ECLI:NL:RBOVE:2019:3208

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 september 2019
Publicatiedatum
9 september 2019
Zaaknummer
08-730397-18 en 08-134482-17 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot tbs met dwangverpleging voor mishandeling van moeder en arrestantenverzorger

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 5 september 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 34-jarige man, die werd beschuldigd van het mishandelen van zijn moeder en een arrestantenverzorger. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die lijdt aan ernstige psychische stoornissen waaronder schizofrenie, volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten. De verdachte heeft zijn moeder meermalen bij de keel gegrepen en haar met een ijzeren vliegenmepper geslagen, wat leidde tot pijn en verwondingen. Daarnaast heeft hij een arrestantenbewaarder in het gezicht gespuugd tijdens zijn detentie. De rechtbank heeft de verdachte niet strafbaar verklaard, maar heeft wel de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd, gezien de ernst van de feiten en de psychische toestand van de verdachte. Tevens is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €300 aan de arrestantenverzorger. De rechtbank benadrukt dat de verdachte primair als psychiatrisch patiënt moet worden behandeld, en dat de veiligheid van anderen de oplegging van de TBS-maatregel eist.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-730397-18 en 08-134482-17 (TUL) (P)
Datum vonnis: 5 september 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
nu verblijvende in het PPC te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 4 januari 2019 en 13 juni 2019 en 22 augustus 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Leusink en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. C. van Oort, advocaat te Amersfoort, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:zijn moeder door geweld of bedreiging daarmee heeft gedwongen verschillende goederen af te staan of, subsidiair, zijn moeder heeft mishandeld door haar bij de keel te grijpen en haar met een ijzeren vliegenmepper te slaan;
feit 2:diverse goederen van zijn moeder heeft vernield;
feit 3: een arrestantenbewaarder heeft mishandeld of, subsidiair, beledigd door hem in het gezicht te spugen;
feit 4:een arrestantenbewaarder heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
Primair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 september 2018 tot en met 20 september 2018 te Almelo, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van alcoholische drank en/of (een) auto(sleutels) en/of geld en/of (een) goed(eren) van zijn, verdachtes, gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] of aan een derde, te weten aan (een) ander(en) dan aan hem, verdachte, toebehoorde, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte;
- die [slachtoffer 1] met kracht bij haar keel heeft vastgepakt/vastgehouden en/of
- op/tegen de elleboog, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft geslagen (met een ijzeren vliegenmepper) en/of
- een spiegel en/of kast, in elk geval enige goederen, van die [slachtoffer 1] heeft beschadigd en/of vernield en/of
- goederen tegen (het lichaam van) die [slachtoffer 1] heeft gegooid;
Subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 september 2018 tot en met 20 september 2018 te Almelo zijn moeder, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] , meermalen, althans eenmaal, met kracht bij haar keel vast te pakken/vast te houden en/of op/tegen haar elleboog, althans het lichaam, (met een ijzeren vliegenmepper) te slaan;
2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 20 september 2018 te Almelo opzettelijk en wederrechtelijk huisraad, te weten een kast en/of toetsenbord en/of tafel en/of pronkstukjes en/of spiegel en/of lampenvoet, in elk geval enige goederen, die/dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3
Primair
hij op of omstreeks 22 september 2018 te Borne, een ambtenaar, [slachtoffer 2] , arrestantenbewaarder bij Politie Nederland, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door in het gezicht van die [slachtoffer 2] te spugen;
Subsidiair
hij op of omstreeks 22 september 2018 te Borne opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] , arrestantenbewaarder bij Politie Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, heeft beledigd door in het gezicht van die [slachtoffer 2] te spugen en/of door hem de woorden toe te voegen: "kankerlijders" en/of "teringlijders", althans woorden en/of handelingen van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4
hij op of omstreeks 22 september 2018 te Borne [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (terwijl hij voornoemde [slachtoffer 2] aankeek) een snijdende beweging met zijn vinger langs zijn keel te maken en/of met zijn wijsvinger naar voren en duim omhoog een beweging te maken alsof hij met een pistool/wapen schoot, althans handelingen van gelijke dreigende aard of strekking;

3.De voorvragen

3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte ten aanzien van feit 1 primair, omdat dit een klachtdelict is en, hoewel er formeel een klacht aanwezig is, aangeefster materieel geen vervolging wenst.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt in het onderhavige geval uit het proces-verbaal opgemaakt door de hulpofficier van justitie naar aanleiding van de door aangeefster bij hem ingediende klacht voldoende dat de klachtgerechtigde een uitdrukkelijke vervolgingswens heeft, nu dat uitdrukkelijk in dat door aangeefster ondertekende stuk vermeld staat en die wens bovendien volgt uit wat in de aangifte (pagina 7-9), het proces-verbaal van wijkagent Nijhof van 21 september 2018 en de daarbij gevoegde WhatsApp-berichten tussen aangeefster en hem (pagina 10 – 24) en het proces-verbaal van de wijkagent van 23 september 2018 (pagina 25 en 26) is geschreven. In die stukken staat immers dat aangeefster zich gedwongen ziet aangifte te doen, dat zij ervan op de hoogte is gesteld dat dat dingen, waaronder aanhouding, in het werk zal stellen, dat zij wil dat de politie verdachte uit haar huis haalt en dat zij in paniek raakt bij de gedachte dat verdachte vrij zou komen.
De officier van justitie is dan ook ontvankelijk in de vervolging van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie ook overigens ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 subsidiair, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
feit 1 primair
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
feit 1 subsidiair
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft bedaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Aangeefster, mevrouw [slachtoffer 1] , is de moeder van verdachte. Zij heeft in haar aangifte van 21 september 2018 verklaard dat verdachte sinds eind juli 2018 erg agressief is en haar meermalen bij de keel heeft gepakt. In de aan de aangifte voorafgaande week heeft hij haar vier keer bij de keel gegrepen, hetgeen haar ontzettend veel pijn deed. Ook heeft zij verklaard dat verdachte haar toen met een ijzeren vliegenmepper heeft geslagen, ter hoogte van haar elleboog, hetgeen haar pijn deed.
Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat er al langer sprake was van problemen met verdachte. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij gezien heeft dat verdachte aangeefster een keer bij de keel greep. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij een wond aan de elleboog en krassen en striemen in de hals van aangeefster heeft gezien en van aangeefster heeft gehoord dat zij door verdachte bij haar keel was gegrepen en met de vliegenmepper was geraakt.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat is bewezen dat verdachte zijn moeder heeft mishandeld door haar meerdere keren bij de keel te grijpen en haar met een ijzeren vliegenmepper te slaan.
feit 2
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. Het dossier bevat geen bewijsmiddelen die de aangifte op dit punt ondersteunen.
feit 3
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat sprake kan zijn van mishandeling bij elke (hevig) onlust opwekkende gewaarwording. Vol in het gezicht spugen kan voor degene die bespuugd wordt een dergelijk onaangename fysieke ervaring zijn. [1] Deze hevige onlust blijkt uit de aangifte van verbalisant [slachtoffer 2] .
Verbalisant [slachtoffer 2] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij tijdens zijn werkzaamheden als arrestantenbewaarder door verdachte in het gezicht is gespuugd. Dit wordt door getuige [getuige 3] , de collega van aangever [slachtoffer 2] bevestigd. Aangever heeft verklaard dat hij volledig verrast was door het spugen van verdachte, dat hij bang was dat hij, door het speeksel van een harddruggebruiker in zijn gezicht te krijgen, misschien een ziekte had opgelopen en dat hij zijn gezicht wel dertig keer gewassen heeft.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte verbalisant [slachtoffer 2] tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn bediening vol in het gezicht heeft gespuugd, hetgeen voor de verbalisant een zeer onaangename fysieke ervaring en daarmee een mishandeling was.
feit 4
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 4 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. Het dossier bevat geen bewijsmiddelen die de op dit punt bovendien zeer summiere aangifte van verbalisant [slachtoffer 2] voldoende ondersteunen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij in de periode van 3 september 2018 tot en met 20 september 2018 te Almelo zijn moeder, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] , meermalen met kracht bij haar keel vast te pakken/vast te houden en tegen haar elleboog, met een ijzeren vliegenmepper te slaan;
3
hij op 22 september 2018 te Borne, een ambtenaar, [slachtoffer 2] , arrestantenbewaarder bij Politie Nederland, gedurende en de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door in het gezicht van die [slachtoffer 2] te spugen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair:
het misdrijf: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder;
feit 3 primair:
het misdrijf: mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

6.De strafbaarheid van verdachte

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde niet aan verdachte toegerekend kan worden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft eveneens bepleit dat het ten laste gelegde in het geheel niet aan haar cliënt toegerekend kan worden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van de Rapportage pro Justitia van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, Locatie: Pieter Baan Centrum (PBC) van 18 juli 2019. Hieruit blijkt onder andere het volgende. Bij verdachte is sprake van zeer ernstige, complexe en chronische psychopathologie, waarbij meerdere stoornissen ongunstig met elkaar interacteren. Er is sprake van schizofrenie en een stoornis in het gebruik van verschillende middelen, zoals cannabis, cocaïne en alcohol. Een eerder gediagnostiseerde persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische en antisociale trekken geeft de laatste jaren kleuring weer waarop de schizofrenie zich uit.
Ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten was betrokkene floride psychotisch, aangezien schizofrenie een chronische aandoening is en hij al jaren onverminderd psychotisch is. De doorwerking van de verschillende stoornissen van verdachte in de bewezen verklaarde feiten was dusdanig groot, waarbij het verdachte aan welke wilsvrijheid heeft ontbroken, dat de onderzoekers adviseren verdachte ontoerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde rapportage op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de conclusies met betrekking tot de toerekenbaarheid worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. Gelet daarop zal de rechtbank verdachte ontoerekeningsvatbaar verklaren. De rechtbank acht verdachte daarom niet strafbaar en zal hem ontslaan van alle rechtsvervolging.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt gelast.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de maatregel van terbeschikkingstelling niet kan worden opgelegd, omdat de volgens haar de strafbare feiten die bewezen zouden kunnen worden dat vanwege hun strafmaxima niet toestaan. Zij heeft (subsidiair) bepleit dat de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar wordt gelast.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Naar het oordeel van de rechtbank kan het bewezenverklaarde niet aan verdachte worden toegerekend. Daarom biedt de wet geen mogelijkheid om tot strafoplegging te komen. Wel kan de rechtbank verdachte een maatregel opleggen, namelijk die van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis of die van terbeschikkingstelling met of zonder dwangverpleging. Bij het beoordelen van de noodzaak tot oplegging van een maatregel en het bepalen van de vorm ervan houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Daarbij is het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling van zijn moeder door haar herhaaldelijk bij de keel te grijpen en haar met een metalen voorwerp te slaan. Ook heeft hij een arrestantenbewaarder recht in het gezicht gespuugd. Dat zijn op zichzelf ernstige feiten. Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij veelvuldig malen voor zowel gewelds- als vermogensdelicten is veroordeeld. Vastgesteld is dat verdachte onderhavige feiten heeft gepleegd onder invloed van zeer ernstige en langdurige psychiatrische problematiek.
Uit het hiervoor vermelde rapport van het PBC blijkt in aanvulling op het onder 6.3 reeds overwogene het volgende. Naast de reeds beschreven zeer ernstige, complexe en chronische psychopathologie stellen de onderzoekers bij verdachte een gebrek aan inzicht in zijn stoornissen en een gebrek aan inzicht in het ontstaan van eigen agressief gedrag vast. Ook zijn er geen beschermende factoren en is er weinig inzicht in de noodzaak van behandeling. De gedragsdeskundigen schatten de kans op recidive, reeds op korte termijn, als zeer groot met groot gevaar voor escalatie. Dat er niet eerder sprake is geweest van escalatie met nog ergere geweldsdelicten als gevolg, moet aan de sterke structuur van de omgeving waarin verdachte verbleef worden toegeschreven.
Vele langdurige behandelingen zijn tot op heden niet afdoende gebleken. Binnen de GGZ is verdachte niet meer behandelbaar wegens ernstige agressie en ook binnen detentiesettingen vormt verdachte een in de loop der jaren toenemend ernstig beheersrisico. Dat verdachte tijdens het ten laste gelegde verbleef bij zijn moeder, omdat zijn rechterlijke machtiging (RM) voortijdig was beëindigd daar hij niet langer te handhaven was binnen dat kader, onderstreept nog eens het gevaar dat van hem uitgaat. Verdachte dient behandeld te worden in een sterk gestructureerde, prikkelarme omgeving met zowel een hoog intern als extern beveiligingsniveau, waarbij de huidige medicatie dient te worden voortgezet en naar maximaal mogelijke dosering dient te worden ingesteld. De onderzoekers achten slechts terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege nog aangewezen.
De rechtbank stelt vast dat aan de voorwaarden voor oplegging van een TBS-maatregel met verpleging van overheidswege is voldaan. Verdachte wordt veroordeeld voor feiten waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Daarvan is sprake nu het strafmaximum dat geldt voor mishandeling als bedoeld in artikel 300 Sr, gelet op het bepaalde in artikel 304 Sr met een derde, een jaar, wordt verhoogd. Over verdachte is verder gerapporteerd door twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater. Zoals hiervoor vermeld, staat voldoende vast dat bij verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens als bedoeld in artikel 37a Sr en dat de kans op recidive en nog ernstiger geweldsdelicten groot is.
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van de TBS-maatregel eist. Om dezelfde reden zal de rechtbank de verpleging van overheidswege bevelen. Behandeling in een ander kader is niet langer mogelijk. De maatregel wordt opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, Sr.
Tot slot merkt de rechtbank op, zonder af te doen aan het vorenoverwogene en de noodzaak en gepastheid van de oplegging van de TBS-maatregel, dat het uitermate te betreuren valt dat in onderhavige zaak (uiteindelijk) een strafrechtelijk traject moest worden gevolgd om deze verdachte, die primair als psychiatrisch patiënt moet worden gezien en als zodanig zou moeten worden behandeld, een passend behandelkader te bieden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een bedrag van € 300,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder 3 ten laste gelegde.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gelet op het feit dat zij verdachte ontoerekeningsvatbaar acht, gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt afgewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft eveneens om afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging verzocht.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen. Hoewel kan worden vastgesteld dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten, vindt de rechtbank toewijzing van de vorderingen, gelet op het feit dat zij verdachte ontslaat van alle rechtsvervolging en de terbeschikkingstelling gelast, niet opportuun.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37b en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair:het misdrijf:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder;
feit 3:het misdrijf:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het onder 1 subsidiair en 3 primair bewezenverklaarde en ontslaat verdachte op die onderdelen van alle rechtsvervolging;
maatregel
- gelast dat veroordeelde
ter beschikkingwordt gesteld en beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege wordt
verpleegd;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 3): van een bedrag van € 300,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2018);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 300,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 6 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
-
wijst afde vordering tot
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Overijssel van 2 februari 2018 met parketnummer 08/134482-17 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van drie weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. A.M. Rikken en mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A.J.H. Muurmans, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 september 2019.
Buiten staat
Mr. V.P.K. van Rosmalen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2018429966 van 23 september 2018. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aangifte van 21 september 2018, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] (dossierpagina’s 07-08):
Plaats delict: (…) Almelo
Pleegdatum/tijd: Tussen zaterdag 7 juli 2018 (…) en vrijdag 21 september 2018 (…)
Op 7 of 8 juli 2018 kwam mijn zoon [verdachte] thuis vanuit de psychiatrische inrichting (…) Na ongeveer drie weken ging het helemaal mis (…) Hierdoor werd [verdachte] erg agressief (…) [verdachte] heeft mij meerdere malen bij mijn keel gegrepen (…).
De afgelopen week, ik bedoel dan van maandag tot nu vrijdag 21 september 2018, heeft [verdachte] mij vier keer bij mij keel gegrepen. De keren dat hij mij bij de keel greep deed het ontzettend veel pijn. [verdachte] heeft mij deze week ook met de vliegenmepper geslagen.
Deze vliegenmepper is van ijzer. Hij sloeg mij ter hoogte van mijn elleboog. Het botje in mijn elleboog doet nog steeds heel veel pijn.
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige van 22 september 2018, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van [getuige 1] (dossierpagina 27):
Een week of twee a drie geleden was ik in huis bij de moeder van [naam] en [verdachte] (…)
Ik zag dat hij zijn moeder met beide handen bij de keel pakte en haar in een stoel drukte.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige van 23 september 2018, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van [getuige 2] (dossierpagina 30):
Afgelopen week maandag de 17 september volgens mij, heb ik haar nog gesproken en gezien. Ik zag toen dat zij een wond op haar elleboog had en die had ze gekregen omdat ze geslagen was met een vliegenmepper door [verdachte] . (…) Ik heb ook gezien dat een week of twee daarvoor - voordat incident met de vliegenmepper - zij krassen en striemen had in haar hals. Rode strepen zeg maar, ze vertelde toen dat ze bij haar keel was gegrepen door [verdachte] .
4. Het proces-verbaal van aangifte van 22 september 2018, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] (dossierpagina’s 33-34):
Ik ben werkzaam als arrestantenbewaarder op het arrestantencomplex van de Politie Nederland aan de Hosbekkeweg la te Borne. Vandaag, zaterdag 22 september 2018 was ik bezig met de uitoefening van mijn functie. Ik was volledig in het opvallende politie uniform gekleed en was als zodanig duidelijk herkenbaar als politieambtenaar.
Deze verdachte betrof [verdachte] , geboren [geboortedatum] -1985.
Bij de cel aangekomen heb ik het luikje geopend. Het luikje bevind zich op ooghoogte van zowel mij als de verdachte. Door middel van dit luikje kunnen wij "face to face" communiceren. Ik keek hem aan en voordat ik het in de gaten had zag ik dat de verdachte in mijn richting spuugde. Ik voelde de spuug op mijn gezicht terechtkomen. Ik voelde dat de spuug op mijn gezicht zat. Ik was helemaal verbouwereerd en wist niet wat me overkwam. Dit voorval is voor mij een hevige, onlust veroorzakende, gewaarwording. Ik heb het luikje dichtgedaan en ben naar onze centraal post gelopen om mijn gezicht te wassen.
Ik vind het zeer vies als iemand mij in mijn gezicht spuugt. Wij werken hier met arrestanten, en sommige arrestanten hebben soms een overdraagbare ziekte of zijn harddrugsgebruiker. Ik weet van deze verdachte dat het een harddrugsgebruiker is en mogelijk heeft hij ook wel een ziekte onder de leden. Ik ben hier dan ook bang voor aangezien ik vol in mijn gezicht ben gespuugd. Ik voel mij hierdoor vies, en heb direct mijn gezicht gewassen. Ik ben erg onder de indruk van dit voorval. Tussen het voorval en nu heb ik misschien mijn gezicht al wel 30xgewassen.
5. Het proces-verbaal van verhoor getuige van 22 september 2018, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van [getuige 3] (dossierpagina 35):
Toen wij bij de cel aankwamen zag ik dat [slachtoffer 2] het luikje opendeed om de arrestant te woord te staan. Hierop begon de arrestant weer te schelden met woorden als "kankerlijders" en hij spuugde toen ineens. Ik zag dat [slachtoffer 2] rustig bleef en ik hoorde de arrestant meerdere malen spuugde en ik zag dat [slachtoffer 2] in zijn gezicht was gespuugd. Ik zag dat [slachtoffer 2] het luikje dicht deed en zijn gezicht ging wassen in de centraalpost.

Voetnoten