden we nog bespreken en aanpassen. Van Auping heb, tot voor kort geen enkel bericht gekregen dat onze samenwerking na 31 juli 2019 niet zou worden voortgezet. Integendeel. (…).”
2.11.
Auping reageert daarna op 9 mei 2019 per brief als volgt:

(…) Geachte heer [A] ,
Afgelopen maand hebben we contact gehad over de distributieovereenkomst “Plaza” betreffende de Auping Plaza aan de Van Boshuizenstraat 699 en de distributieovereenkomst “Select” betreffende de winkel aan het Zeeburgerpad 80 in Amsterdam. Op 24 april jl. heb ik, samen met [B] , een bezoek aan je gebracht en hebben we hierover gesproken. Aansluitend heb ik op 29 april jl. jouw e-mail ontvangen. Naar aanleiding daarvan bericht ik je als volgt: (…)
Distributieovereenkomst “Select” (Oost Slaapcomfort Sinds 1935)
Zoals je ook in de e-mail van 29 april jl. aangeeft, is de distributieovereenkomst “Select” tussen Auping en Oost Matrassen B.V. (Oost Slaapcomfort Sinds 1935) gesloten voor bepaalde tijd en loopt deze af op 1 augustus 2019. Op dat moment eindigt de distributieovereenkomst van rechtswege, dus zonder dat daarvoor een actie of handeling van de kant van Auping is vereist. (…).
2.12.
In de periode daarna is tussen partijen verder discussie ontstaan over het eindigen danwel verlengen van de distributieovereenkomst.
2.13.
Auping heeft ter zitting te kennen gegeven de distributieovereenkomst niet te willen verlengen en eveneens niet voornemens te zijn om een nieuwe distributieovereenkomst aan te bieden aan Oost Matrassen.

3.Het geschil in conventie

3.1.
Oost Matrassen vordert samengevat - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
Auping te gebieden om Oost Matrassen met ingang van 1 augustus 2019 althans met ingang van 1 januari 2020 een distributieovereenkomst voor de duur van twee jaar aan te bieden, van het type Auping Select, onder dezelfde voorwaarden en condities als aan de andere Auping Select dealers is of zal worden aangeboden, althans onder redelijke voorwaarden en condities, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
Auping te gebieden om Oost Matrassen gedurende de looptijd van de verlengde distributieovereenkomst niet op onrechtmatige wijze te hinderen bij de verkoop van het door haar gevoerde assortiment aan Auping producten, vanuit het Erkende Verkooppunt in Amsterdam-Oost dan wel via de eigen website, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
Subsidiair
3. Auping te gebieden om vóór 1 juli 2019 met Oost Matrassen in onderhandeling te treden over het aangaan van een distributieovereenkomst van het type Auping Select met ingang van 1 augustus 2019 voor de duur van twee jaar, onder dezelfde voorwaarden en condities als aan de andere Auping Select dealers is of zal worden aangeboden althans onder redelijke voorwaarden en condities, en om die onderhandelingen te goeder trouw af te ronden, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
en Auping te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Aan haar vorderingen legt Oost Matrassen - kort gezegd - ten grondslag dat zij onder de gegeven omstandigheden er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de distributieovereenkomst na 31 juli 2019 opnieuw met twee jaren zou worden verlengd. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid kan Auping zich volgens Oost Matrassen niet op het standpunt stellen dat de distributieovereenkomst op 31 juli 2019 van rechtswege eindigt.
3.3.
Auping concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Oost Matrassen, met veroordeling van Oost Matrassen in de kosten van de procedure.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Auping vordert in reconventie bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad om Oost Matrassen te veroordelen tot het nakomen van de verplichtingen uit hoofde van artikel 21.5 en 22 van de distributieovereenkomst op straffe van een dwangsom alsmede Oost Matrassen te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten.
4.2.
Auping stelt hiertoe - kort gezegd - dat de distributieovereenkomst per 1 augustus 2019 van rechtswege eindigt en Oost Matrassen op grond van de distributieovereenkomst is gehouden om het gebruik van alle Auping kenmerken te staken en de aan Auping toebehorende zaken te retourneren. Auping vordert nakoming van deze (post) verplichtingen uit hoofde van de distributieovereenkomst.
4.3.
Oost Matrassen voert verweer. Hierop wordt bij de beoordeling, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling van beide geschillen

5.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en de vorderingen in reconventie, zullen beide geschillen zoveel mogelijk gezamenlijk worden besproken.
Spoedeisend belang Oost Matrassen
5.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat Oost Matrassen haar spoedeisend belang bij het gevorderde in conventie - die ook niet is betwist door Auping - voldoende aannemelijk heeft gemaakt mede vanwege het feit dat de distributieovereenkomst een looptijd heeft tot 1 augustus 2019.
Distributieovereenkomst eindigt van rechtswege
5.3.
De voorzieningenrechter is, zoals Auping terecht stelt, voorshands van oordeel dat de distributieovereenkomst een duurovereenkomst is voor bepaalde tijd die na het verstrijken van de looptijd van rechtswege per 1 augustus 2019 eindigt, zonder dat daartoe een opzegging is vereist. Dit is door partijen op niet mis te verstane wijze in artikel 21.1 van de distributieovereenkomst overeengekomen (zie ook r.o. 2.8).
Is er een nieuwe distributieovereenkomst tot stand gekomen? Nee
5.4.
Nu vaststaat dat de distributieovereenkomst per 1 augustus 2019 van rechtswege eindigt, dient vervolgens alleen nog de vraag beantwoord te worden of er in de periode na januari 2018 een nieuwe distributieovereenkomst tot stand is gekomen tussen Oost Matrassen en Auping, althans dat Auping het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt bij Oost Matrassen dat een nieuwe distributieovereenkomst tot stand zou komen.
5.5.
Oost Matrassen stelt dat op geen enkel moment de indruk is gegeven dat de distributieovereenkomst na 31 juli 2019 zou eindigen. Er is steeds gesproken over de toekomst. Zij verwijst hiervoor naar gesprekken met Auping die vanaf 9 januari 2018 hebben plaatsgevonden, waarbij onder meer is gesproken over het uitrollen van Auping Plaza 3.0 bij Oost Matrassen. Bovendien doet Oost Matrassen al tientalen jaren zaken met Auping en had zij er daarom ook op mogen vertrouwen dat Auping een nieuwe distributieovereenkomst zou aanbieden.
5.6.
Auping betwist dat er een nieuwe distributieovereenkomst tot stand is gekomen, althans dat Oost Matrassen er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat er een nieuwe distributieovereenkomst tot stand is gekomen. Dit blijkt volgens Auping ook niet uit de door Oost Matrassen aangevoerde (telefoon)gesprekken vanaf 9 januari 2018. De voorzieningenrechter overweegt hierna als volgt.
5.7.
Zoals iedere overeenkomst, komt een duurovereenkomst in beginsel tot stand door aanbod en aanvaarding (al dan niet stilzwijgend). Het antwoord op de vraag of een duurovereenkomst tot stand is gekomen, is afhankelijk van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten afleiden (
vgl.
Hoge Raad 16 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ2213).
5.8.
Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd en de overgelegde stukken blijkt - voorshands - het volgende:
  • partijen doen inmiddels ruim twintig jaren zaken met elkaar en tussen partijen is meerdere keren een distributieovereenkomst gesloten;
  • Oost Matrassen is bekend met de systematiek van het selectieve distributiestelsel van Auping en met het feit dat Auping sinds 2011 bepaalde tijd overeenkomsten aanbiedt aan haar distributeurs;
  • Auping sluit met al haar distribiteurs dezelfde distributieovereenkomsten voor bepaalde tijd;
  • Auping heeft sinds 2011 altijd actief nieuwe tijdelijke distributieovereenkomsten aangeboden aan Oost Matrassen en deze zijn telkens opnieuw op schrift gesteld;
  • op 9 januari 2018 en 1 mei 2018 hebben er gesprekken plaatsgevonden tussen Oost Matrassen en Auping over de invulling van een toekomstige samenwerking. Tijdens deze gesprekken is onder meer gesproken over de invoering van een Auping Plaza 3.0. bij Oost Matrassen, maar tijdens de gesprekken zijn geen concrete afspraken (schriftelijk) vastgelegd of onvoorwaardelijke toezeggingen gedaan door Auping aan Oost Matrassen;
  • tijdens de gesprekken is door Auping zowel gesproken over de samenwerking met Oost Matrassen als Mostaza Matrassen B.V.;
  • van mei 2018 tot januari 2019 is er (mede door een auto ongeluk van [A] ) geen vervolgoverleg geweest tussen partijen over de invulling van een toekomstige samenwerking;
  • op 16 april 2019 heeft Auping aangegeven dat zij de distributieovereenkomst niet wilde verlengen en dat deze van rechtswege eindigt per 1 augustus 2019;
  • met inachtneming van artikel 21.1 van de distributieovereenkomst heeft Auping ruim vóór 1 juni 2019 aangegeven dat zij geen nieuwe distributieovereenkomst wilde aangaan met Oost Matrassen. Dit is per brief van 9 mei 2019 schriftelijk bevestigd aan Oost Matrassen.
5.9.
Uit de hiervoor geschetste gang van zaken blijkt dat partijen in januari en mei 2018 en daarna weer vanaf januari 2019 met elkaar hebben gesproken over de invulling van een toekomstige samenwerking. Oost Matrassen heeft een groot aantal transcripties en producties overgelegd, maar daaronder bevindt zich geen stuk waaruit blijkt dat er aan de kant van Auping mededelingen of concrete toezeggingen zijn gedaan die bij Oost Matrassen het gerechtvaardigd vertrouwen hebben kunnen wekken dat per 1 augustus 2019 een nieuwe distributieovereenkomst tot stand zou komen of dat er bij Oost Matrassen een Auping Plaza 3.0 zou worden uitgerold. Integendeel: uit de overgelegde transcripties en correspondentie blijkt dat partijen juist regelmatig discussies met elkaar hadden over de kwaliteit van de Auping producten, klachten van klanten, de invulling van de distributieverplichtingen door Oost Matrassen, de invoering van een nieuw samenwerkingsmodel en kwaliteitsstandaarden waarin opnieuw door Oost Matrassen zou moeten worden geïnvesteerd, waaronder een test bed van € 10,000,-. Tegen die achtergrond is de stelling van Oost Matrassen dat zij er zonder meer op mocht vertrouwen dat een nieuwe distributieovereenkomst tot stand zou komen per 1 augustus 2019 - naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter - niet houdbaar. Dit volgt ook niet uit andere feiten of gedragingen van Auping, zoals de telefoongesprekken tussen [A] en [B] van 13 mei 2019. Oost Matrassen heeft - gelet op de gemotiveerde betwisting van Auping - niet aannemelijk gemaakt dat tijdens deze telefoongesprekken toezeggingen aan haar zijn gedaan over het aanbieden van een nieuwe distributieovereenkomst per 1 augustus 2019.
5.10.
De stelling van Oost Matrassen dat Auping - door vóór 1 augustus 2017 wel telkens een nieuwe distributieovereenkomst voor bepaalde tijd aan te bieden - het vertrouwen heeft gewekt in de totstandkoming van een nieuwe distributieovereenkomst per 1 augustus 2019, kan evenmin stand houden. Uit eerder afgesloten distributieovereenkomsten kan - naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter - niet worden afgeleid dat er automatisch weer een nieuwe distributieovereenkomst tot stand zou komen. Dat volgt ook niet uit de distributieovereenkomst.
5.11.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen onder 1 en 2 van Oost Matrassen zullen worden afgewezen. Nu de vordering onder 3 ook gebaseerd is op de grondslag dat Auping gehouden zou zijn om een nieuwe distributieovereenkomst aan te gaan met Oost Matrassen, behoeft deze ook geen nadere bespreking en zal ook die vordering worden afgewezen.
5.12.
Oost Matrassen zal als de in het ongelijk gestelde partij in conventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten in conventie aan de zijde van Auping worden in totaal begroot op:
- griffierecht € 639,00
- salaris
€ 1.960,00(
2,0 overeenkomstig liquidatietarief per 1 mei 2018)
Totaal € 2.599,00
Eis in reconventie Auping
5.13.
Auping vordert - kort gezegd - dat Oost Matrassen is gehouden tot nakoming van de distributieovereenkomst, waaronder de verplichting om per 1 augustus 2019 het gebruik van alle Auping kenmerken te staken en aan Auping toebehorende zaken te retourneren, op straffe van dwangsommen bij niet nakoming. Oost Matrassen voert hiertegen verweer. Zij stelt dat het haar gedurende drie maanden na het eindigen van de distributieovereenkomst is toegestaan om producten te verkopen conform het Auping concept en de formule en dus onder meer met gebruikmaking van de Auping marketingmaterialen. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
5.14.
Nu de distributieovereenkomst per 1 augustus 2019 van rechtswege eindigt zijn de (post)verplichtingen uit hoofde van artikel 21.5 en artikel 22 van de distributieovereenkomst van toepassing. De voorzieningenrechter is met Auping - voorshands - van oordeel dat Oost Matrassen bij het einde van de distributieovereenkomst terstond voor eigen rekening al hetgeen zij van Auping als spullen, waaronder marketingmaterialen, moet retourneren aan Auping. Deze afspraak volgt uit artikel 21.5 van de distributieovereenkomst. De voorzieningenrechter is eveneens met Auping van oordeel dat uit artikel 22.2 volgt dat Oost Matrassen na het einde van de distributieovereenkomst, behoudens toestemming van Auping, het gebruik van alle Aupingkenmerken dient te staken.
5.15.
Hoewel Oost Matrassen verweer heeft gevoerd tegen de vorderingen in reconventie, is in deze procedure (die zich niet leent voor het verrichten van nader feitenonderzoek) onvoldoende aannemelijk gemaakt door Auping dat Oost Matrassen de (post)verplichtingen voortvloeiende uit de distributieovereenkomst daadwerkelijk niet zal nakomen na 1 augustus 2019. Daarnaast is de situatie na het wijzen van dit vonnis wezenlijk gewijzigd ten opzichte van de situatie zoals daarvoor. Met deze uitspraak staat immers voorshands vast dat de distributieovereenkomst per 1 augustus 2019 eindigt en dat Auping niet gehouden is om Oost Matrassen een nieuwe distributieovereenkomst aan te bieden. Dat Oost Matrassen deze situatie niet zal respecteren is niet onderbouwd gesteld en evenmin anderszins gebleken. De door Auping gevorderde nakoming onder dreiging van dwangsommen zal daarom niet worden toegewezen. De voorzieningenrechter merkt op dat daarmee het ook aan de zijde van Auping zelf aanwezige commerciële belang om de distributieovereenkomst en de langdurige relatie op een ordentelijke manier te beëindigen vermoedelijk ook niet gediend zou zijn.
5.16.
Het voorgaande brengt op zichzelf nog niet automatisch mee dat Auping Oost Matrassen voorafgaand aan deze procedure ten onrechte in gebreke heeft gesteld. Auping heeft buitengerechtelijke incassokosten gevorderd conform het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (BIK). De onderhavige vordering in reconventie heeft echter geen betrekking op één van de situaties waarin genoemd Besluit van toepassing is. De voorzieningenrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. Voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten moet worden gesteld en onderbouwd op grond waarvan deze verschuldigdheid zijn en dat genoemde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Op grond van het Rapport BGK-integraal, moet het gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Auping heeft enkel in algemene bewoordingen gesteld dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Zij heeft niet vermeld over welke werkzaamheden het concreet gaat en welke kosten zij heeft gemaakt, ook niet nadat Oost Matrassen heeft aangevoerd dat zij het bestaan van deze werkzaamheden niet heeft aangetoond. De voorzieningenrechter zal deze vordering daarom ook afwijzen, omdat zij onvoldoende door Auping is onderbouwd.
5.17.
Auping zal als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten in reconventie aan de zijde van Oost Matrassen worden in totaal begroot op: € 980,00 (
overeenkomstig liquidatietarief per 1 mei 2018).

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie:
6.1.
wijst de gevorderde voorzieningen af,
6.2.
veroordeelt Oost Matrassen in de proceskosten, aan de zijde van Auping in conventie tot op heden begroot op € 2.599,00,
in reconventie:
6.3.
wijst de gevorderde voorzieningen af,
6.4.
veroordeelt Auping in de proceskosten, aan de zijde van Oost Matrassen in reconventie tot op heden begroot op € 980,00,
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.