Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het verzoekschrift met producties
- de mondelinge behandeling.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 20 juni 2019 een beschikking gegeven waarin aan een man een bestuursverbod wordt opgelegd voor de duur van vijf jaar. Dit bestuursverbod is opgelegd op verzoek van het Openbaar Ministerie (OM), dat stelde dat de man, als bestuurder van verschillende vennootschappen, betrokken was bij meerdere faillissementen en dat hem een persoonlijk verwijt treft. De rechtbank oordeelde dat het OM de grond voor het bestuursverbod voldoende had onderbouwd en dat aan de vereisten voor het opleggen van een bestuursverbod werd voldaan. De man had de belangen van de gezamenlijke schuldeisers van de vennootschappen geschonden en maatschappelijke schade veroorzaakt door de herhaalde faillissementen. De rechtbank legde ook een dwangsom op van € 10.000 per overtreding van het bestuursverbod, met een maximum van € 100.000. De beschikking is openbaar uitgesproken en de griffier is opgedragen om deze beschikking aan de Kamer van Koophandel aan te bieden voor uitschrijving van de man als bestuurder uit het handelsregister.
De procedure begon met een verzoekschrift van het OM, dat de man op de hoogte stelde van de mondelinge behandeling. De man was echter niet verschenen bij deze behandeling. Het OM had zijn verzoek gemotiveerd op basis van artikel 106a van de Faillissementswet, waarin wordt gesteld dat een bestuursverbod kan worden opgelegd aan een bestuurder die betrokken is geweest bij faillissementen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man als bestuurder van verschillende vennootschappen niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen, wat heeft geleid tot de faillissementen. De rechtbank heeft de belangen van de schuldeisers en de maatschappelijke schade in overweging genomen bij het opleggen van het bestuursverbod.