In deze zaak vordert Hartd. B.V. betaling van een bedrag van € 28.838,40 van Metadecor B.V. Hartd stelt dat er een overeenkomst van opdracht is gesloten voor de inlening van een kandidaat, [A], die door Metadecor op gesprek is uitgenodigd. Hartd meent dat Metadecor toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van deze overeenkomst door [A] niet in te lenen en hem vervolgens zelf in dienst te nemen. Metadecor betwist dat er een overeenkomst tot stand is gekomen en voert verweer tegen de vorderingen van Hartd.
De rechtbank Overijssel oordeelt dat de e-mail van 7 november 2017, waarin Hartd kandidaten voorstelt, niet als een aanbod kan worden beschouwd omdat de essentialia van de overeenkomst ontbreken. Hierdoor is er geen (bemiddelings)overeenkomst tot stand gekomen. De rechtbank concludeert dat Hartd geen feiten of omstandigheden heeft gesteld die erop wijzen dat er op een later moment alsnog een overeenkomst is ontstaan. De vorderingen van Hartd worden afgewezen, en Hartd wordt veroordeeld in de proceskosten van Metadecor, die zijn begroot op € 3.340,00.
De rechtbank benadrukt dat voor de totstandkoming van een overeenkomst wilsovereenstemming vereist is over de essentiële onderdelen. Aangezien dit niet het geval is, faalt ook het beroep van Hartd op onrechtmatig handelen door Metadecor. De rechtbank wijst de vorderingen van Hartd af en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.