Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[A] ,
[B],
1.[X] ,
[Y],
- [A] , bijgestaan door mr. Waterman voornoemd,
- [X] , bijgestaan door mr. Broeksema voornoemd.
980,00
Rechtbank Overijssel
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 17 juli 2019, betreft het een kort geding tussen buren over een verbouwing, erfdienstbaarheid en ladderrecht. De eisers in conventie, [A] en [B], hebben vorderingen ingesteld tegen de gedaagden in conventie, [X] en [Y]. De voorzieningenrechter, mr. A.M. Koene, heeft de vorderingen in zowel conventie als reconventie afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat er geen concrete plannen waren voor verbouwing of afbraak van de garage, wat leidde tot de afwijzing van de vordering van [A] met betrekking tot de erfdienstbaarheid. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een belemmering door de geplande werkzaamheden van [X]. Ook de vordering tot het opleggen van een bouwstop werd afgewezen, omdat de hinder die [A] ondervond niet onomkeerbaar was en de aanbouw al zijn hoogste punt had bereikt. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vorderingen van [A] niet konden worden toegewezen, en dat [A] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten werd veroordeeld. In reconventie werden de vorderingen van [X] eveneens afgewezen, omdat niet was aangetoond dat [A] de uitoefening van het ladderrecht blokkeerde. De kosten aan de zijde van [X] werden eveneens toegewezen aan [A]. De uitspraak werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.