Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1:441 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van [gedaagde 1] ,
1.De procedure
- de (afzonderlijke) dagvaarding(en),
- het mailbericht van mevrouw [A] , werkzaam bij MedexZorg van
- de mondelinge behandeling d.d. 16 september 2019, waar [eiseres] niet is verschenen, maar zich heeft laten vertegenwoordigen door haar zonen [C] en [D] , bijgestaan door mr. G.J. Ligtenberg, kantoorgenoot van
2.De beoordeling
[eiseres] het gevorderde tegen [gedaagde 2] ingetrokken. De vorderingen gericht tegen [gedaagde 2] liggen derhalve niet meer ter beoordeling voor.
artikel 444 Rv) worden toereikend geacht, zodat [eiseres] bij een afzonderlijke machtiging geen belang heeft.
13 september 2019 zou kunnen worden afgeleid dat partijen hebben afgesproken dat de proceskosten geheel voor rekening van [eiseres] komen, maar deze afspraak is tijdens de mondelinge behandeling van de zijde van [eiseres] betwist. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat de afspraak niet is komen vast te staan. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om MedexZorg in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde 1] als de in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de proceskosten van [eiseres] . Deze worden begroot op € 396,02 aan verschotten (€ 99,02 dagvaarding en
€ 297,-- griffierecht) en € 980,-- aan salaris van de advocaat. Ondanks dat dit geding van familierechtelijke aard is, wordt in dit geval geen aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. In dit verband acht de voorzieningenrechter van belang dat van de zijde van [eiseres] ter zitting onweersproken is gesteld dat [gedaagde 1] op maandagochtend 16 september 2019 de woning van [eiseres] (nog) niet had verlaten, terwijl uit het eerdergenoemde mailbericht van 13 september 2019 volgt dat is afgesproken dat [gedaagde 1] de woning van [eiseres] voor 16 september 2019 zou verlaten.
3.De beslissing
[gedaagde 1] ,
[gedaagde 1] om binnen twee (2) dagen na betekening van dit vonnis de woning cum annexis aan [adres] te [plaats 2] te verlaten met medeneming van de persoonlijke eigendommen van [gedaagde 1] ,
[gedaagde 1] in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot op heden begroot op
€ 1.376,02,