ECLI:NL:RBOVE:2019:358

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 februari 2019
Publicatiedatum
4 februari 2019
Zaaknummer
08-993003-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift ter verkrijging van subsidie voor landbouwapparatuur

Op 4 februari 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 49-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren en een geldboete van 1000 euro. De man had een valse factuur ingediend om een subsidie voor de aankoop van een landbouwmachine te verkrijgen. De factuur vermeldde een hogere prijs dan de werkelijk overeengekomen prijs, waardoor de man te veel subsidie ontving. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk gebruik had gemaakt van een vals of vervalst geschrift, zoals bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had de factuur van 13 augustus 2013 naar de Dienst Regelingen gestuurd, terwijl de werkelijke prijs lager was dan op de factuur vermeld. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, omdat er al afspraken waren gemaakt over het factuurbedrag voordat de factuur werd verzonden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, en legde een lagere straf op dan door de officier van justitie was geëist.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-993003-17 (P)
Datum vonnis: 4 februari 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 januari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.J. Heidema en van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte
opzettelijk een valse factuur heeft verzonden naar de Dienst Regelingen teneinde een subsidie voor landbouwapparatuur met GPS te verkrijgen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 augustus
2013 tot en met 1 oktober 2013, te Appingedam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een geschrift als ware het echt en
onvervalst, te weten een factuur met factuurnummer 205725, d.d. 13 augustus
2013, gericht aan [verdachte] ; (Vindplaats: D-0025a)
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen
- bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) dat geschrift heeft/hebben verzonden, althans doen toekomen,
aan de Dienst Regelingen (ter verkrijging van een subsidie voor
landbouwapparatuur met GPS),
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op voornoemde factuur een
hogere verkoopprijs is vermeld dan werkelijk is betaald, althans dat op de
factuur niet is vermeld dat een (groot) deel van de verkoopprijs door middel
van een creditfactuur is teruggestort op de bankrekening van verdachte en/of
zijn mededader(s).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
In de ten laste gelegde periode konden agrariërs bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), voorheen Dienst Regelingen geheten, subsidies in de precisielandbouw aanvragen. De subsidie-aanvrager kon voor het aanvragen van de subsidie inloggen op een digitaal loket voor agrarische ondernemers. De subsidie aanvrager vulde na het inloggen een digitaal aanvraagformulier in via het e-loket. De aanvrager vermelde welke investering hij wilde gaan doen. De aanvrager vulde het soort investering en het investeringsbedrag in en voegde bij de aangifte een gespecificeerde offerte. Aan de hand van de offerte werd de maximaal te ontvangen subsidie berekend. Na invulling van het aanvraagformulier volgde na enige tijd een brief van de subsidieverstrekker met daarin de beslissing van de Dienst Regelingen over de subsidieaanvraag. In de brief stond of de aanvrager in aanmerking kwam voor de subsidie en het maximaal uit te keren subsidiebedrag. In de brief stond ook een termijn waarbinnen de investering gerealiseerd moest zijn. De aanvrager kon, na de gedane investering, de toegekende subsidie laten vaststellen en uitkeren. De aanvrager vulde daartoe via het e-loket een digitaal aanvraagformulier in. Bij de vaststellingsaanvraag diende de aanvrager als bewijs van de investering facturen en betaalbewijzen mee te sturen.
Op basis van de informatie uit de vaststellingsaanvraag en de meegestuurde bewijsstukken volgde een beslissing van de Dienst Regelingen. De aanvrager kreeg een brief met daarin de beschikking. In de brief stond het uit te keren subsidiebedrag en de mededeling van de wijze waarop de subsidie werd uitgekeerd.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie heeft daartoe gesteld dat de factuur die verdachte ter verkrijging van een subsidie naar de Dienst Regelingen heeft gestuurd vals is, omdat de werkelijk overeengekomen prijs van de door verdachte bij [bedrijf] aangeschafte machines lager was dan de prijs die was vermeld op de factuur.
4.3
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij een offerte had opgevraagd voor een luxe variant landbouwmachine, maar dat hij op enig moment heeft besloten om eerst de sobere variant van de machine te proberen, en de machine later eventueel uit te breiden naar de luxe variant. Hoewel de sobere variant aan verdachte werd verkocht en geleverd door [bedrijf] (hierna ook: [bedrijf] ) heeft verdachte wel voor de luxe variant, zoals vermeld op de factuur van 13 augustus 2013, betaald. Verdachte heeft de factuur van 13 augustus 2013 naar de Dienst Regelingen heeft gestuurd ter verkrijging van een subsidie. Nadat verdachte vervolgens alsnog gedeeltelijk heeft afgezien van het uitbreiden van de machine, heeft hij op 8 april 2014 een creditnota van [bedrijf] ontvangen. Verdachte heeft erkend dat hij nalatig is geweest door de creditnota niet ook naar de Dienst Regelingen te sturen, maar heeft ontkend dat één en ander een bewust en van tevoren opgezet plan was.
4.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft bij [bedrijf] landbouwmachines gekocht. Daarvoor is op 13 augustus 2013 een factuur opgemaakt. Op die factuur staat een koopprijs van € 62.560,-- exclusief btw vermeld. [2] Verdachte heeft de volledige op de factuur vermelde koopprijs voldaan. [3]
Bij [bedrijf] is een ongedateerd schrijven aangetroffen, dat is ondertekend door verdachte en één van de vertegenwoordigers van [bedrijf] , waarop onder meer staat:
‘totaal factuur inzake subsidieregeling € 62.560’en
‘werkelijk te betalen € 46.775,--’. [4]
In een bij [bedrijf] aangetroffen dagrapport staat dat er nog € 9.785,-- moet worden teruggestort naar verdachte, nadat aan verdachte nog een ander apparaat is verkocht en de koopprijs daarvan van het
‘openstaande tegoed’is afgetrokken. [5]
Op 8 april 2014 is een creditnota aan verdachte van € 9.785,-- exclusief btw opgemaakt en is dit bedrag aan verdachte (terug)betaald. [6]
Op 25 september 2013 heeft verdachte een verzoek tot vaststelling van subsidie ingediend voor het bedrag als vermeld op de factuur van 13 augustus 2013. Verdachte heeft daarbij ter onderbouwing deze factuur en het betalingsbewijs nagestuurd.
De rechtbank acht verdachtes verklaring dat het ten tijde van de subsidieaanvraag geen vooropgezet plan was om op de factuur van 13 augustus 2013 een hogere prijs dan de (uiteindelijk) daadwerkelijk betaalde prijs te vermelden ongeloofwaardig, aangezien uit het mede door verdachte ondertekende schrijven blijkt dat er
op voorhand, dat wil zeggen voordat de factuur op 13 augustus 2013 werd verzonden, al afspraken bestonden over het ‘factuurbedrag’ en het ‘werkelijk te betalen’ bedrag. De rechtbank acht op basis van de weergegeven feiten en omstandigheden, telkens in onderling verband en samenhang bezien, dan ook bewezen dat verdachte ter verkrijging van een subsidie opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse factuur als ware deze echt en onvervalst.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in de periode van 13 augustus 2013 tot en met 1 oktober 2013, in Nederland,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een geschrift als ware het echt en
onvervalst, te weten een factuur met factuurnummer 205725, d.d. 13 augustus
2013, gericht aan [verdachte] ;
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen
- bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte,
dat geschrift heeft verzonden aan de Dienst Regelingen (ter verkrijging van een subsidie voor landbouwapparatuur met GPS),
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op voornoemde factuur een
hogere verkoopprijs is vermeld dan werkelijk is betaald
.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank heeft eventuele in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf van 40 uren en een geldboete van € 2.400,--.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte vindt de door de officier van justitie geëiste boete te hoog en heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat hij zijn jachtakte zal kwijtraken indien hij een werkstraf van 40 uur of meer opgelegd krijgt en voorts dat hij het ontvangen subsidiebedrag in zijn geheel heeft moeten restitueren.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft ter verkrijging van een subsidie wegens de aankoop van een landbouwmachine een factuur ingediend waarop een hogere prijs dan de werkelijk overeengekomen en te betalen prijs stond. Als gevolg daarvan heeft verdachte teveel subsidie gekregen. Het vertrouwen in documenten met een bewijsbestemming wordt door gebruikmaking van dergelijke valse stukken ernstig geschaad. De integriteit van het financiële en economische verkeer staat of valt met het vertrouwen dat gesteld wordt en gesteld moet kunnen worden in de juistheid van stukken die tot enig bewijs dienen, zoals de factuur in kwestie. Dit vertrouwen is door het handelen van verdachte aangetast.
Uit een verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Gelet op al het voorgaande en mede in aanmerking genomen het tijdsverloop acht de rechtbank een werkstraf van 20 uren en een geldboete passend en geboden. Gelet op de hoogte van het bedrag waaruit de valsheid bestond en de beoogde subsidiebenadeling stelt de rechtbank de hoogte van de geldboete vast op € 1.000,--.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d, 23 en 24 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende
20 (twintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
10 (tien) dagen;
- veroordeelt verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.000,--(duizend euro), bij gebreke aan
betaling of verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aksu, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Wilmink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de FIOD/Belastingdienst met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.DOC-0025a.
3.DOC-0025b.
4.DOC-0081.
5.DOC-0083, pagina 6.
6.DOC-0083, pagina’s 1 en 3.