ECLI:NL:RBOVE:2019:4337

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 november 2019
Publicatiedatum
21 november 2019
Zaaknummer
8084793 \ CV EXPL 19-3454
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning wegens huurachterstand en bewindvoering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 5 november 2019 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een woning. De eiser, die in persoon procedeerde, vorderde ontruiming van de woning van de schuldenaar, die onder bewind stond, vanwege een huurachterstand van drie maanden. De Stadsbank Oost Nederland, als bewindvoerder van de schuldenaar, was ter zitting aanwezig maar de schuldenaar zelf was niet verschenen. De huurachterstand bedroeg op dat moment € 1.520,00, en de eiser vorderde ook de kosten van de procedure en de ontruiming van de woning.

De kantonrechter overwoog dat een ontruiming een ingrijpende maatregel is en dat deze alleen kan worden toegewezen als het aannemelijk is dat de bodemrechter de huurder tot ontruiming zal veroordelen. De kantonrechter constateerde dat de huurachterstand inmiddels drie maanden bedroeg en dat de Stadsbank niet had weersproken dat de huur voor november 2019 ook niet was betaald. De bewindvoerder voerde aan dat de schuldenaar geen bijstandsuitkering meer ontving en dat er problematiek was rondom verslaving, wat de situatie van de schuldenaar bemoeilijkte.

Desondanks oordeelde de kantonrechter dat de huurachterstand de ontruiming rechtvaardigde. De persoonlijke omstandigheden van de schuldenaar, zoals het ontbreken van een woning en de gevolgen daarvan voor het recht op bijstandsuitkering, werden niet als voldoende zwaarwegend beschouwd om de ontruiming te voorkomen. De kantonrechter bepaalde dat de ontruimingstermijn op vier weken werd gesteld, zodat de schuldenaar tijd had om alternatieve woonruimte te zoeken. De Stadsbank werd veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 8084793 \ CV EXPL 19-3454 (sd)
Vonnis in kort geding van 5 november 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
procederend in persoon,
tegen
de stichting
STADSBANK OOST NEDERLAND, in haar hoedanigheid van
bewindvoerder over de goederen van
[de schuldenaar],
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,
gedaagde partij, hierna te noemen ‘de Stadsbank’ respectievelijk ‘ [de schuldenaar] ’,
ter zitting vertegenwoordigd door de bewindvoerder [A] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 oktober 2019,
- de conclusie van antwoord van de Stadsbank inclusief producties van 10 oktober 2019,
- de mondelinge behandeling van 29 oktober 2019. [eiser] is verschenen. Verder is [A] , de huidige bewindvoerder van [de schuldenaar] , verschenen. [de schuldenaar] is niet verschenen. De griffier heeft van hetgeen ter zitting is besproken, aantekeningen gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 28 juli 2014 van de kantonrechter van deze rechtbank is bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan [de schuldenaar] en is de Stadsbank tot bewindvoerder benoemd.
2.2.
[eiser] heeft met [de schuldenaar] op 26 juni 2019 een huurovereenkomst gesloten, ingaande op 1 juli 2019, met betrekking tot de woning met aanhorigheden aan [het adres] te [woonplaats] (hierna: de woning). De huur bedraagt € 760,00 per maand.
2.3.
De huurachterstand tot en met 9 oktober 2019 bedraagt € 1.520,00.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat – de Stadsbank als bewindvoerder over de goederen van [de schuldenaar] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.520,00, te vermeerderen met de kosten van de procedure, en de Stadsbank in de hoedanigheid van bewindvoerder te veroordelen de woning per omgaande te verlaten. [eiser] vordert daarnaast een bedrag van € 200,00 ter zake kosten van de dagvaarding.
3.2.
De Stadsbank voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een ingrijpende en meestal onomkeerbare maatregel is. Gezien de ernst van de gevolgen voor de betrokken huurder kan daarom een ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening slechts worden uitgesproken, indien het voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter (wanneer zijn oordeel wordt gevraagd) de huurder tot ontruiming zal veroordelen.
4.2.
Tijdens de zitting heeft [eiser] verklaard dat de huurachterstand inmiddels drie maanden bedraagt, omdat de huur voor de maand november 2019 ook niet (tijdig) is betaald. Dit is door de Stadsbank niet weersproken.
4.3.
De bewindvoerder heeft zich verzet tegen de gevorderde ontruiming van de woning. Volgens de Stadsbank heeft [de schuldenaar] sinds februari 2019 geen bijstandsuitkering meer. De gevorderde ontruiming is ingrijpend voor [de schuldenaar] , omdat er zonder woning/vast adres geen recht is op een bijstandsuitkering. De bijstandsuitkering moet nog aangevraagd worden. Dat kan pas als [de schuldenaar] een ID-kaart heeft. Daar is geen geld voor. Ten slotte heeft de Stadsbank verklaard dat [de schuldenaar] te maken heeft met (verslavings)problematiek.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de huurachterstand van [de schuldenaar] van drie maanden toewijzing van de vordering tot ontruiming van de woning rechtvaardigt. De onder 4.3. genoemde omstandigheden brengen de kantonrechter niet tot een ander oordeel. Nog los van de vraag of het belang van [de schuldenaar] zo zwaar weegt dat dit [eiser] tegengeworpen kan worden, geldt dat het gelet op de huidige situatie van [de schuldenaar] onaannemelijk is dat de lopende huur op afzienbare termijn betaald kan worden, laat staan dat de huurachterstand ingelopen kan worden. De kantonrechter ziet daarom voorshands voldoende gronden de vordering tot ontruiming toe te wijzen.
4.5.
De vordering ter zake van de achterstallige huur tot en met 9 oktober 2019 van
€ 1.520,00 zal als onbetwist eveneens worden toegewezen.
4.6.
Omdat [de schuldenaar] onder bewind staat, zal de Stadsbank in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [de schuldenaar] worden veroordeeld tot ontruiming, waarbij de kantonrechter opmerkt dat dit niets afdoet aan het feit dat [de schuldenaar] als materiële procespartij aan de ontruiming gebonden is.
4.7.
De kantonrechter ziet in de persoonlijke omstandigheden van [de schuldenaar] aanleiding de ontruimingstermijn op vier weken te stellen, zodat hij nog enige tijd heeft om (tijdelijke) alternatieve woonruimte te zoeken.
4.8.
De Stadsbank zal in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [de schuldenaar] als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.
De kosten aan de zijde van [eiser] worden tot op heden begroot op € 331,99, bestaande uit de griffierechten van € 231,00 en de explootkosten van € 100,99.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt de Stadsbank in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [de schuldenaar] om binnen vier weken na betekening van het vonnis de woning met aanhorigheden aan [het adres] te [woonplaats] te ontruimen;
5.2.
veroordeelt de Stadsbank in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [de schuldenaar] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 1.520,00;
5.3.
veroordeelt de Stadsbank in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [de schuldenaar] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 331,99;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2019.