ECLI:NL:RBOVE:2019:443

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 februari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
08-710055-17 (P), 08/182529-17 (P), 08/760015-17 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een jongeman voor diefstal met geweld, mishandeling en openlijke geweldpleging

Op 7 februari 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 20-jarige jongeman veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van vijf maanden met een proeftijd van twee jaar, inclusief algemene en bijzondere voorwaarden. De jongeman is schuldig bevonden aan diefstal met geweld, mishandeling en openlijke geweldpleging. De rechtbank legde ook een taakstraf op van 120 uren en een schadevergoeding van ruim 1500 euro aan het slachtoffer. De zaak kwam voort uit een straatroof op 16 mei 2017 in Holten, waarbij de verdachte samen met anderen een slachtoffer bedreigde en mishandelde om een tas en geld te stelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, een ernstige impact had gehad op het slachtoffer en dat zijn gedrag niet alleen schadelijk was voor het slachtoffer, maar ook voor de samenleving. De rechtbank hield rekening met de psychologische rapportages die wezen op gedragsstoornissen en de noodzaak voor behandeling. De verdachte werd als strafbaar beschouwd onder de artikelen 141, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank besloot het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de omstandigheden van de verdachte en de gepleegde feiten. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, met een totaalbedrag van € 1.526,64 aan schadevergoeding, en de rechtbank legde een schadevergoedingsmaatregel op.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-710055-17 (P), 08/182529-17 (P), 08/760015-17 (tul)
Datum vonnis: 7 februari 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 31 mei 2018 en 24 januari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Weimar en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. C. Verrillo, advocaat te Denekamp, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer: 08/710055-17
feit 1:samen met anderen een straatroof heeft gepleegd;
feit 2:een fiets heeft vernield;
feit 3:een mishandeling heeft gepleegd;
parketnummer: 08/182529-17
openlijk geweld heeft gepleegd dan wel een mishandeling heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer: 08/710055-17
1.
hij op of omstreeks 16 mei 2017 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een (schouder)tas en/of een portemonnee en/of een geldbedrag van ongeveer 360 euro en/of een zonnebril en/of oordopjes en/of een vest, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s) (nadat verdachte en/of zijn mededader(s) met die [slachtoffer 1] heeft/hebben afgesproken om aan die [slachtoffer 1] (vals) geld te verkopen):
- ( dreigend) op die [slachtoffer 1] is/zijn afgelopen en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben gevraagd om het geld wat hij, [slachtoffer 1] , bij zich had aan de verdachte en/of zijn mededader(s) te geven en/of (vervolgens) (nadat verdachte en/of zijn mededader(s) het geld weer terug heeft/hebben gegeven aan die [slachtoffer 1] )
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met een ploertendoder) een klap op het hoofd, althans het lichaam heeft/hebben gegeven en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of
- een stroomstootwapen/taser, althans een daarop gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of tegen de nek, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt en/of gehouden;
2.
hij op of omstreeks 9 december 2017 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 9 december 2017 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] een of meerdere malen, in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen;
parketnummer: 08/182529-17
hij op of omstreeks 9 september 2017 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, openlijk, te weten op of aan de openbare weg (de Smidsbelt ter hoogte van [bedrijf] ) in elk geval in het centrum van Holten, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft/hebben gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , welk geweld tegen voornoemde personen bestond uit het meermalen, althans eenmaal
- ( met kracht) slaan en/of stompen op/tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- ( met kracht) trappen en/of schoppen op/tegen het/de be(e)n(en) en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 9 september 2017 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, een of meer perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] meermalen, althans eenmaal,
- ( met kracht) slaan en/of stompen op/tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- ( met kracht) trappen en/of schoppen op/tegen het/de be(e)n(en) en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
parketnummer 08/710055-17
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op grond van de verklaring van verdachte en de aangiftes op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 3 tenlastegelegde bewezen kan worden. Het onder 2 tenlastegelegde kan volgens de officier van justitie niet bewezen worden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 3 tenlastegelegde bewezen kan worden. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte hiervan vrijgesproken moet worden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 31 mei 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv;
2. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 22 mei 2017, pagina 166 – 168 (dossiernummer 2017221747);
3. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 262 - 264.
De rechtbank overweegt voorts dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan zodat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken.
4.2
parketnummer 08/182529-17
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat op grond van de verklaring van verdachte, het proces-verbaal van bevindingen van 14 september 2017, de aangifte en de verklaring van de getuige [getuige] het primair tenlastegelegde bewezen is.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden, nu het feit niet in vereniging is gepleegd. Het subsidiair tenlastegelegde kan volgens de verdediging wel bewezen worden.
Het oordeel van de rechtbank
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 11 september 2017 blijkt dat de verbalisant op
9 september 2017 op de openbare weg op de Smidsbelt ter hoogte van [bedrijf] in Holten een groep jongens, ongeveer 7 mannelijke personen, heeft waargenomen die vaak overlast veroorzaakten. Even later zag de verbalisant een ander groepje jongeren passeren. De verbalisant zag vervolgens dat één jongen uit de eerste groep, die verbalisant ambtshalve kende als zijnde verdachte, naar één van de jongens uit de tweede groep liep en een springende/trappende beweging maakte naar een jongen uit de tweede groep en deze jongen een vuistslag op het gezicht gaf en dat een andere jongen uit de eerste groep een vuistslag naar weer een andere jongen uit de tweede groep gaf. Verdachte heeft ter terechtzitting van 31 mei 2018, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op 9 september 2017 in Holten was met een groepje vrienden en dat hij op een ander groepje jongeren is afgelopen en een jongen een klap heeft gegeven waarna er andere mensen bijkwamen en er meer klappen werden uitgedeeld. Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij door een jongen met kracht op de linkerslaap is geslagen en dat hij pijn heeft aan zijn linkerslaap. Tevens heeft hij gezien dat een vriend, [slachtoffer 4] , ook is geslagen. Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat zijn vriend [slachtoffer 3] is geslagen en tegen de achterkant van zijn rechteronderbeen is getrapt en dat hij een klap op zijn linkeroor heeft gehad. Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat [slachtoffer 3] op zijn hoofd werd geslagen en dat een andere jongen [slachtoffer 4] twee keer heeft geslagen.
Voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang gezien, leiden naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen en op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
parketnummer: 08/710060-17
1.
hij op 16 mei 2017 te Holten, gemeente Rijssen-Holten tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een schoudertas en een portemonnee en een geldbedrag van ongeveer 360 euro toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s) nadat zijn mededader met die [slachtoffer 1] heeft afgesproken om aan die [slachtoffer 1] vals geld te verkopen:
- dreigend op die [slachtoffer 1] zijn afgelopen en
- die [slachtoffer 1] hebben gevraagd om het geld dat hij, [slachtoffer 1] , bij zich had aan zijn mededaders te geven en vervolgens (nadat zijn mededader het geld weer terug heeft gegeven aan die [slachtoffer 1] )
- die [slachtoffer 1] meermalen met een ploertendoder een klap op het hoofd hebben gegeven en - die [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd hebben geslagen en
- een stroomstootwapen/taser tegen de nek van die [slachtoffer 1] hebben gedrukt en gehouden;
3.
hij op 9 december 2017 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meerdere malen, tegen het gezicht en op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen.
parketnmmer: 08/182529-17
hij op 9 september 2017 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, openlijk, te weten op of aan de openbare weg (de Smidsbelt ter hoogte van [bedrijf] ) in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , welk geweld tegen voornoemde personen bestond uit het meermalen,
- slaan en/of stompen tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en
- trappen tegen het been van voornoemde [slachtoffer 3] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 141, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer:08-710055-17
feit 1
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3:
het misdrijf:
mishandeling;
parketnummer:08/182529-17
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot vijf maanden jeugddetentie geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd en dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte word veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren. De officier van justitie vindt dat het jeugdstrafrecht zou moeten worden toegepast.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld zich te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie voor zover deze ziet op de geheel voorwaardelijke jeugddetentie. Een werkstraf van 120 uur is volgens de verdediging te veel nu verdachte op de goede weg is en een lange werkstraf mogelijk averechts zal uitpakken.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte wordt genoemd als lid van een groep die bij diverse instanties bekend staat als een criminele jeugdgroep, waarvan de leden strafbare feiten plegen. Verdachte heeft samen met drie medeverdachten, naar eigen zeggen zijn vrienden, op gewelddadige wijze op een speciaal daartoe uitgekozen afgelegen plek een jongen beroofd van zijn tas en portemonnee met een aanzienlijk geldbedrag. In een vooropgezet plan heeft verdachte het slachtoffer op slinkse wijze op de gewenste plek gekregen door via het Darkweb voor een aanzienlijk bedrag valse bankbiljetten te koop aan te bieden. Na een afspraak voor de koop en de aankomst ter plaatse is de jongen omringd door de verdachte en zijn mededaders. Vervolgens heeft een mededader - nadat de jongen eerst door de groep is gerustgesteld – plotseling een taser bij de jongen in de nek gezet, is de jongen door verdachte meermalen geslagen met een ploertendoder en heeft de jongen vuistslagen gekregen in zijn gezicht. Daarna is de jongen gevallen, is het tasje met de inhoud afgerukt en zijn verdachte en zijn mededaders er vandoor gegaan, het slachtoffer bloedend achterlatend. Verdachte en zijn mededaders hebben met het plegen van deze beroving het slachtoffer grote angst aangejaagd, zoals ook blijkt uit de ter zitting namens het slachtoffer voorgedragen slachtofferverklaring. Met dergelijk handelen heeft verdachte getoond geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen. Bovendien heeft hij er geen blijk van gegeven op enig moment stil te hebben gestaan bij de impact die zijn handelen op het slachtoffer zou hebben en ook heeft gehad. Feiten zoals de onderhavige zijn ernstige feiten, die schade veroorzaken en niet alleen bij de slachtoffers, maar ook bij de samenleving in het algemeen en gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg brengen. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een mishandeling en een openlijke geweldpleging, waaruit eens te meer blijkt dat verdachte geweld niet schuwt om zijn zin te krijgen of zijn frustratie te uiten.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 30 april 2018 is verdachte eerder met justitie in aanraking geweest, hetgeen in zijn nadeel weegt.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of op verdachte het jeugd- of het volwassenen- strafrecht dient te worden toegepast. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten 18 jaar oud. In beginsel wordt ten aanzien van een dader met die leeftijd het volwassenenstrafrecht toegepast. Artikel 77c Sr voorziet in de mogelijkheid het jeugdstrafrecht toe te passen indien de rechter daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. In onderhavige zaak ziet de rechtbank in de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte en het reeds ingezette hulpverleningstraject aanleiding om het sanctiestelsel voor jeugdigen toe te passen. De rechtbank heeft acht geslagen op de door de heer [naam 1] werkzaam bij jeugdbescherming Overijssel, ter terechtzitting van 24 januari 2019 gegeven toelichting en op het door de reclassering uitgebrachte advies van 16 januari 2019 waarin is geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de over verdachte opgemaakte rapportages. Uit het psychologische rapport van 23 mei 2018 van [naam 2] , GZ-psycholoog/gerechtelijk deskundige NRGD volgt dat er sprake is een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis (overwegend onoplettend beeld) en van een normoverschrijdende gedragsstoornis. Volgens de deskundige bestaat het risico op een scheefgroeiende persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en narcistische kenmerken. Ten tijde van het plegen van de onder parketnummer 08/710055-17 tenlastegelegde feiten was vorenstaande ook aanwezig en de deskundige heeft geadviseerd om het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Er is volgens de deskundige een matig risico voor algemene geweldsrecidive met een laag risico op ernstig lichamelijk geweld. De deskundige adviseert om zowel de behandeling door Transfore als de ITB-Plus te continueren.
Over verdachte is door [naam 3] , psychiater, op 25 september 2018 een rapport uitgebracht. Uit dit rapport volgt dat er bij verdachte sprake is van ADHD en een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en daarnaast paranoïde elementen. Dit heeft volgens de psychiater ook verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de tenlastegelegde feiten beïnvloed. De psychiater heeft geadviseerd om het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Om het recidivegevaar te beperken is door de psychiater geadviseerd door te gaan met de huidige behandeling bij de Tender in het kader van de ITB-harde kern maatregel. Bij een eventuele recidive zou wel gedacht kunnen worden aan een andersoortige aanpak in de vorm van een (voorwaardelijke) PIJ-maatregel dan wel een terbeschikkingstelling.
Voornoemde [naam 2] heeft 4 oktober 2018 nogmaals gerapporteerd en heeft in deze rapportage gepersisteerd bij de conclusie zoals die is neergelegd in het rapport van 23 mei 2018.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de door jeugdreclasseerder [naam 1] ter terechtzitting van 24 januari 2019 gegeven toelichting waarbij door deze is aangeven dat het voortzetten van de maatregel van ITB harde kern niet meer nodig is, maar dat een behandeling bij Transfore nog steeds noodzakelijk blijft en dat, gelet op het geringe recidiverisico, een dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden niet nodig is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie en een werkstraf van na te noemen duur een passende straf is. De rechtbank zal de jeugddetentie geheel voorwaardelijk opleggen en daaraan de voorwaarden verbinden zoals door de reclassering zijn geadviseerd. Naar het oordeel van de rechtbank wordt, gelet op het lage recidiverisico, niet voldaan aan de voorwaarde van artikel 77za Sr om tot een dadelijke uitvoerbaarheid te komen, zodat hiertoe niet zal worden bevolen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 3.648,27, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- studie € 1.137,00;
- Armani tas € 120,00;
- vest Tommy Hilfiger € 139,95;
- zonnebril € 119,00;
- telefoonscherm € 120,00;
- geld € 360,00;
- reiskosten € 152,32.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1.500,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor zover deze ziet op kosten die betrekking hebben op de studiekosten, het Tommy Hilfigervest, de zonnebril, het telefoonscherm en de reiskosten voor het bijwonen van de terechtzitting niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. De kosten met betrekking op de Armani tas dienen volgens de officier van justitie gematigd te worden tot € 100,00 en de kosten die betrekking hebben op het contante geld dienen volgens de officier van justitie te worden toegewezen. De door de benadeelde partij opgevoerde immateriële schade dienen volgens de officier van justitie gematigd te worden tot € 1.000,00. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder parketnummer 08/710055-17 feit 1 tenlastegelegde.
De rechtbank zal de opgevoerde schadeposten ieder afzonderlijk beoordelen.
- studie
De opgevoerde schadepost die ziet op kosten door studievertraging is onvoldoende komen vast te staan, omdat niet is vast te stellen in hoeverre er sprake is van rechtstreekse schade, nu de benadeelde partij voorafgaand aan het incident reeds bekend was met psychische klachten. De opgevoerde schadepost is niet nader onderbouwd. De benadeelde partij zal om die reden voor dit deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
- Armani tas
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost Armani tas is onderbouwd. De rechtbank is hierbij van oordeel dat de opgevoerde schade wegens afschrijving moet worden gematigd. De rechtbank zal de schade naar billijkheid bepalen op een bedrag van € 100,00 en het gevorderde daarom toewijzen tot dit bedrag. De benadeelde partij zal voor het overige deel van deze post (€ 20,00) niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
- vest Tommy Hilfiger
Nu vrijspraak volgt voor het wegnemen van het vest en ook niet anderszins is komen vast te staan dat er een vest is beschadigd, is niet komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het vest van de benadeelde partij. De benadeelde partij zal om die reden voor dit deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
- zonnebril
Nu vrijspraak volgt voor het wegnemen van de zonnebril en ook niet anderszins is komen vast te staan dat er een zonnebril is beschadigd, is niet komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks deze schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De benadeelde partij zal om die reden voor dit deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
- telefoonscherm
Dat ten gevolge van de straatroof schade is ontstaan aan het scherm van de mobiele telefoon zoals in onderhavige vordering is opgevoerd volgt niet uit de aangifte van de benadeelde partij, noch uit andere stukken in onderhavig dossier. Daarom is niet komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de telefoon van de benadeelde partij. De benadeelde partij zal om die reden voor dit deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
- geld
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost geld is betwist, maar voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 360,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
- reiskosten
Deze schadepost bestaat uit drie onderdelen:
-
autorit Amsterdam – Deventer voor verklaring(224km x € 0,28 = € 62,72)
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist. De rechtbank zal het gevorderde toewijzen tot een bedrag van € 62,72, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
-
autorit Amsterdam naar politiebureau Rode Kruislaan(14km x € 0,28 = € 3,92)
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 3,92, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
-
autorit Amsterdam – Almelo voor proces(306km x € 0,28 = € 85,68)
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet in persoon ter bijwoning van het proces op de terechtzittingen is verschenen. Alleen de ouder(s) van de benadeelde partij was/waren ter terechtzittingen aanwezig. In dit geval is geen sprake van rechtstreekse schade, nu de reiskosten zijn gemaakt door de ouders en niet door de benadeelde partij zelf. Het strafrecht biedt onder omstandigheden de mogelijkheid voor schadevergoeding in geval van verplaatste schade. Echter ziet deze mogelijkheid slechts op een regeling voor schadevergoeding voor nabestaanden, zoals neergelegd in artikel 6:108 van het Burgerlijk Wetboek. Deze mogelijkheid geldt niet in onderhavige situatie. De benadeelde partij kan deze kosten, nu niet door hemzelf gemaakt, niet vorderen in de strafprocedure. De rechtbank zal het gevorderde daarom voor dit deel niet-ontvankelijk verklaren.
- immateriële schade
De als immaterieel opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat deze niet nader is onderbouwd en niet is vast te stellen in hoeverre er sprake is van rechtstreekse schade, nu de benadeelde partij voorafgaand aan het incident reeds bekend was met psychische klachten. De rechtbank overweegt dat een benadeelde onder meer recht heeft op vergoeding van schade, anders dan vermogensschade, als hij lichamelijk letsel heeft opgelopen. In dit geval ziet de rechtbank, gelet op de aard van de inbreuk (de onverwachte confrontatie met geweld) en alle omstandigheden van het geval aanleiding om de immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid te bepalen op een bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de vordering tot zover toewijzen en voor het overige (€ 500,00) niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Samenvatting
De rechtbank zal aldus - vorenstaande toegewezen schadeposten opgeteld - de vordering toewijzen tot een totaalbedrag van € 1.526,64. Het deel dat niet ontvankelijk is verklaard betreft een totaalbedrag van € 2.121,63.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat het vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank van 22 juni 2017, bij welk vonnis verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 108 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk ten uitvoer wordt gelegd met dien verstande dat de 90 dagen jeugddetentie wordt omgezet in een werkstraf van 180 uren.
De raadsman heeft om verlenging van de proeftijd verzocht.
Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank ziet echter reden de vordering, ondanks de geconstateerde schending van de voorwaarden, gedeeltelijk af te wijzen. Zij overweegt daartoe als volgt. Verdachte wordt voor de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten veroordeeld tot een forse werkstraf. Een gehele toewijzing van de vordering met daarbij een omzetting naar een werkstraf zou naar het oordeel van de rechtbank de positieve ontwikkeling die verdachte doormaakt te veel doorkruisen. De rechtbank zal daarom de vordering gedeeltelijk toewijzen voor de duur van 45 dagen jeugddetentie en in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de jeugddetentie te geven, een taakstraf van 90 uren gelasten.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op 77c, 77g, 77h, 77i, 77m, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77dd en 77gg Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/710055/17 feit 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/710055/17 feiten 1 en 3 en onder parketnummer 08/182529-17 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08/710055/17 feiten 1 en 3 en onder parketnummer 08/182529-17 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer: 08/710055/17
feit 1: het misdrijf: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3: het misdrijf: mishandeling
parketnummer 08/182529-17
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
5 maanden;
- bepaalt dat deze jeugddetentie
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- wordt verplicht zich onder behandeling van Transfore of soortgelijke instelling te stellen;
- dat hij zich gedurende de door de gecertificeerde instelling jeugdbescherming Overijssel, afdeling Jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op de door de Jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de Jeugdreclassering zo frequent en zolang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • dat hij deelneemt aan de gesprekken met Jeugdbescherming Overijssel, afdeling Jeugdreclassering, die gericht zijn op het toezicht op en het begeleiden bij het nakomen van de bijzondere voorwaarden, zo frequent als deze dat noodzakelijk acht;
  • dat hij meewerkt aan andere door Jeugdbescherming Overijssel noodzakelijk geachte ondersteuning of verwijzing naar andere hulpverleningsinstanties, die gedurende de begeleiding door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht om de kans op herhaling te verkleinen;
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming Overijssel te Zwolle
(instantiecode AST1O6) opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de
voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. De verantwoordelijke gemeente is Deventer;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde
arbeid voor de duur van
120 uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van 60
dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 1.526,64 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2017) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.526,64,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende jeugddetentie voor de duur van 1 dag zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1] , voor het overige deel (€ 2.121,63) niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast in de zaak met parketnummer 08/760015/17 een taakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 90 uren, in plaats van de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 45 dagen, opgelegd bij vonnis van 22 juni 2017;
- beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 45 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. M.H. van der Lecq en mr. A. Flos, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2019.
Buiten staat
Mr. Van der Lecq en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen inzake parketnummer 08/182529-17
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van 14 september 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisant:
Op zaterdag 9 september 2017 omstreeks 21:30 uur bevond ik mij 1e verbalisant
[verbalisant 1] , in het bijzijn van 2e verbalisant [verbalisant 2] , op de Openbare weg namelijk de
Smidsbelt te Holten. Wij zagen op voornoemd tijdstip en locatie ter hoogte van [bedrijf] de voor ons ambtshalve bekende jeugdgroep van Holten die vaak overlast veroorzaakt. Deze groep bestond ongeveer uit 7 mannelijke personen. Ik 1e verbalisant [verbalisant 1] , zag dat 1 jongen, mij de ambtshalve bekende [verdachte] hardlopend naar een van de jongens liep. Ik zag dat hij in een springende al trappende beweging naar de jongen liep. Ik zag dat bij de jongen een vuistslag op het gezicht gaf. Hierop zagen wij, dat er een andere jongen uit deze eerder genoemde overlast gevende groep ook een vuistslag richting het gezicht van weer een andere jongen gaf.
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 31 mei 2018, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 9 september 2017 was ik met een groepje vrienden in Holten. Een groepje jongens liep
ons voorbij en zij schreeuwden dingen naar onze groep. Ik ben op die groep afgelopen en ik
heb de jongen die riep een klap gegeven. Toen kwamen andere mensen erbij en werden er
meer klappen uitgedeeld.
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , d.d. 10 september 2017, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van aangever:
Voordat ik het in de gaten had zag ik dat de jongen mij hard sloeg. Ik werd hard, opzettelijk en met kracht geraakt op mijn linker slaap. Ik voelde pijn op deze plek
4.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , d.d. 14 september 2017, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van aangever:
Ik zag dat [slachtoffer 3] werd geslagen door een voor mij onbekende jongen. Deze jongen sloeg met zijn rechtervuist op de rechterslaap van [slachtoffer 3] . De jongen trapte [slachtoffer 3] later nog op de achterkant van zijn rechter onderbeen. Ik werd geslagen door een onbekende jongen.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] , d.d. 14 september 2017, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van de getuige:
Op het moment dat de jongen bij [slachtoffer 3] in de buurt kwam zag ik dat de jongen hem met
gekromde arm en gebalde vuist sloeg. Ik zag dat [slachtoffer 3] op zijn hoofd werd geraakt
Ik zag daarop een andere jongen achter [slachtoffer 4] verschijnen. Ik zag dat die jongen [slachtoffer 4] twee keer sloeg. De eerste keer sloeg hij [slachtoffer 4] , terwijl [slachtoffer 4] met de rug naar deze jongen stond, op het hoofd. Ik zag dat [slachtoffer 4] zich daarna omdraaide naar die jongen toe.
Ik zag dat [slachtoffer 4] nog een klap op zijn hoofd kreeg.
Ik heb gezien dat de ene slag met de elleboog werd uitgevoerd en de andere slag werd
met de hand uitgevoerd. Ik weet niet meer zeker welke slag het eerst was. Ik weet wel
dat beide slagen op het hoofd waren.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer [nummer] en nummer PL066-2017459735. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.