ECLI:NL:RBOVE:2019:3345

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 augustus 2019
Publicatiedatum
24 september 2019
Zaaknummer
7920770 \ CV EXPL 19-2568
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning wegens overlast door de huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 20 augustus 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Almelo's Woningstichting "Beter Wonen" en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. Beter Wonen vorderde de ontruiming van de woning van [gedaagde] wegens herhaaldelijke overlast die door hem zou zijn veroorzaakt. De huurder huurt sinds 15 april 2016 een woning van Beter Wonen en is in gebreke gebleven in zijn verplichtingen als huurder, zoals vastgelegd in de Algemene Huurvoorwaarden. Beter Wonen ontving sinds maart 2019 meerdere meldingen van overlast van omwonenden, waaronder schreeuwen, harde muziek en het niet onderhouden van de tuin.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 augustus 2019 heeft [gedaagde] erkend overlast te hebben veroorzaakt, maar stelde dat dit te maken had met persoonlijke omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat, ondanks deze omstandigheden, de overlast voor omwonenden niet gerechtvaardigd was. De rechter concludeerde dat de huurder zich niet als een goed huurder heeft gedragen en dat de wanprestatie ernstig genoeg was om de vordering tot ontruiming toe te wijzen. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op drie weken, en [gedaagde] werd veroordeeld in de proceskosten van Beter Wonen, die op dat moment € 704,06 bedroegen.

De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de ontruiming kan plaatsvinden voordat de uitspraak in hoger beroep is behandeld. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders en de mogelijkheid voor verhuurders om juridische stappen te ondernemen bij ernstige overlast.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 7920770 \ CV EXPL 19-2568
Vonnis in kort geding van 20 augustus 2019
in de zaak van
de stichting
ALMELOSE WONINGSTICHTING "BETER WONEN",
gevestigd en kantoorhoudende te Almelo,
eisende partij, hierna te noemen Beter Wonen,
gemachtigden: mr. K.E.M. Wigger en J.G. van het Laar, werkzaam bij Wigger Van het Laar Gerechtsdeurwaarders en incasso te Almelo (hierna: Wigger Van het Laar),
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de mondelinge behandeling op 14 augustus 2019, waar Beter Wonen, vertegenwoordigd door mevrouw [A] en de heer [B] , beiden werkzaam bij
Beter Wonen, en bijgestaan door mevrouw [C] , werkzaam bij Wigger Van het Laar, en [gedaagde] zijn verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 15 april 2016 voor onbepaalde tijd een woning met aanhorigheden aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning) van
Beter Wonen.
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden 11 december 2013 van Beter Wonen van toepassing (hierna: AV). In de AV staat onder meer het volgende:
“(…)
Artikel 6 De algemene verplichtingen van huurder
(…)
3. Huurder zal het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals een goed huurder betaamt.
(…)
6. Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden. (…)”
2.3.
Beter Wonen en de politie ontvangen sinds maart 2019 meldingen van buren/omwonenden van overlast door [gedaagde] .

3.Het geschil

3.1.
Beter Wonen vordert - samengevat - [gedaagde] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en te verlaten en deze ter vrije beschikking van Beter Wonen te stellen en te laten, zulks op kosten van [gedaagde] , met veroordeling van [gedaagde] in de (na)kosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een ingrijpende en meestal onomkeerbare maatregel is. Gezien de ernst van de gevolgen voor de betrokken huurder(s) kan daarom een ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening slechts worden uitgesproken, indien het voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter (wanneer zijn oordeel wordt gevraagd) de huurder tot ontruiming zal veroordelen.
4.2.
[gedaagde] heeft ter zitting erkend dat hij overlast heeft veroorzaakt. Dit komt volgens hem omdat hij zijn zoon al geruime tijd niet ziet. Hoewel het voorstelbaar is dat het voor [gedaagde] moeilijk is dat hij zoon al langere tijd niet ziet en dat dit van invloed is op zijn gemoedstoestand, vormt dit naar het oordeel van de kantonrechter geen rechtvaardiging voor het veroorzaken van overlast voor omwonenden. Uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt dat er sprake is van herhaaldelijk ernstige overlast voor omwonenden en dat dit ook al geruime tijd het geval is. Uit de meldingen komt naar voren dat er al (ongeveer) anderhalf jaar sprake is van overlast. De overlastmeldingen betreffen het hard en veel schreeuwen, gillen, schelden, harde muziek, het vaak hard slaan/bonken met voorwerpen op muren, een ingeslagen ruit van een deur aan de achterkant van de woning, het niet onderhouden van de tuin en het plaatsen van troep in de tuin, waardoor er ook hinder wordt ondervonden van ongedierte (muizen). Het verweer dat de meeste overlastmeldingen komen van de buren die wonen op nummer 82 en dat hij zich ook aan deze buren stoort, overtuigt niet. Immers over het algemeen zullen direct naastgelegen buren als eerste worden geconfronteerd met de overlast als waar in deze zaak sprake van is. Het is dan ook niet onbegrijpelijk dat de meeste meldingen van hen afkomstig (zouden) zijn. Nu de meldingen (grotendeels) zijn geanonimiseerd is dat niet geheel duidelijk, maar uit het dossier blijkt wel dat er meer meldingen afkomstig zijn van dezelfde omwonende(n), doch er zijn ook meldingen van overlast door (een) andere omwonende(n) geregistreerd. Uit het dossier blijkt ook dat er andere instanties, zoals de politie, zijn ingeschakeld. Bovendien hebben Beter Wonen en de politie op diverse momenten en manieren geprobeerd om met [gedaagde] in contact te komen, maar dit is niet gelukt dan wel heeft niet geleid tot het gewenste resultaat. Verder dan een (poging tot) een gesprek via de brievenbus en een raam is het in eerste instantie niet gekomen. Eerst op 23 april 2019 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen enerzijds Beter Wonen, met mevrouw [C] en twee wijkagenten en anderzijds [gedaagde] . [gedaagde] heeft niet (voldoende) betwist dat hij hen niet in de woning wilde laten. [gedaagde] heeft betwist dat er is afgesproken dat hij zou bellen om een afspraak te maken wanneer Beter Wonen de woning zou kunnen inspecteren. Hij stelt dat hij heeft begrepen dat Beter Wonen contact met hem zou leggen. Wat hier ook van zij, uit het dossier blijkt voldoende dat Beter Wonen ook na het gesprek op 23 april 2019 opnieuw heeft geprobeerd in contact te komen met [gedaagde] . Zo heeft Beter Wonen hem op 3 mei 2019 een brief gestuurd. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] daarop heeft gereageerd. Alles overziende is de kantonrechter van oordeel dat Beter Wonen [gedaagde] genoeg kansen heeft geboden. De stelling van [gedaagde] dat hij zijn leven na de beoordeling in het kader van het al dan niet verstrekken van een rechterlijke machtiging voor een gedwongen opname op 24 mei 2019 heeft gebeterd, doet aan het voorgaande niet af. Uit de stukken kan weliswaar worden afgeleid dat het (iets) rustiger is, maar dat doet er niet aan af dat er op
14 juli 2019 opnieuw een melding van overlast is geweest.
4.3.
Gezien het voorgaande is voldoende aannemelijk dat [gedaagde] zich niet als een goed huurder heeft gedragen zoals bedoeld in artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en dat hij in het bijzonder de artikelen 6.3. en 6.6. van de AV heeft geschonden. De wanprestatie is zodanig ernstig, dat, ook als in aanmerking wordt genomen dat het recht op wonen een essentiële bestaansvoorwaarde is, aannemelijk is dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden. De vordering tot ontruiming komt dan ook voor toewijzing in aanmerking. De kantonrechter ziet in de persoonlijke omstandigheden wel aanleiding de ontruimingstermijn op drie weken te stellen.
4.4.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Beter Wonen worden tot op heden begroot op
€ 704,06, waaronder € 480,-- wegens het salaris van de gemachtigde, en begroot de nakosten op € 120,--.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie (3) weken na betekening van het vonnis de woning met aanhorigheden aan de [adres] te [plaats] te ontruimen en te verlaten en de woning ter vrije beschikking van Beter Wonen te stellen en te laten, dit alles op kosten van [gedaagde] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van Beter Wonen begroot op € 704,06, waaronder € 480,-- wegens het salaris van de gemachtigde, en begroot de nakosten op € 120,-- (0,5 punt x liquidatietarief met een maximum van € 120,--);
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.J. Koopmans, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2019.