ECLI:NL:RBOVE:2019:3486

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 oktober 2019
Publicatiedatum
3 oktober 2019
Zaaknummer
08/770190-18, 08/730233-18, 08/177633-17, 08/014592-17, 08/156407-17, 18/129060-17 (alle zaken ter terechtzitting gevoegd), alsmede 08/730367-16 (tul) en 08/730503-17 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor aanranding, mishandeling, schennis van de eerbaarheid en inbraak met gevangenisstraf en TBS-maatregel

Op 3 oktober 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 28-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden en terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. De man werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder de aanranding van een dertienjarig meisje in juli 2018, waarbij hij ook de vader van het meisje mishandelde. Naast de aanranding was de man verantwoordelijk voor twee mishandelingen, driemaal schennis van de eerbaarheid en een inbraak. De rechtbank oordeelde dat de man, ondanks zijn ontkenning, wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten, ondersteund door getuigenverklaringen en DNA-bewijs. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de psychische problematiek van de verdachte, die een licht verstandelijke beperking en een persoonlijkheidsstoornis vertoonde. De rechtbank concludeerde dat de veiligheid van anderen in het geding was en dat behandeling noodzakelijk was om recidive te voorkomen. De man werd ook verplicht om bijna 6000 euro schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/770190-18, 08/730233-18, 08/177633-17, 08/014592-17, 08/156407-17, 18/129060-17 (alle zaken ter terechtzitting gevoegd), alsmede 08/730367-16 (tul) en 08/730503-17 (tul) (P)
Datum vonnis: 3 oktober 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1991 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in P.I. Flevoland, HvB Almere Binnen,
Caissonweg 2 te Almere.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 januari 2019, 9 april 2019, 1 juli 2019 en 19 september 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.Y. Huang en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. R.W. Hoevers, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08/770190-18
feit 1:[slachtoffer 1] heeft aangerand;
feit 2:[slachtoffer 2] heeft mishandeld;
feit 3:een ruit van [slachtoffer 3] heeft vernield;
feit 4:schennis van de eerbaarheid heeft gepleegd;
parketnummer 08/730233-18
[slachtoffer 4] heeft mishandeld;
parketnummer 08/177633-17
[slachtoffer 5] heeft mishandeld;
parketnummer 08/014592-17
schennis van de eerbaarheid heeft gepleegd;
parketnummer 08/156407-17
schennis van de eerbaarheid heeft gepleegd;
parketnummer 18/129060-17
in een woning aan [adres 1] in Sneek heeft ingebroken.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08/770190-18
1.
hij op of omstreeks 21 juli 2018 te Enschede,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten door
de slaapkamer van nader te noemen [slachtoffer 1] te betreden en/of (vervolgens)
de deken van het lichaam van die [slachtoffer 1] af te trekken en/of (daarbij) op het
lichaam van die [slachtoffer 1] is gaan liggen en/of (vervolgens)
op het lichaam van die [slachtoffer 1] is gaan zitten en/of (daarbij) (krachtig) aan
de onderbroek van die [slachtoffer 1] te trekken
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten:
het onverhoeds zoenen op/tegen de hals/nek van die [slachtoffer 1] en/of
op het (deels ontklede) lichaam van die [slachtoffer 1] te gaan liggen en/of zitten;
2.
hij op of omstreeks 21 juli 2018 te Enschede,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] één of meermalen
krachtig op/tegen de benen te schoppen en/of te trappen en/of (vervolgens)
één of meermalen met gebalde vuist(en) krachtig in/tegen het gezicht te slaan
en/of te stompen;
3.
hij op of omstreeks 21 juli 2018 te Enschede,
opzettelijk en wederrechtelijk
een ruit van een toegangsdeur, van een woning gelegen op/aan [adres 2]
, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te
weten aan [naam 1] en/of [slachtoffer 3] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 05 juni 2018 te Enschede
de eerbaarheid heeft geschonden
op een niet openbare plaats, te weten in een portiek van een woning, gelegen
op/aan [adres 3] , terwijl een ander, te weten [aangeefster 1] ,
daarbij zijns/haars ondanks tegenwoordig was,
door nadat de centrale toegangsdeur van voornoemd portiek door die [aangeefster 1]
was geopend eveneens voornoemd portiek te betreden en/of (vervolgens) zijn
geslachtsdeel te ontbloten en/of (vervolgens) vast te pakken en/of te tonen
aan die [aangeefster 1] ;
parketnummer 08/730233-18
hij op of omstreeks 13 juni 2018 te Enschede,
[slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4]
(met kracht) in/op/tegen het hoofd/gezicht te slaan en/of te stompen;
parketnummer 08/177633-17
hij op of omstreeks 27 juli 2017 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
[slachtoffer 5] (ambulant begeleider bij [stichting] ) heeft mishandeld
door met kracht met zijn been en/of voet in/tegen de rug, althans tegen het
lichaam van die [slachtoffer 5] te trappen en/of schoppen;
parketnummer 08/014592-17
hij op of omstreeks 26 augustus 2016 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
de eerbaarheid heeft geschonden
op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op/nabij
een binnenplaats, gelegen aan de achterzijde van en/of behorende bij de
woningen aan de [adres 4] ,
door zijn geslachtsdeel te ontbloten en/of te tonen en/of (vervolgens)
zichzelf te masturberen;
parketnummer 08/156407-17
hij op of omstreeks 4 augustus 2017 te Enschede,
de eerbaarheid heeft geschonden
op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten in een
Snooker- en Poolcentrum (gelegen aan [adres 5] ),
door zijn geslachtsdeel te ontbloten en/of te tonen en/of (vervolgens)
zichzelf te bevredigen;
parketnummer 18/129060-17
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2009 tot en met 2 augustus 2009
te Sneek tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning
[adres 1] heeft weggenomen een hoeveelheid (contant) geld
(van in totaal ongeveer 3500 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [aangeefster] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen geld/goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Parketnummer 08/770190-18
Feit 1:
Op 21 juli 2018 is de dertienjarige [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) in het appartement waar haar vader woont blijven slapen en in haar bed aangerand. Een man is de kamer waar zij sliep binnen gekomen, is op haar gaan liggen, heeft haar in haar nek/hals gekust en geprobeerd haar onderbroek uit te doen. De vader van [slachtoffer 1] is op het geroep van zijn dochter af gekomen en heeft gezien dat een man uit de kamer van zijn dochter kwam. Vader heeft deze man herkend als de bewoner van kamer vier. Het DNA-profiel van verdachte is aangetroffen in de nek/hals van [slachtoffer 1] . Verdachte ontkent dat hij [slachtoffer 1] heeft aangerand. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 1] hem op oneerbare wijze heeft benaderd.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan. De aangifte wordt op essentiële onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen. De verklaring van verdachte dat [slachtoffer 1] hem op oneerbare wijze heeft benaderd acht de rechtbank in het licht van die bewijsmiddelen onaannemelijk.
Feiten 2 en 3:
De rechtbank is evenals de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van deze ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 14 januari 2019;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 21 juli 2018, pagina’s 96 en 97;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 7 september 2018, pagina’s 99 en 100.
Feit 4
Op 5 juni 2018 werd aangeefster [aangeefster 1] bij thuiskomst in het portiek van haar flat aangesproken door een man die zijn geslachtsdeel in zijn hand had. Deze man heeft daarbij kenbaar gemaakt dat hij de nieuwe bewoner was van nummer [adres 2] . [aangeefster 1] is vervolgens haar woning in gevlucht en heeft direct [getuige 1] geappt over het voorval. Op 21 juli 2018 heeft [aangeefster 1] [getuige 1] geappt dat deze man iemand uit de flat heeft aangerand en is aangehouden. Op 24 juli 2018 heeft [aangeefster 1] naar aanleiding van een buurtonderzoek in verband met de gebeurtenissen op 21 juli 2018 (waaronder de aanranding van [slachtoffer 1] ), waarover [aangeefster 1] had gehoord dat verdachte daarvoor was aangehouden, tegenover de politie verklaard wat haar op 5 juni 2018 met verdachte was overkomen. Gelet op de aangifte, de verklaring van de getuige en het proces-verbaal van bevindingen is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
4.3.2
Parketnummer 08/730233-18
De rechtbank is evenals de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [2] :
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 14 januari 2019;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 13 juni 2018, pagina’s 3 en 4.
4.3.3
Parketnummer 08/177633-17
De rechtbank is evenals de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [3] :
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 14 januari 2019;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 2 augustus 2017, pagina’s 3 tot en met 5.
4.3.4
Parketnummer 08/014592-17
Op 26 augustus 2016 zaten aangeefsters, de zussen [aangeefster 2] en [aangeefster 3] , op het dakterras van een woning aan [adres 4] . Terwijl zij daar zaten zagen zij een voor hen onbekende man op een fiets rondhangen op de binnenplaats. Aangeefster [aangeefster 2] heeft gezien dat de man zijn penis uit de broek haalde. Beide aangeefsters hebben gezien dat verdachte zichzelf aan het aftrekken was. [aangeefster 3] heeft hier foto’s van gemaakt. Verdachte heeft zichzelf bij de politie herkend als de man die op de door [aangeefster 3] gemaakte foto staat. Verdachte heeft ter terechtzitting van 14 januari 2019 verklaard dat hij zijn piemel heeft laten zien.
Gelet op de aangiftes en de verklaring van verdachte is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
4.3.5
Parketnummer 08/156407-17
Op 4 augustus 2017 wordt [getuige 2] , de eigenaar van het Snooker- en Poolcentrum, gebeld door een van zijn werknemers dat een man die hij eerder had aangesproken wederom in de rookruimte van het Snooker- en Poolcentrum aanwezig was. Hierop heeft [getuige 2] met zijn vrouw camerabeelden live uitgekeken en zagen zij dat de man zich aan het masturberen was. Verbalisanten zien dezelfde handelingen op de camerabeelden. Zij hebben ook gezien dat de man zijn geslachtsdeel uit zijn onderbroek en broek haalde en dat dit stijf was. Ook aangeefster [aangeefster 4] heeft gezien dat de man op en neer gaande bewegingen maakte met zijn hand. Verdachte heeft verklaard dat hij op 4 augustus 2017 in het Snooker- en Poolcentrum is geweest.
Gelet op de aangifte, de verklaring van de getuige en de beschrijving van de camerabeelden door verbalisanten is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
4.3.6
parketnummer 18/129060-17
[aangeefster] (hierna: [aangeefster] ) heeft aangifte gedaan van inbraak. [aangeefster] heeft verklaard dat er in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 2 augustus 2009 is ingebroken in zijn woning aan [adres 1] te Sneek. [aangeefster] heeft verklaard dat er een geldbedrag van tussen de € 2.900,-- en € 3.500,--, bestaande uit biljetten van 100 euro, alsmede enkele rolletjes losgeld, is weggenomen uit een broodtrommeltje. [aangeefster] heeft verder verklaard dat er een glazen bierpul is weggenomen die gevuld was met twee-euromunten.
Naar aanleiding van deze inbraak is er door de politie in en om de woning een onderzoek ingesteld en is bloed op de vensterbank aan de binnenkant van het inklimraam in de keuken bemonsterd en voor nader onderzoek naar het NFI gestuurd. Vergelijking met het DNA-profiel van verdachte, dat op 15 februari 2017 in de DNA-databank is opgenomen, leverde een match op met dit bloedspoor.
Gelet op de aangifte en de DNA-match van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het feit wettig en overtuigend bewezen is.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor en in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
parketnummer 08/770190-18
1.
hij op 21 juli 2018 te Enschede, door geweld en een andere feitelijkheid, te weten door de slaapkamer van nader te noemen [slachtoffer 1] te betreden en vervolgens de deken van het lichaam van die [slachtoffer 1] af te trekken en daarbij op het lichaam van die [slachtoffer 1] te gaan liggen en vervolgens op het lichaam van die [slachtoffer 1] te gaan zitten en daarbij aan de onderbroek van die [slachtoffer 1] te trekken [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten:
het onverhoeds zoenen op de hals/nek van die [slachtoffer 1] en op het deels ontklede lichaam van die [slachtoffer 1] te gaan liggen en zitten;
2.
hij op 21 juli 2018 te Enschede, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] meermalen tegen de benen te schoppen en/of te trappen en vervolgens meermalen met gebalde vuist krachtig in/tegen het gezicht te slaan;
3.
hij op 21 juli 2018 te Enschede, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een toegangsdeur, van een woning gelegen aan [adres 2] , die aan [naam 1] en/of [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft vernield;
4.
hij op 05 juni 2018 te Enschede, de eerbaarheid heeft geschonden op een niet openbare plaats, te weten in een portiek van een woning, gelegen aan [adres 3] , terwijl een ander, te weten [aangeefster 1] , daarbij haars ondanks tegenwoordig was, door nadat de centrale toegangsdeur van voornoemd portiek door die [aangeefster 1] was geopend eveneens voornoemd portiek te betreden en vervolgens zijn geslachtsdeel te ontbloten en vervolgens vast te pakken en te tonen aan die [aangeefster 1] ;
parketnummer 08/730233-18
hij op 13 juni 2018 te Enschede, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] met kracht in het gezicht te stompen;
parketnummer 08/177633-17
hij op 27 juli 2017 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), [slachtoffer 5] (ambulant begeleider bij [stichting] ) heeft mishandeld door met kracht met zijn been en/of voet in/tegen de rug, van die [slachtoffer 5] te trappen en/of te schoppen;
parketnummer 08/014592-17
hij op 26 augustus 2016 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op een binnenplaats, gelegen aan de achterzijde van en behorende bij de woningen aan de [adres 4] , door zijn geslachtsdeel te ontbloten en te tonen en vervolgens te masturberen;
parketnummer 08/156407-17
hij op 4 augustus 2017 te Enschede, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten in een Snooker- en Poolcentrum (gelegen aan [adres 5] ), door zijn geslachtsdeel te ontbloten en te tonen en vervolgens zichzelf te bevredigen;
parketnummer 18/129060-17
hij in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 2 augustus 2009 te Sneek, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de woning aan [adres 1] heeft weggenomen een hoeveelheid contant geld van in totaal ongeveer 3500 euro, toebehorende aan [aangeefster] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 239, 246, 300, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08/770190-18
feit 1:het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 2:het misdrijf: mishandeling;
feit 3:het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 4:het misdrijf: schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is;
parketnummer 08/730233-18
het misdrijf: mishandeling;
parketnummer 08/177633-17
het misdrijf: mishandeling;
parketnummer 08/014592-17
het misdrijf: schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;
parketnummer 08/156407-17
het misdrijf: schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;
parketnummer 18/129060-17
het misdrijf: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, alsmede tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: de TBS-maatregel).
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de wenselijkheid van het opleggen van de TBS-maatregel - gelet op de inhoud van het dossier - genoegzaam is gebleken.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten. Hij heeft betrokken aangevers en getuigen in situaties gebracht waarin zij zich zeer onveilig voelden, dan wel waarin zij met (onverhoeds) geweld van verdachte werden geconfronteerd. Met name de gebeurtenissen op 21 juli 2018, toen verdachte zich eerst schuldig maakte aan aanranding van een dertienjarig meisje, in haar bed, gevolgd door fors geweld tegen de vader die haar te hulp schoot en de vernieling van een ruit omdat verdachte terug wilde in de woning waar vader en dochter zich bevonden, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. De situatie moet voor aangevers bijzonder angstaanjagend zijn geweest. Door zijn handelen heeft verdachte het jonge slachtoffer bovendien ernstig aangetast in haar lichamelijke integriteit. Slachtoffers van dergelijke feiten ondervinden niet alleen pijn en letsel, maar gaan vaak nog lang gebukt onder de (psychische) gevolgen daarvan.
Naast dit feit heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan nog twee mishandelingen, driemaal het plegen van schennis van de eerbaarheid en een inbraak. Ook de slachtoffers van deze mishandelingen zijn onverhoeds aangevallen en aangetast in hun gevoelens van veiligheid.
Verschillende personen zijn bovendien ongewenst getuige geweest van de schennisplegingen door verdachte, hetgeen zij blijkens hun verklaringen als zeer onprettig hebben ervaren. Het gedrag van verdachte is hinderlijk en het kan zelfs beangstigend zijn om met dergelijke handelingen te worden geconfronteerd, met name op de late avond in een portiek, zoals één van de aangeefsters heeft moeten ondervinden. Verdachte heeft met zijn handelen geen rekening gehouden met deze gevoelens van anderen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een inbraak, hetgeen naast gevoelens van onveiligheid materiële schade voor het slachtoffer met zich mee heeft gebracht. De rechtbank zal evenwel rekening houden met de omstandigheid dat de inbraak een relatief oud feit betreft.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 11 september 2019;
- een Pro Justitia rapport van 26 september 2018, opgemaakt door J. Yntema, psycholoog;
- een Pro Justitia rapport van 13 september 2019 van het NIFP locatie Pieter Baan Centrum (PBC), opgemaakt door A. Witvliet, psycholoog en J.G. Laheij, psychiater;
- een reclasseringsadvies van 17 september 2019, opgemaakt door M. van Wilsum, reclasseringswerker en een tweetal (oudere) rapporten van 5 oktober 2017 en 12 december 2017.
Verdachte is geobserveerd in het PBC. De psycholoog en de psychiater van het PBC zijn van oordeel dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke ontwikkelingsstoornis. Tevens is er sprake van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Tenslotte is er ook sprake van een ongespecificeerde parafile stoornis. De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en de ziekelijk stoornis zijn tijdens alle ten laste gelegde feiten aanwezig geweest.
Blijkens de rapportage is verdachte voornamelijk gericht op zijn eigen lustbevrediging. Door zijn cognitieve beperkingen zal verdachte in sociale situaties snel overvraagd worden, overprikkeld raken en het overzicht en de controle verliezen. Verdachte heeft slechts beperkte coping vaardigheden om zichzelf enigszins staande te kunnen houden en zal problemen gebruikelijk bagatelliseren, externaliseren en de ander devalueren of agressief benaderen. Er is vanuit de persoonlijkheidsstoornis sprake van een extreme krenkbaarheid met een gestoorde emotie- en agressieregulatie wat zich in de sociale interactie doorlopend laat zien in prikkelbaarheid, snel oplopende woede en heftige impulsdoorbraken met acting out van agressie naar de omgeving. Verdachte is daarbij vrijwel volledig impuls gestuurd en kent, niet gehinderd door een gebrek aan empathie en gewetensontwikkeling, maar weinig remming in zijn gedragingen. Verdachte kan daarbij consequenties van zijn gedrag op de korte termijn maar beperkt inschatten en op de lange termijn niet of nauwelijks overzien. Het ontbrekend ziektebesef en de krenkbaarheid vanuit de persoonlijkheidsstoornis maakt dat verdachte elke oorzaak buiten zichzelf legt en er geen (duurzame) motivatie is tot behandeling en begeleiding van zijn problematiek. Er is derhalve zowel op korte als lange termijn een hoge recidivekans.
Om het recidiverisico op geweld en zedendelicten te kunnen verlagen is het noodzakelijk dat verdachte behandeling ondergaat. Complicerend is dat verdachte onvoldoende gemotiveerd is voor behandeling en zich in het verleden niet voor langere tijd heeft kunnen committeren aan een behandeling. Tegelijker tijd zal de complexiteit van de verstandelijke ontwikkelingsstoornis in combinatie met de forse persoonlijkheidsstoornis de kans op een goed verlopende behandeling in een vrijwillig kader verder verkleinen. Wanneer hier aan toe wordt gevoegd dat verdachte geen inbedding heeft in een helpend sociaal netwerk en er in een behandeltraject sprake moet zijn van een hoog beveiligingsniveau, komt alleen een TBS maatregel met dwang naar voren als een reële optie tot vermindering van recidive. Geadviseerd wordt om verdachte de ten laste gelegde feiten – met uitzondering van de woninginbraak uit 2009 – verminderd toe te rekenen en om verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op te leggen.
De rechtbank neemt de conclusies van de rapporteurs met betrekking tot de verminderde toerekeningsvatbaarheid over en maakt deze tot de hare.
De reclassering adviseert, gelet op de PBC-rapportage, eveneens tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Wat betreft de vraag welke straf en/of maatregel passend en geboden is, overweegt de rechtbank, dat bij verdachte sprake is van zeer ernstige problematiek. De door verdachte gepleegde ernstige strafbare feiten vloeien daaruit voort. Uit de documentatie van verdachte blijkt een zorgelijk patroon van met name gewelds- en zedendelicten, waarbij de delict-frequentie en ernst lijken toe te nemen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een (ernstig) misdrijf zal plegen indien verdachte voor deze problematiek niet wordt behandeld.
In aanmerking nemende de rapportages van de deskundigen, is naar het oordeel van de rechtbank terbeschikkingstelling met dwangverpleging het enige kader dat toereikend is voor de vereiste behandeling van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eisen. De algemene veiligheid van personen vereist gelet op het vorenstaande ook dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd.
De maatregel ziet op de door verdachte begane feiten misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en waarbij sprake is van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Daarnaast acht de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden. De bewezenverklaarde feiten, die verdachte deels zijn toe te rekenen, zijn zeer ingrijpend geweest voor de slachtoffers, zoals hiervoor reeds uiteen is gezet. Daarop kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van genoemde duur.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
- benadeelde partij [slachtoffer 1]
[naam 2] , heeft zich namens [slachtoffer 1] , als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.480,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- bh € 20,00;
- onderbroek € 5,00;
- weekendje weg € 105,00.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1.350,00 gevorderd.
- benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 684,04, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- dekbedovertrek € 20,95;
- hoeslaken € 2,49;
- paracetamol € 0,99;
- telefoonkosten € 5,00;
- gederfde inkomsten € 120,13;
- reiskosten € 29,48;
- parkeerkosten € 5,00.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 500,00 gevorderd.
- benadeelde partij [aangeefster 3]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 472,56, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- houten planken € 96,80;
- omheining balkon € 175,76.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 200,00 gevorderd.
- benadeelde partij [aangeefster]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 5.461,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- inbraakschade € 3.600,00.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 500,00 gevorderd.
Tevens vordert de benadeelde partij om verdachte te veroordelen in zijn advocaatkosten ter hoogte van € 1.361,25.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van
[slachtoffer 2] en [aangeefster] goed zijn onderbouwd en geheel kunnen worden toegewezen. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de kosten van het ondergoed en het smartengeld toewijsbaar zijn en dat benadeelde voor het overige deel niet-ontvankelijk in haar vordering verklaard moet worden. Ten aanzien van de vordering van [aangeefster 3] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het smartengeld kan worden toegewezen, en dat de benadeelde voor het overige ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat hij zich aansluit bij de door de officier van justitie ingenomen standpunten.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
8.4.1
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De vordering heeft betrekking op het onder parketnummer 08/770190-18 onder feit 1 ten laste gelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
- materiële schade
De opgevoerde schadeposten ‘bh en onderbroek’ zijn niet betwist en zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 25,00, vermeerderd met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De onder de post ‘weekendje weg’ opgevoerde schade zal niet worden toegewezen, reeds omdat het causaal verband tussen het bewezenverklaarde feit en de gestelde schade onvoldoende is komen vast te staan. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
- immateriële schade
De rechtbank zal het gevorderde ter zake de immateriële schade, mede in aanmerking genomen hetgeen in gelijksoortige zaken aan immateriële schade is toegekend, toewijzen tot het gevorderde bedrag van bedrag van € 1.350,00.
8.4.2
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De vordering heeft betrekking op het onder parketnummer 08/770190-18 onder feit 2 ten laste gelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
- materiële schade
De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de gevorderde materiele schade daarom toewijzen tot een bedrag van € 184,04, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
- immateriële schade
De rechtbank zal het gevorderde ter zake de immateriële schade, mede in aanmerking genomen de specifieke omstandigheden van dit geval en hetgeen in gelijksoortige zaken aan immateriële schade is toegekend, toewijzen tot het gevorderde bedrag van bedrag van
€ 500,00.
8.4.3
Benadeelde partij [aangeefster 3]
De vordering heeft betrekking op het onder parketnummer 08/014592-17 ten laste gelegde.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
- materiële schade
De onder de post materiële schade opgevoerde schade is omschreven als brandschade aan het balkon ten gevolge van het feit dat benadeelde tijdens het bewezenverklaarde de barbecue uit het oog heeft verloren. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een rechtstreeks en causaal verband tussen de gestelde schade en het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal daarom de gevorderde materiële schade afwijzen.
- immateriële schade
De rechtbank zal het gevorderde ter zake de immateriële schade, mede in aanmerking genomen hetgeen in gelijksoortige zaken aan immateriële schade is toegekend, toewijzen tot het gevorderde bedrag van bedrag van € 200,00.
8.4.4
Benadeelde partij [aangeefster]
De vordering heeft betrekking op het onder parketnummer 18/129060-17 ten laste gelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
- materiele schade
De opgevoerde schadepost is niet betwist en is voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De rechtbank zal de gevorderde materiele schade daarom toewijzen tot een bedrag van
€ 3.600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
- immateriële schade
Gelet op artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek komt de affectieve waarde van gestolen of beschadigde goederen in de regel niet voor vergoeding in aanmerking, tenzij de dader het oogmerk had om de benadeelde in deze affectie te treffen. Van een dergelijk oogmerk is de rechtbank niet gebleken. Evenmin is er een andere wettelijke grond om de gevorderde immateriële schadevergoeding toe te wijzen. De rechtbank zal de vordering afwijzen voor zover deze betrekking heeft op het verzoek om de immateriële schade te vergoeden.
- advocaatkosten
Kosten van rechtsbijstand komen in aanmerking voor vergoeding op grond van artikel
592a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Een redelijke uitleg van artikel 592a Sv brengt mee dat bij de begroting van deze kosten in beginsel dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures.
Bij de toepassing van het liquidatietarief dient aansluiting te worden gezocht bij de competentieregels voor de civielrechtelijke procedure. Dat wil zeggen dat voor vorderingen tot en met € 25.000,-- het liquidatietarief kanton wordt gehanteerd en voor vorderingen boven € 25.000,-- het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven. Bij het bepalen van het toepasselijke tarief in strafzaken wordt uitgegaan van de hoogte van het toegewezen bedrag.
De rechtbank ziet geen redenen om van het toepasselijk geachte liquidatietarief af te wijken en zal de proceskosten, uitgaande van het toegewezen bedrag aan schadevergoeding, bepalen naar de maatstaf van het liquidatietarief kanton. Er zal één punt á € 210,00 worden toegekend, te weten een punt voor het opstellen en indienen van de vordering. Aldus worden de kosten van rechtsbijstand vastgesteld op € 210,00, te vermeerderen met de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De vorderingen tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de in het vonnis van de politierechter van de rechtbank Overijssel van 12 januari 2017, parketnummer 08/730367-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen en van de in het vonnis van de politierechter van de rechtbank Overijssel van 13 september 2017, parketnummer 08/730503-17, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van drie weken, omdat verdachte zich gedurende de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vorderingen van de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straffen thans, in het licht van de door de rechtbank in deze zaak op te leggen TBS-maatregel en gevangenisstraf, niet opportuun is. Om deze reden zal de rechtbank de vorderingen afwijzen.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a, 37b en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08/770190-18
feit 1:het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 2:het misdrijf: mishandeling;
feit 3:het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 4:het misdrijf: schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is;
parketnummer 08/730233-18
het misdrijf: mishandeling;
parketnummer 08/177633-17
het misdrijf: mishandeling;
parketnummer 08/014592-17
het misdrijf: schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;
parketnummer 08/156407-17
het misdrijf: schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;
parketnummer 18/129060-17
het misdrijf: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
- beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1 onder parketnummer 08/770190-18) van een bedrag van € 1.375,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2018;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.375,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
23 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1] , voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2 onder parketnummer 08/770190-18) van een bedrag van € 684,04, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2018;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 684,04,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
13 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
vordering benadeelde partij [aangeefster 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangeefster 3] (parketnummer 08/014592-17) van een bedrag van € 200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2018;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 200,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
4 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering voor het overige deel af;
vordering benadeelde partij [aangeefster]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangeefster] (parketnummer 18/129060-17) van een bedrag van € 3.600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2009;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 210,00, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.600,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2009 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
46 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [aangeefster] , voor het overige deel af;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08/730367-16
- wijst af de vordering van de officier van justitie, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Overijssel van 12 januari 2017, met parketnummer 08/730367-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08/730503-17
- wijst af de vordering van de officier van justitie, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Overijssel van 13 september 2017, met parketnummer 08/730503-17, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van Z. Ülger-Demir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2019.
Buiten staat
Mr. Bordenga-Koppes en mr. Huisman zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Parketnummer 08/770190-18
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, met nummer PL0600-2018327596. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
- Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 1] , van 22 juli 2018, pagina’s 46 tot en met 50, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
A: Toen probeerde ik weer te slapen. Rond 22 uur of 22:30 uur kwam die man weer binnen. Toen zei hij steeds dat ik stil moest zijn.
V: Waarom zei hij dat?
A: Dat weet ik niet, maar hij deed een gebaar met zijn vinger dat ik stil moest zijn. Ik zag ik dat hij een gebaar maakte waaruit ik opmaakte dat hij neuken bedoelde. Ik zei toen: "Nee dat ga ik niet doen ik ben geen slet ik wil dat je mijn kamer uit gaat". Dat deed hij niet. Ik riep toen mijn vader en hij deed weer zijn vinger voor zijn mond. Toen kwam de man weer naar mij toe lopen en wou mij aanraken maar ik duwde zijn hand weg. Toen ging hij op mij liggen en ging mijn nek kussen. Toen ging hij op mij zitten en probeerde hij mijn onderbroek uit te doen.
V: Toen jij in bed lag. Wat had jij aan?
A: Een BH en een onderbroek. Ik lag toen op mijn buik.
V: En toen de man binnen kwam?
A: Toen ben ik op mijn rug gaan liggen. Ik lag onder de dekens. Hij trok de deken weg en ging op mij liggen met zijn knieën aan weerskanten van mijn lichaam. Toen ging hij met zijn bovenlijf bovenop mijn lichaam liggen. Hij kuste mij in mijn nek. Aan de zijkant van mijn hals. Hij kuste mij drie keer. Daarna ging hij zitten. Met zijn knieën aan beide kanten van mijn lichaam. Toen wilde hij mijn onderbroek uit doen. Hij wilde met zijn beide handen mijn onderbroek naar beneden trekken. Hij pakte mijn onderbroek aan de voorkant vast. Het is hem niet gelukt. Dat komt omdat ik de hele tijd zijn handen weg duwde.
V: Hoe kan hij geweten hebben dat jij dit niet wilde?
A: Omdat ik de hele tijd mijn vader riep en "nee" schreeuwde.
- Het proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer 2] , van 22 juli 2018, pagina’s 96 tot en met 97, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Vandaag, 21 juli 2018, bleef mijn dochter [slachtoffer 1] voor het eerst slapen. Zij zou gaan slapen in de kamer bij de voordeur. Mijn kamer is links achterin en die andere man heeft de kamer rechts achterin. Zo rond 22.25 uur lag ik in mijn bed op mijn kamer, ik was tv aan het kijken. Ik hoorde ineens dat [slachtoffer 1] "papa, papa" riep. Ik zette de tv uit en ik hoorde haar gillen. Ik liep naar haar kamer, toen ik halverwege de kamer was zag ik dat de man van kamer vier de kamer van mijn dochter uit kwam lopen. Ik zag dat mijn dochter [slachtoffer 1] haar kamer uit liep. Ik hoorde dat ze riep "hij heeft me geprobeerd te verkrachten". Ik zag dat ze een witte bh en een zwarte onderbroek droeg.
- Het proces-verbaal sporenonderzoek, met fotobijlage, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , van 23 juli 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant, pagina’s 55 tot en met 79:
Desgevraagd verklaarde [slachtoffer 1] dat de medebewoner haar gezoend aan de linker voorzijde van de hals en dat zij hem van zich af had geduwd. Door mij is de hals bemonsterd op speeksel doormiddels van een dubbel swap methode.
Spoornummer: PL0600-2018327596-124114.
SIN: AAKQ2191NL.
Spooromschrijving: Speeksel.
Tijdstip veiligstellen: 22 juli 2018 om 00:40 uur.
Plaats veiligstellen: linkervoorzijde hals plek waar dochter gezoend was.
Bijzonderheden: Droge bemonstering.
- Het schriftelijk bescheid van 14 september 2018, te weten, een NFI rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van een zedenzaak in Enschede op 21 juli 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, pagina’s 93 tot en met 95:
In Tabel 1 staat vermeld van wie het DNA op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek afkomstig kan zijn.
SIN omschrijving. AAKQ2191NL#01 (linkervoorzijde hals (droog))
Beschrijving DNA-profiel: DNA-mengprofiel van minimaal drie personen
afgeleid DNA-hoofdprofiel. DNA kan afkomstig zijn van: slachtoffer [slachtoffer 1]
DNA-nevenkenmerken. DNA kan afkomstig zijn van: verdachte [verdachte] en minimaal één andere persoon.
- Het schriftelijk bescheid van 5 november 2018, te weten, NFI rapport aanvullend DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van een zedenzaak in Enschede op 21 juli 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Resultaten, Interpretatie en conclusie:
Van het DNA in de bemonstering AAKQ2191NL#01 is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal drie personen. Vanwege de overeenkomsten met het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer 1] en omdat het een bemonstering betreft van haar lichaam, wordt aangenomen dat een deel van het DNA in deze bemonstering afkomstig is van het slachtoffer zelf. Op basis van het vergelijkend DNA-onderzoek wordt geconcludeerd dat verdachte [verdachte] RABM9788NL eveneens donor kan zijn van een deel van het DNA in deze bemonstering.
Hypothese 1:
De bemonstering bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer 1] , verdachte [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon.
Hypothese 2:
De bemonstering bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer 1] en twee willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel van het DNA in de bemonstering AAKQ2191NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker als hypothese 1 waar is, dan als hypothese 2 waar is.
Feit 4
- Het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 1] van 29 augustus 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster, pagina’s 103 tot en met 108:
Op 5 juni 2018 kwam ik rond 11 uur thuis. Toen de deur open stond, stond er opeens iemand naast mij. Ik draaide mij om en zag toen de man met zijn geslachtsdeel in zijn hand. Toen vertelde hij dat hij de nieuwe bewoner was. Hij wees naar de voordeur van [adres 2] . Hij was stijf en hij had hem in zijn hand. Het was zijn rechterhand waarin hij zijn geslachtsdeel had. Toen ik keek was hij zichzelf aan het trekken met zijn geslachtsdeel.
- Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] van 30 oktober 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige, pagina’s 115 tot en met 119:
V: Over de aanranding van dat meisje, weet je zeker dat dat in juli 2018 was?
A: Nee dat weet ik niet zeker. [aangeefster 1] appte mij op zaterdag 21 juli 2018 dat de jongen een meisje had proberen aan te randen en dat hij zojuist was opgepakt.
V: Hoe kwam U erachter dat er wat was gebeurd op 5 juni 2018?
A: In mijn herinnering hebben we eerst geappt en daarna gebeld.
V: [aangeefster 1] heeft U eerst appjes gezonden. Wat stond er in die appjes?
A: In mijn herinnering stond er in hoofdletters dat een man achter haar aan was gekomen zonder broek. Daarna merkte ik dat het wel ernstig was en toen heb ik gebeld.
V: Ik kijk nu in mijn telefoon en zie dit zelfde app-contact in mijn telefoon staan. Ik lees dat de man achter [aangeefster 1] is aangerend en dat ze dacht dat hij haar zou gaan aanranden.
V: Vervolgens is er telefonisch contact geweest tussen jullie. Wat is er toen precies gezegd?
A: Ze legde me nogmaals uit wat er gebeurd was. De jongen was achter haar aangerend.
Zij was de trap op gerend en ze was heel bang. Dat weet ik nog dat zei ze.
V: Wat zei [aangeefster 1] over het geslachtsdeel van de jongen?
A: Dat hij zijn hand op zijn geslachtsdeel had wat bloot was. Ze kon zijn blote geslachtsdeel zien. Volgens mij had hij zijn broek of onderbroek niet helemaal uit maar deze was ook niet aan. [aangeefster 1] zei tegen me dat de man er als het ware aan het zwaaien was met zijn geslachtsdeel.
V: Hoe wist [aangeefster 1] dat de man die was aangehouden voor de poging tot aanranding van een jong meisje dezelfde was die met ontbloot geslachtsdeel achter haar aanrende?
[aangeefster 1] heeft nog staan kijken die avond vanuit haar woning naar beneden. Ze heeft die man gezien die werd aangehouden voor die poging tot aanranding van dat meisje. Ik weet dat [aangeefster 1] de aanhouding van de man heeft gezien. Zo wist ze dat hij het was.
- Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 24 juli 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, pagina 80:
Op [adres 3] was bewoonster thuis. Aldaar woonde [aangeefster 1] ( [geboortedatum 2] -1988). Zij
deelde mede dat zij zaterdagavond 21 juli 2018 omstreeks 23.00 uur thuis kwam en er een hoop politie voor de deur aantrof. Ze begreep van verhalen dat een kamerbewoner van [adres 2] had getracht een 13 jarig meisje aan te randen. Zij vertelde ons dat haar ook iets met die bewoner was overkomen. Zij vertelde ons dat zij op 5 juni 2018 's avonds laat thuis kwam. Bij het naar binnen lopen kwam de bewoner van de kamer van [adres 2] naast haar lopen en pakte haar bij de arm. Hij was geheel ontkleed van onder. [aangeefster 1] schrok en gilde en liep hard richting haar flat. De man kwam achter haar aan. Dat deed hij tot door de bewoner van de flat 2 verdiepingen onder haar, de deur opende vanwege het gegil. Daarop is de man weggegaan.
Parketnummer 08/014592-17
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, met nummer PL0600-2016421237. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
- De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 14 januari 2019 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik wilde naar mijn fiets. Ik kreeg een erectie. Desgevraagd zeg ik dat ik mijn piemel wel heb laten zien.
- het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 2] van 26 augustus 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster, pagina’s 7 en
8:
Op vrijdag 26 augustus 2016 tussen 16 en 17 uur ben ik met mijn 5 jarige zoontje naar
mijn moeder aan [adres 4] te Hengelo gegaan. We gingen barbecueën op het dakterras aan de achterzijde van de woning. Vanaf het dakterras heb je zicht op de binnenplaats die hoort bij de woningen genummerd [huisnummers] . Terwijl wij op het dakterras zaten zagen we een man op de fiets rondhangen op de binnenplaats. Ik zag dat hij ons in de gaten hield. Omstreeks 19.25 uur zag ik die man weer midden op de binnenplaats staan. Ik zag dat hij op de bagagedrager van de fiets zat. Ik zag dat hij zijn penis uit zijn broek
gehaald had en dat hij zichzelf aan het bevredigen was. Ik zag dat hij een erectie had. Ik zag dat hij met zijn hand op en neer ging met de penis in zijn hand.
- het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 3] van 26 augustus 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster, pagina’s 11
tot en met 13:
Op vrijdag 26 augustus 2016 omstreeks 16:30 uur zaten/lagen wij op het dakterras. Omstreeks 17.30 uur kwam er een onbekende buitenlandse man achter het pand. Vervolgens hoorde ik mijn zus schreeuwen dat hij zich aan het aftrekken was. Ik zag dat hij zijn penis in zijn hand had en zich echt aftrok. Ik zag dat hij een stijve had. Dit deed hij erg snel. Ik heb meteen foto's gemaakt met mijn IPhone 5. Deze foto's stuur ik u per WhatsApp door. Op de foto is zijn penis duidelijk te zien.
Parketnummer 08/156407-17
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, met nummer PL0600-2017363428. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
- het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 4] van 4 augustus 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster, pagina’s 13 en 14:
Op vrijdag 4 augustus 2017 was ik omstreeks 14:00 uur aan het werk in het Snooker- en
Poolcentrum dat gevestigd zit aan [adres 5] te Enschede. Enkele ogenblikken later werd ik gebeld door mijn werkgever die mij erop attendeerde dat de man die als enige in het café zat zich zelf masturbeerde. Hierop keek ik in het café en zag dat de man op en neergaande bewegingen maakte met zijn hand. Op een gegeven moment besefte de man dat ik het waarschijnlijk niet goed kon zien en ging staan, vervolgens heb ik weggekeken.
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 9 augustus 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige, pagina’s 17 en 18:
Op 4 augustus 2017 kreeg ik wederom een telefoontje van een andere werkneemster. Zij vertelde dat dezelfde jongeman wederom in de rookruimte aanwezig was. Op een bepaald moment zagen mijn vrouw en ik dat de jongeman seksuele handelingen bij
zichzelf aan het verrichten was. Wij zagen dat hij aan het masturberen was. Dit was duidelijk op de camera te zien. Hij ging op een bepaald moment ook staan in de rokersruimte. Wij zagen dat hij zichzelf aan het bevredigen was.
- het proces-verbaal van bevindingen van 8 augustus 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, pagina’s 19 tot en met 21:
Op dinsdag 8 augustus 2017 werden door mij, verbalisant, de genoemde veiliggestelde
beelden bekeken. Ik, verbalisant, herkende de manspersoon op deze beelden voor honderd procent als zijnde de door mij gehoorde verdachte: [verdachte] .
14.12.10 uur: Verdachte doet handelingen met zijn handen bij de riem en knoop en rits van zijn broek en vervolgens beweegt hij zijn rechterhand herhaaldelijk kort op en neer ter hoogte van zijn kruis.
14.12.57 uur: Verdachte maakt op- en neergaande bewegingen met zijn rechter en linkerhand bij zijn kruis waarbij hij telkens voor zich uit kijkt richting de deur en naar beneden naar zijn kruis kijkt.
14.16.00 uur: Verdachte haalt zijn geslachtsdeel uit zijn onderbroek en broek. Ik,
verbalisant, zag dat dit blote geslachtsdeel op dat moment stijf was. Duidelijk zichtbaar in beeld begint verdachte met zijn rechterhand om zijn blote geslachtsdeel snel korte op- een neergaande bewegingen te maken. Verdachte is, duidelijk zichtbaar in beeld, aan het masturberen.
14.20.40 uur: Verdachte haalt wederom zijn geslachtsdeel uit zijn broek en begint weer te masturberen. Zijn ontblote geslachtsdeel is duidelijk in beeld te zien. Verdachte kijkt hierbij telkens naar de deur.
Parketnummer 18/129060-17
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, met nummer 2017122306. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
- het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] van 2 augustus 2009, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever, pagina’s 6 en 7:
Ik ben bewoner van [adres 1] te Sneek.
In de periode van 1 augustus 2009 en 2 augustus 2009 heeft men in mijn woning ingebroken. Men is de woning binnengekomen door verbreking van het dubbelglas-keukenraam. In de kast in de achter-huiskamer nam men een geldbedrag van tussen de 2.900 en 3.500 euro weg, bestaande uit biljetten van 100 euro en daaronder, alsmede enkele rolletjes losgeld. Dit geld lag in een broodtrommeltje. Uit dezelfde kast nam men tevens een glazen bierpul weg, gevuld met 1, 2 euro-muntstukken. In totaal was dit een paar honderd euro. Ik ben eigenaar van dat geld en niemand had toestemming om het geld en bierpul weg te nemen en zich toe te eigenen, alsmede om de ruit te vernielen.
- het proces-verbaal van sporenonderzoek van 10 augustus 2009, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, pagina’s 12 tot en met 14:
Het keukenraam was voorzien van dubbele beglazing. De ruiten waren vernield. In de
keuken was bloed zichtbaar op de vensterbank onder het inklimraam, het kozijn van genoemd raam en op één van de glasscherven welke waren veiliggesteld door collega's van de Basis Politie Zorg Sneek. Kennelijk heeft de dader zich verwond bij het vernielen van de ruit of het inklimmen van de woning.
Het bloed op de vensterbank heb ik bemonsterd en veiliggesteld.
Spoor: 75342
SIN: AAAM1847NL
Soort: Bloed
Bijzonderheden: AAAM1847NL
Plaats veiligstellen: Binnen op vensterbank inklimraam in keuken
- het schriftelijk bescheid van 21 februari 2017, te weten, een NFI rapport DNA-onderzoek aan een referentiemonster van een veroordeelde, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, pagina’s 15 en 16, met bijlagen:
[afbeelding]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018327596. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018260152. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2017359388. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.