Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[gedaagde 2]
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft ILG Food Group B.V. (hierna: ILG) een kort geding aangespannen tegen gedaagde 1, die een franchiseovereenkomst met ILG had. De procedure vond plaats op 10 juli 2019, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. ILG vorderde dat gedaagde 1 de franchiseovereenkomst zou nakomen tot 1 december 2019, terwijl gedaagde 1 stelde dat de overeenkomst rechtsgeldig was beëindigd per 1 juli 2019. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de opzegging door gedaagde 1 abrupt was en dat dit ILG in een moeilijke positie heeft gebracht. De rechter oordeelde dat de beëindiging van de overeenkomst per 1 juli 2019 onredelijk was en dat deze pas per 1 oktober 2019 zou ingaan. Dit gaf ILG meer tijd om zich voor te bereiden op de gevolgen van het vertrek van gedaagde 1. De rechter heeft gedaagde 1 bevolen om tot 1 oktober 2019 de verplichtingen uit de franchiseovereenkomst na te komen, met een dwangsom voor het geval van niet-nakoming. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij haar eigen kosten draagt.