3.2.Naast het verzoek om de punten uit de zienswijzen als herhaald en ingelast te beschouwen, heeft de rechtbank uit het verzoekschrift en de pleitaantekeningen de volgende beroepsgronden gedestilleerd.
a. [verzoeker] betwist de beslissing van de uitvoeringscommissie dat sprake is van een matige verbetering van de verkaveling van de gronden van zijn bedrijf op basis van een classificatie van de verkaveling in klasse 2, met de daarbij behorende verrekening. Dit onder meer omdat op de veldkavel “ [Z] ” de eerste 10 jaar geen akkerbouw mogelijk is.
Hij erkent wel afstandsverkorting, behalve voor een deel van de huiskavel.
b. De grenzen van de huiskavel zijn veranderd. [verzoeker] heeft aangevoerd dat uitgevoerde kavelaanvaardingswerken (hierna te noemen: ka-werken) volstrekt ontoereikend zijn geweest op het achterste deel van de huiskavel zodat dit niet voldoende bereikbaar is. Een deel kan bovendien niet agrarisch worden gebruikt omdat er een hoogwaardig landschapselement is (dit is in feite bosgrond) alsmede een zandweg. Hiervoor is een nieuw kavelpad nodig. Dit kan niet worden gekwalificeerd als “stapelen”.
c. De kwaliteit van de aan de huiskavel toegevoegde grond is minder dan van de ingebrachte grond. Dit perceel is veel te nat, en drainage blijkt niet mogelijk omdat er een gasleiding op anderhalve meter diepte ligt. Het ter verbetering voor ka-werken toegekende budget is onvoldoende geweest en hierin ligt reden voor (aanvullende) compensatie bij de LGR. Door deze natheid is het dit deel van de huiskavel regelmatig niet bereikbaar vanuit de bedrijfsgebouwen. [verzoeker] moet dan omrijden. Vanwege de natheid is dit deel ook niet voldoende bruikbaar. De rechtbank begrijpt dat het hier gaat om het perceel dat afkomstig is van [belanghebbende sub 2] .
d. Een bij de huiskavel aangelegd kavelpad (zandpad) acht [verzoeker] ten onrechte gewaardeerd als cultuurgrond. Dit pad is niet verhard aangelegd en moet worden afgewaardeerd.
e. en f. Verder heeft [verzoeker] aangevoerd dat de percelen Wierden [nummer] (perceel afkomstig van [belanghebbende sub 1] ) en [nummer] (perceel afkomstig van [belanghebbende sub 2] ) qua opbrengende vermogen van mindere kwaliteit zijn dan ingebrachte percelen. Deze gronden moeten zijns inziens beide een klasse lager worden gewaardeerd. Voor laatstgenoemd perceel zijn de ka-werken ook onvoldoende geweest.
g. Ter zitting heeft [verzoeker] ten aanzien van de veldkavel aan de [straat] , gesteld dat een verharde pad waarover hij eerst kon beschikking om naar dit perceel te komen, niet is doorgetrokken. Omdat er een strookje van dit perceel aan een derde is toegedeeld, kan [verzoeker] dit verharde pad niet meer gebruiken om naar zijn perceel te komen. De uitvoeringscommissie had toegezegd dit verharde pad met 20 meter te verlengen, maar dat is niet gebeurd. Als ze dat wel had gedaan was het zandpad ook niet nodig geweest.