In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 31 juli 2019 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eisers, [Eiser sub 1] en [Eiseres sub 2], verzochten om de verwijdering van negatieve BKR-registraties. Eisers, die in financiële problemen verkeerden, hadden in het verleden kredietovereenkomsten afgesloten met Defam B.V. en Next Finance B.V. en waren betrokken bij een minnelijke schuldsanering die op 3 augustus 2017 succesvol was afgerond. Ondanks deze sanering bleven de negatieve registraties bij het BKR bestaan, wat eisers belemmerde in het verkrijgen van een hypothecaire lening voor noodzakelijke woningrenovaties.
De rechtbank oordeelde dat de registraties terecht waren, omdat deze waren gedaan in overeenstemming met de wettelijke verplichtingen van de kredietverstrekkers. De voorzieningenrechter benadrukte dat de belangenafweging tussen de consument en de kredietverstrekkers in dit geval niet in het voordeel van eisers uitviel. De rechtbank stelde vast dat er onvoldoende bewijs was geleverd dat de registraties disproportioneel waren en dat de eisers niet hadden aangetoond dat hun situatie zodanig was dat de registraties verwijderd moesten worden. De vorderingen van eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van zowel Defam als Next Finance.