ECLI:NL:RBOVE:2019:4055

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 oktober 2019
Publicatiedatum
4 november 2019
Zaaknummer
C/08/234434 / KG ZA 19-176
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over proceskosten tussen Transporti D.O.O. en meerdere gedaagden

Op 25 oktober 2019 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, een vonnis in kort geding uitgesproken in de zaak van de vennootschap naar Kroatisch recht, TRANSPORTI D.O.O., tegen meerdere gedaagden, waaronder [gedaagde sub 1], D.E. Truck S.P.A., Daimler AG, Mercedes-Benz Trucks Nederland B.V. en Mercedes-Benz Customer Assistance Center Maastricht N.V. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. T. Bezmalinovic, heeft in deze procedure vorderingen ingesteld, maar heeft tijdens de mondelinge behandeling op 22 oktober 2019 aangegeven dat zij haar vorderingen tegen Daimler, Mercedes-Benz Trucks en Mercedes-Benz CAC heeft ingetrokken, waarbij partijen overeenkwamen dat iedere partij haar eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter heeft vervolgens vastgesteld dat de vorderingen tegen [gedaagde sub 1] en D.E. Truck niet langer werden gehandhaafd, behoudens de proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de proceskosten tussen eiseres en [gedaagde sub 1] en tussen eiseres en D.E. Truck dienden te worden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat [gedaagde sub 1] en D.E. Truck tijdens de procedure stukken hebben overhandigd en dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat deze gedaagden over de gevraagde bescheiden beschikten. Het vonnis is uitgesproken door mr. M.L.J. Koopmans en is openbaar gemaakt op 25 oktober 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/234434 / KG ZA 19-176
Vonnis in kort geding van 25 oktober 2019
in de zaak van
de vennootschap naar Kroatisch recht
TRANSPORTI [A] D.O.O.,
gevestigd te [woonplaats 1] (Kroatië),
eiseres, verder te noemen [eiseres] ,
advocaat mr. T. Bezmalinovic te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

ook handelend onder de naam Velosi Trucks,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde, verder te noemen [gedaagde sub 1] ,
2. de vennootschap naar Italiaans recht
D.E. TRUCK S.P.A.,
gevestigd te Napels (Italië),
gedaagde, verder te noemen D.E. Truck,
advocaat mr. A.F. Ammerlaan te Dordrecht,
3. de vennootschap naar Duits recht
DAIMLER AG,
gevestigd te Stuttgart (Duitsland),
gedaagde, verder te noemen Daimler,
advocaat mr. M. Aaftink te Groningen,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MERCEDES-BENZ TRUCKS NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde, Mercedes-Benz Trucks,
advocaat mr. M. Aaftink te Groningen,
5. de naamloze vennootschap
MERCEDES-BENZ CUSTOMER ASSISTANCE CENTER MAASTRICHT N.V.,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde, verder te noemen Mercedes-Benz CAC,
advocaat mr. M. Aaftink te Groningen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de (afzonderlijke) dagvaardingen d.d. 31 juli 2017 met producties,
  • de aanvullende producties van de zijde van [eiseres] ,
  • de mondelinge behandeling op 8 augustus 2019,
  • de (afzonderlijke) dagvaardingen d.d. 19 september 2019 van [gedaagde sub 1] , D.E. Truck en Daimler,
  • de brief d.d. 18 oktober 2019 en de daarbij overgelegde producties van de zijde van
  • de brief d.d. 21 oktober 2019 van de zijde van Daimler,
  • de (voortgezette) mondelinge behandeling d.d. 22 oktober 2019,
  • de twee pleitnota’s van mr. Aaftink en de pleitnota van mr. Ammerlaan die zijn overgelegd tijdens de mondelinge behandeling op 8 augustus 2019 en 22 oktober 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1.
[eiseres] heeft na debat en schorsing(en) van de behandeling ter zitting op 22 oktober 2019 aan de voorzieningenrechter meegedeeld dat zij en Daimler, Mercedes-Benz Trucks en
Mercedes-Benz CAC een minnelijke regeling hebben getroffen, inhoudende dat [eiseres] de vorderingen tegen deze partijen intrekt en dat iedere partij haar eigen kosten draagt. Door die laatstgenoemde partijen is het bestaan van dat vergelijk erkend. Gelet op de getroffen regeling komt de voorzieningenrechter niet meer toe aan de beoordeling van het geschil tussen [eiseres] enerzijds en Daimler, Mercedes-Benz Trucks en Mercedes-Benz CAC, en wordt tussen die partijen niets beslist.
2.2.
Wat betreft het geschil tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1] stelt de voorzieningenrechter vast dat [gedaagde sub 1] tijdens de zitting op 22 oktober 2019 diverse stukken ter zake de van belang zijnde vrachtwagen aan partijen en de voorzieningenrechter heeft overhandigd en heeft toegelicht, en dat hij (de advocaten van) partijen (tijdens een schorsing) inzage heeft verstrekt in bepaalde bescheiden. Na debat en schorsing(en) van de mondelinge behandeling op 22 oktober 2019 heeft [eiseres] de voorzieningenrechter meegedeeld dat hij zijn vorderingen tegen [gedaagde sub 1] niet (meer) handhaaft met uitzondering van de verzochte proceskostenveroordeling.
2.3.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de proceskosten tussen [eiseres] en
[gedaagde sub 1] te compenseren in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt. Daartoe acht hij redengevend dat [gedaagde sub 1] (ter zitting) diverse bescheiden heeft afgegeven dan wel inzage heeft gegeven in diverse bescheiden aan [eiseres] . [eiseres] heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde sub 1] de beschikking heeft over de door haar gevraagde - en nog niet in haar bezit zijnde - gegevens. De voorzieningenrechter zou [gedaagde sub 1] niet hebben kunnen veroordelen tot het verstrekken van documenten, waarover hij niet beschikt. Dit betekent dat [eiseres] en
[gedaagde sub 1] reeds daarom beide (gedeeltelijk) in het ongelijk zouden zijn gesteld. Daarin wordt aanleiding gevonden om de proceskosten te compenseren als hiervoor omschreven.
2.4.
Ook ten aanzien van D.E. Truck heeft [eiseres] zijn vorderingen, behoudens de proceskostenveroordeling, niet langer gehandhaafd. Met betrekking tot deze gevorderde proceskostenveroordeling overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
2.5.
Op grond van artikel 8 van de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Herschikte EEX-Vo), en in afwijking van artikel 4 lid 1 van de Herschikte EEX-Vo, kan D.E. Truck worden opgeroepen voor - in dit geval - de Nederlandse rechter omdat één van de overige gedaagden in Nederland zijn woonplaats heeft en tussen de vorderingen - die in het onderhavige geding hoofdzakelijk strekken tot afgifte van dan wel inzage in bescheiden ter zake een door [eiseres] (naar zijn stelling) gekochte vrachtwagen - ten aanzien van alle gedaagden een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om een gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaak onverenigbare beslissingen worden gegeven. Daarbij zij opgemerkt dat in het onderhavige geval er wellicht geen sprake zal (zou) zijn (geweest) van onverenigbare beslissingen, maar dat in het onderhavige geval de rechtsbedeling is gebaat bij een gelijktijdige behandeling en berechting. Het debat (mede naar aanleiding van de overgelegde stukken) tijdens de mondelinge behandeling heeft in het onderhavige geval ook in die zin zijn nut bewezen.
2.6.
De voorzieningenrechter stelt vast dat D.E. Truck al dan niet kort voorafgaand aan de zitting [eiseres] in het bezit heeft gesteld van diverse bescheiden. Voor het overige heeft [eiseres] naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook in dit geval onvoldoende aannemelijk gemaakt dat D.E. Truck de beschikking heeft over de door haar gevraagde - en nog niet in haar bezit zijnde - bescheiden.
2.7.
De voorzieningenrechter ziet in het voorgaande (reeds) aanleiding om ook de proceskosten tussen [eiseres] en D.E. Truck te compenseren, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

3.De beslissing over de proceskosten

De voorzieningenrechter:
3.1.
compenseert de proceskosten tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1] , in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
3.2.
compenseert de proceskosten tussen [eiseres] en D.E. Truck in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.J. Koopmans en in het openbaar uitgesproken op
25 oktober 2019