ECLI:NL:RBOVE:2019:4594

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 december 2019
Publicatiedatum
6 december 2019
Zaaknummer
08.124519.19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en diefstal met geweld in Enschede

Op 6 december 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 35-jarige man uit Enschede veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar voor poging tot het medeplegen van doodslag en diefstal met geweld. De zaak betreft een gewapende overval die plaatsvond op 17 november 2011, waarbij het slachtoffer, een oud-ijzerhandelaar, werd beroofd van een aktetas met bijna 50.000 euro. Tijdens de overval werd het slachtoffer met een knuppel geslagen en meerdere keren beschoten met een vuurwapen, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank oordeelde dat het DNA van de verdachte op de plaats delict was aangetroffen, wat bijdroeg aan het bewijs van zijn betrokkenheid bij de overval. De rechtbank achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen, gezien de omstandigheden waaronder de overval plaatsvond en het gebruik van geweld. De verdachte werd ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer en zijn partner, die emotionele schade had geleden door het getuige zijn van de overval.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.124519.19 (P)
Datum vonnis: 6 december 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans verblijvende in de PI Almelo te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 november 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Leusink-Van Dijk en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht. Tevens zijn de benadeelde partijen gehoord, bij monde van mr M. van Essen, advocaat te Amsterdam.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 22 november 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden nadat zij hem hadden overvallen,
subsidiair onder A: samen met een ander diefstal met geweld heeft gepleegd,
subsidiair onder B: samen met een ander [slachtoffer] heeft proberen te doden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 17 november 2011,
in de gemeente Enschede,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet meermalen, althans eenmaal,
-met een (honkbal)knuppel, althans een lang en/of hard voorwerp op het hoofd en lichaam heeft/hebben geslagen en/of
-met een vuurwapen op het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geschoten (waarbij die [slachtoffer] door een kogel in de lies werd getroffen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke vorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld in vereniging gepleegd, op de openbare weg van een aktetas (met daarin 50.000 euro, althans een zeer groot geldbedrag), gepleegd tegen genoemde [slachtoffer] ,
welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van
dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemer(s) aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, onder
A.
hij op of omstreeks 17 november 2011,
in de gemeente Enschede,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
op/aan de openbare weg, te weten op/aan/nabij de Steenweg,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
(een aktetas met daarin) 50.000 euro, althans een (zeer) (grote) hoeveelheid geld,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- voorzien van een geheel of gedeeltelijk over/voor zijn/hun hoofd/gezicht getrokken capuchon/muts en/of sjaal/doek, althans (in ieder geval) voorzien van (een) geheel of gedeeltelijk bedekt(e) gezicht(en) – zich naar/in de richting van die [slachtoffer] (welke zich op dat moment naast/in de nabijheid van zijn (personen)auto bevond) heeft/hebben begeven,
- (vervolgens) (daarbij) een (honkbal)knuppel, althans een lang en/of hard voorwerp aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of (daarbij) iets (onverstaanbaars) in de richting van die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen/geschreeuwd,
- (vervolgens) met die (honkbal)knuppel, althans met dat lange en/of harde voorwerp die [slachtoffer] (meermalen) in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of (elders) op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen (waarbij die [slachtoffer] zich hevig heeft verweerd/verzet en/of (daarbij) op de grond kwam te vallen) en/of
-(vervolgens) - toen die [slachtoffer] de aktetas met daarin een (zeer) (grote) hoeveelheid geld (weer) van verdachte(n) wilde afpakken/terug pakken - met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (meermalen) op/in de richting van die [slachtoffer] heeft/hebben geschoten;
en/of onder
B.
hij op of omstreeks 17 november 2011,
in de gemeente Enschede,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet (meermalen) met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/in de richting van die [slachtoffer] heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
overval
Op 17 november 2011 heeft er aan de Steenweg in Enschede een gewapende overval plaatsgevonden, waarbij [slachtoffer] (oud ijzerhandelaar van beroep) door twee mannen is aangevallen toen hij in de ochtend met zijn auto van huis wilde vertrekken.
Rond 07:15 uur liep [slachtoffer] vanuit zijn woning naar zijn auto en zette zijn aktetas (met daarin ongeveer 50.000 euro) via het linker achterportier, achter de bestuurdersstoel, in zijn auto. Vervolgens zag hij twee mannen in zijn richting lopen die iets riepen. Beide mannen hadden donkere kleding aan, een capuchon op en een sjaal voor hun gezicht. De ene man was slank van postuur en de andere man was iets dikker. [slachtoffer] zag dat de slanke man hem met een knuppel wilde slaan. Er ontstond een worsteling waardoor zij op de grond vielen. Toen zij weer stonden, werd [slachtoffer] door de slanke man meerdere keren met de knuppel tegen zijn dijbeen, armen en hoofd geslagen. De man met het forsere postuur opende het linker achterportier van de auto en pakte de aktetas uit de auto. [slachtoffer] probeerde de aktetas af te pakken, waarna de forsere man achteruit liep en van korte afstand een pistool op [slachtoffer] richtte. [slachtoffer] hoorde vervolgens een enorme knal, maar hij voelde niets en is in de richting van de forsere man gelopen. Vervolgens hoorde [slachtoffer] weer een knal. Dit was een paar seconden na de eerste knal. [slachtoffer] voelde vervolgens een doof gevoel in zijn been en aan de rechterkant van zijn achterwerk.
Bij de overval heeft [slachtoffer] hoofdletsel, een schotwond in zijn rechter lies zonder essentieel vaat/zenuwletsel en kneuzingen aan een arm en zijn linkerbeen opgelopen. Uit de rechterlies van [slachtoffer] is een kogel verwijderd.
Het incident heeft zich voor de woning van [slachtoffer] , op de openbare weg, afgespeeld. Een buurman, die aan de overkant van de straat de ruiten van zijn auto stond te krabben, was getuige.
forensisch onderzoek
Op de plaats-delict zijn drie hulzen aangetroffen. Er is vergelijkend hulzen onderzoek gedaan en de bevindingen van dit onderzoek zijn dat het zeer veel waarschijnlijker is wanneer de hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen dan wanneer de hulzen zijn verschoten met meerdere vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken. De drie hulzen zijn mogelijk verschoten met een semi-automatisch werkend pistool van het kaliber 7,65 mm Browning, merk Walther of een Manurhin, model PP(K). Uit het lichaam van [slachtoffer] is een kogel verwijderd. Deze kogel past het best bij het kaliber 7,65 Browning. De systeemsporen in de kogel passen onder andere bij de hiervoor genoemde pistolen.
Aan de overkant van de rijbaan van de Steenstraat ter hoogte van de geparkeerde auto van [slachtoffer] hebben verbalisanten een dichtgevouwen zilverkleurig mes aangetroffen dat schoon oogde, het metaal van het mes was niet voorzien van een laagje rijp, zoals de metalen oppervlakken van de geparkeerde auto’s. Uit het ontbreken van een laagje rijp op het mes leidt verbalisant af dat het mes er pas kort lag en dat het mes er de voorgaande nacht, waarin het gevroren had, nog niet had gelegen. Dit mes is op drie plekken bemonsterd: bemonstering van bloed op de zijkant van het mes, bemonstering van de randen van het heft en de rug van het lemmet en bemonstering van de gleuf in het heft van het mes. De bemonsteringen bevatten een DNA-profiel van een man. Dit celmateriaal kan afkomstig zijn van “onbekende man A”. Op 22 november 2011 is het DNA-profiel van het celmateriaal in een van de bemonsteringen opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en is sindsdien vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen.
Tot slot is de handgreep van het linker achterportier van de auto van het slachtoffer bemonsterd. Dit spoor is onderzocht. In deze bemonstering wordt een onvolledig DNA-mengprofiel van minimaal twee personen aangetroffen, waarvan minimaal één man. Onbekende man A kan hierbij niet uitgesloten worden als celdonor.
DNA-match
Op 8 juni 2018 is het DNA van verdachte in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken opgenomen en sindsdien vergeleken met de daarin aanwezige DNA profielen. Bij deze vergelijking is tot op heden één match gevonden met een spoor aangetroffen op eerdergenoemd mes. Dit betekent dat het DNA in de bemonstering van de randen van het heft en de rug van het lemmet van het mes afkomstig kan zijn van verdachte. Door DNA-vergelijkend onderzoek is vastgesteld dat verdachte de in deze zaak genoemde onbekende man A kan zijn.
Ten behoeve van het berekenen van de bewijskracht van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van verdachte en het onvolledige DNA-mengprofiel van de handgreep van het linker portier zijn de volgende aannames gedaan:
- de bemonstering bevat het DNA van twee personen;
- de personen in dit mengsel zijn niet onderling verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd. Het verkregen DNA-mengprofiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en een willekeurige onbekende persoon dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken omdat er geen sprake is van overtuigend bewijs. Het mes en het DNA-spoor op de portiergreep kunnen niet als belastend bewijs worden beschouwd.
Ten aanzien van het mes heeft de raadsman aangevoerd, dat bij de overval geen mes is gebruikt, dat het mes (relatief gezien) op een behoorlijke afstand van de plaats delict is aangetroffen, dat onbekend is of het mes door een van de daders is gedragen, dat het mes door verdachte of iemand anders kan zijn verloren en dat het mes mogelijk al voor de overval op straat kan hebben gelegen. Op basis van het aangetroffen mes met het DNA van verdachte valt dus geen enkele harde conclusie te trekken, aldus de raadsman.
Ten aanzien van het DNA-spoor op de portiergreep heeft verdachte een plausibele verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op de portiergreep, namelijk dat hij toentertijd regelmatig aan autodeuren van luxe auto’s voelde om te bezien of de deur open was. Mogelijk is zijn DNA op deze wijze op de portiergreep terecht gekomen, maar niet op het moment van de overval. Verdachte voldoet immers ook niet aan het signalement van de dader die het portier opgetrokken heeft.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Aangetroffen DNA van verdachte?
De rechtbank stelt op basis van de rapporten van het NFI vast dat de DNA-sporen die zijn veilig gesteld op de plaats delict en zijn toegeschreven aan onbekende man A, DNA-sporen betreffen van verdachte. Derhalve staat vast dat het DNA van verdachte op zowel het mes als op de portiergreep van de auto is aangetroffen. Door of namens verdachte is dat ook niet betwist.
Is het aangetroffen DNA een daderspoor?
De rechtbank stelt vast dat uit het aantreffen van het DNA van verdachte op de portiergreep kan worden afgeleid dat verdachte de portiergreep aan de linker achterzijde van de auto van [slachtoffer] heeft aangeraakt. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of het aangetroffen DNA van verdachte al dan niet als een daderspoor kan worden aangemerkt.
De rechtbank is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Uit het dossier blijkt dat in de ochtend van 17 november 2011 kort voor en ten tijde van de overval twee personen de betreffende portiergreep hebben aangeraakt; [slachtoffer] toen hij zijn aktetas weg zette, gevolgd door één van de overvallers. Uit de omstandigheid dat het DNA-mengprofiel celmateriaal van verdachte bevat leidt de rechtbank af dat het niet anders kan dan dat het verdachte is die ten tijde van de overval de portiergreep aangeraakt heeft.
Wanneer, zoals in dit geval, sprake is van de verdachte belastende omstandigheden, kan van de verdachte worden gevergd dat hij een ontzenuwende en aannemelijke verklaring daaromtrent aflegt. Wanneer een dergelijke verklaring achterwege blijft, kunnen die belastende omstandigheden bijdragen tot het bewijs.
Verdachte heeft ter verklaring aangevoerd dat hij in die periode aan portieren van (dure) auto’s voelde op zoek naar waardevolle spullen die hij zich zou kunnen toe-eigenen, dat hij omstreeks het tijdstip van de overval mogelijk ook aan het achterportier van de auto van [slachtoffer] heeft gezeten en dat daardoor zijn DNA op de portiergreep is aangetroffen. De rechtbank acht deze verklaring onaannemelijk en gaat daaraan voorbij. Verdachte heeft geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd over hoe en wanneer hij dan aan het portier heeft gezeten en waarom aan het linker-achterportier als hij op zoek geweest zou zijn naar waardevolle spullen.
Ook uit het aantreffen van eerdergenoemd mes leidt de rechtbank af dat verdachte één van de daders van de overval is geweest. Het mes met op meerdere plaatsen DNA-celmateriaal van verdachte is op enkele meters en aldus in de directe nabijheid van de auto van [slachtoffer] aangetroffen, verbalisanten relateren gemotiveerd dat het er nog niet lang heeft gelegen en verdachte heeft verklaard dat hij altijd een mes op zak heeft. Daar komt bij dat er op het mes geen celmateriaal van een andere donor dan onbekende man A (lees: verdachte) is aangetroffen. Dat er tijdens de overval geen mes gebruikt is maakt dit oordeel niet anders. Dat geldt ook voor de niet geconcretiseerde en niet verifieerbare verklaringen die verdachte heeft gegeven voor het aantreffen van dit mes. Die verklaringen acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk.
Conclusie daderschap verdachte
De rechtbank is van oordeel dat het aantreffen van het DNA van verdachte op de portiergreep, de omstandigheid dat een mes in de directe nabijheid van de plaats-delict is gevonden, welk mes op drie plekken het DNA van verdachte bevat en het niet geven van een aannemelijke verklaring voor deze aanwezigheid van verdachtes DNA op de plaats delict, voldoende is voor het wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank betrekt bij haar overwegingen dat deze bewijsmiddelen worden ondersteund door de (de auditu) verklaring van [naam 1] , de tante van verdachte. Zij heeft verklaard dat zij heeft gehoord dat de kinderen van haar zus (verdachte en zijn broer) betrokken waren bij de overval op een oud-ijzerhandelaar. Het zou om veel geld gaan. Haar zus had haar verteld dat ze er allemaal van hadden geprofiteerd.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte één van beide overvallers is geweest. Gelet op de aanwezigheid van verdachtes DNA op de handgreep van de linker-achterportier van de auto van [slachtoffer] , gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte de overvaller was die het linker-achterportier van de auto heeft geopend en de (achter de bestuurdersstoel gepositioneerde) aktetas met daarin ongeveer 50.000 euro heeft weggenomen en ook, gelet op de verklaring van [slachtoffer] op dit punt, dat verdachte ook degene was die daarbij meermaals met een vuurwapen op [slachtoffer] heeft geschoten.
Medeplegen van gekwalificeerde poging doodslag
De rechtbank is van oordeel dat het schieten met een vuurwapen in de richting van het lichaam van een persoon waarbij die persoon daadwerkelijk in het onderlichaam geraakt wordt, moet worden gekwalificeerd als een poging om iemand opzettelijk van het leven te beroven. Door van korte afstand op iemand te schieten, wordt op z’n minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze persoon komt te overlijden als gevolg van ernstige verwondingen.
De hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden hebben de uiterlijke verschijningsvorm van een in bewuste en nauwe samenwerking uitgevoerde diefstal met geweld (overval), gepleegd volgens een plan dat vooraf aan hen beiden duidelijk moet zijn geweest. Verdachte en zijn mededader lopen samen naar [slachtoffer] toe terwijl ze iets roepen. Vervolgens wordt [slachtoffer] belaagd door één van hen met een knuppel, terwijl de ander de aktetas met geld uit de auto pakt. Het plan hield kennelijk ook in dat er geweld zou worden gebruikt tegen [slachtoffer] . Het meenemen van een knuppel en een geladen vuurwapen bij een overval impliceert immers het eventuele gebruik van deze wapens. Beide verdachten moeten daarvan weet hebben gehad, zodat van meet af aan bij elk van hen sprake is geweest van op z’n minst genomen voorwaardelijk opzet op het daadwerkelijk gebruik van het vuurwapen.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat het gebruik van mogelijk dodelijk geweld besloten lag in het plan dat de overvallers voorafgaand aan de overval hebben gemaakt en dat ieder van de overvallers zich aan dat plan heeft geconformeerd. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte en de mededader – ten minste – in voorwaardelijke zin opzet hebben gehad op de dood van [slachtoffer] .
De rechtbank is, gelet op bovenstaande, van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 17 november 2011, in de gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
[slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen,
  • met een knuppel, op het hoofd en lichaam heeft geslagen en
  • met een vuurwapen op het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschoten waarbij die [slachtoffer] door een kogel in de lies werd getroffen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke vorenomschreven poging tot doodslag werd voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld in vereniging gepleegd, op de openbare weg van een aktetas (met daarin een zeer groot geldbedrag), gepleegd tegen genoemde [slachtoffer] ,
welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van
dat feit gemakkelijk te maken en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 288 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
poging tot het medeplegen van doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaar, met aftrek van de tijd dat hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – gelet op de bepleite vrijspraak – niet uitgelaten over de strafmaat.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan een brute overval waarbij zij hebben geprobeerd om [slachtoffer] te doden. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een zeer ernstig strafbaar feit. De verdachten hebben [slachtoffer] ’s ochtends vroeg vlak bij zijn woning in een woonwijk totaal overrompeld toen hij niets vermoedend naar zijn werk vertrok. De verdachten waren bewapend met een knuppel en een vuurwapen. Ze hebben fors geweld op [slachtoffer] toegepast, door hem onder meer met een knuppel op zijn hoofd te slaan en met een vuurwapen meermaals op hem te schieten. Mevrouw [naam 2] , de partner van [slachtoffer] , heeft van dichtbij gezien en gehoord hoe haar partner werd toegetakeld. Uit niets blijkt dat verdachte zich bij het plegen van het feit heeft bekommerd om de gevolgen die zijn handelen zou hebben voor het slachtoffer. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen geldelijk gewin. Uit de slachtofferverklaring die ter terechtzitting is voorgehouden, blijkt dat de impact van dit feit nog steeds enorm is. Dit soort feiten leidt voorts tot enorme onrust in een woonwijk en tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Een gekwalificeerde doodslag behoort tot de ernstigste delicten uit het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De wetgever heeft de buitengewone ernst van dit feit tot uitdrukking gebracht door daarop levenslange gevangenisstraf als strafmaximum te stellen. Het feit wordt daardoor wat betreft strafmaat gelijkgesteld aan moord.
Voor feiten als deze zijn binnen de rechtspraak geen landelijke oriëntatiepunten. De rechtbank heeft gekeken naar wat in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd, waarbij opmerking verdient dat dit soort zaken zich in het algemeen moeilijk laat vergelijken. De rechtbank neemt als uitgangspunt voor een voltooide gekwalificeerde doodslag een gevangenisstraf van tussen de 15 en 18 jaren, wanneer er één slachtoffer is te betreuren en de dader volledig toerekeningsvatbaar is. In het onderhavige geval is er sprake van een poging.
De rechtbank heeft kennis genomen van de reclasseringsrapportage van 26 juli 2019, waarin beschreven wordt dat het huidige reclasseringstoezicht moeizaam verloopt. De Tender is betrokken voor ondersteuning bij de financiën, huisvesting en dagbesteding, maar er komt weinig van de grond. Het delict verleden, de financiën en de houding van verdachte beschouwt de reclassering als zorgwekkend en de recidivekans wordt gemiddeld tot hoog ingeschat. De reclassering adviseert bij een veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het trajectconsult van het NIFP van 11 juni 2019. Persoonlijkheidsproblematiek kan niet uitgesloten worden, maar nader psychologisch of psychiatrisch onderzoek is niet geïndiceerd. De recidivekans op vermogensdelicten wordt niet op hoog ingeschat omdat geen delictspatroon wordt waargenomen.
De rechtbank heeft voorts gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
2 oktober 2019 van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte voordat het onderhavige feit gepleegd werd onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van vermogens- en geweldsdelicten. Kennelijk hebben deze eerdere veroordelingen de verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van een dergelijk strafbaar feit. Na het onderhavige feit is verdachte niet onherroepelijk veroordeeld voor bedreiging en heling. De rechtbank heeft in dat verband acht geslagen op het in artikel 63 Sr bepaalde.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van tien jaren, met aftrek van de tijd die door de verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht, passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en [bedrijf slachtoffer]
[slachtoffer]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 69.426,47, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- geldbedrag € 48.000,00;
- schade auto € 327,90;
- beveiliging € 5.174,09;
- kluis € 5.150,00;
- medische kosten € 74,48;
- kleding/tas € 700,00.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 10.000,00 gevorderd.
Daarnaast wordt verzocht om de proceskosten, te weten de kosten aan rechtsbijstand, van
€ 9.375,00 te vergoeden. Ook wordt verzocht om alle overige nog (voor de ten uitvoerlegging) te maken kosten, begroot op € 2.500,00 toe te wijzen.
[bedrijf slachtoffer]
[slachtoffer] heeft voor zijn bedrijf [bedrijf slachtoffer] een vordering ingediend waarin een totaalbedrag van € 58.651,90 aan materiële schade wordt gevorderd voor het geval de vordering van hem als natuurlijk persoon niet-ontvankelijk wordt verklaard dan wel wordt afgewezen. Het gevorderde bedrag bestaat uit de posten: geldbedrag, schade auto, beveiliging, kluis, met de genoemde bedragen zoals hiervoor is omschreven.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] geheel kan worden toegewezen, waardoor de vordering van [bedrijf slachtoffer] dient te worden afgewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair dienen de proceskosten gematigd te worden en dient aansluiting gezocht te worden bij de liquidatietarieven.
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn onvoldoende gemotiveerd betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 69.426,47, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Ten aanzien van de proceskosten overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank ziet in de door de raadsvrouw gestelde kosten in dit specifieke geval geen aanleiding om af te wijken van de liquidatietarieven. De raadsvrouw heeft de vordering van de benadeelde partijen opgesteld en ter zitting toegelicht, waardoor twee punten worden toegekend van € 600,00. Derhalve stelt de rechtbank de proceskosten vast op € 1.200,00.
Tevens wijst de rechtbank de overige kosten die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging toe zoals hieronder bij de beslissing weergegeven.
Gelet op het hiervoor overwogene wijst de rechtbank de vordering van [bedrijf slachtoffer] af.
8.2
De vordering van de benadeelde partij [naam 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om shockschade van € 7.500,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [naam 2] kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [naam 2] niet-ontvankelijk is in haar vordering.
Het oordeel van de rechtbank
shockschade
Voor zover het gaat om zogenoemde ‘shockschade’ overweegt de rechtbank het volgende. ‘Shockschade’ kan ontstaan bij degene bij wie door het (directe) waarnemen van een incident of ongeval of door de (directe) confrontatie met de ernstige gevolgen ervan, een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht waaruit geestelijk letsel voortvloeit. Dit zal zich met name kunnen voordoen indien iemand is gedood of verwond tot wie de getroffene in een nauwe affectieve relatie staat (ECLI:NL:HR:2002:AD5356). Een vordering tot vergoeding van shockschade kan alleen worden toegewezen als het gaat om geestelijk letsel waardoor iemand in zijn persoon is aangetast. Dit zal in het algemeen slechts het geval zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Voor de vaststelling daarvan is nader feitelijk onderzoek noodzakelijk, bijvoorbeeld door een psychiater of psycholoog.
Uit het dossier blijkt dat mevrouw [naam 2] getuige is geweest van de overval die op haar partner [slachtoffer] is gepleegd, waarbij hij is neergeschoten. Uit getuigenverklaringen komt naar voren dat mensen een vrouw hoorden schreeuwen en vrijwel direct daarna buiten bij [slachtoffer] zagen staan. Derhalve stelt de rechtbank vast dat [naam 2] het incident, in onderhavig geval de overval waarbij [slachtoffer] is neergeschoten, zelf heeft waargenomen en direct met de ernstige gevolgen hiervan is geconfronteerd. Uit de (toelichting op de) vordering blijkt dat zij op 15 mei 2012 in verband met psychologische klachten naar aanleiding van een overval op 17 november 2011 onder behandeling van een psycholoog is geweest. Deze behandelingen hebben in ieder geval tot 4 juli 2013 geduurd, waarna zij op 13 juli 2016 door de huisarts opnieuw naar de psycholoog is verwezen voor verdere specialistische behandeling. Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat mevrouw [naam 2] langere tijd onder behandeling van een psycholoog is geweest. Hoewel er ten aanzien van mevrouw [naam 2] geen diagnose voorhanden is, stelt de rechtbank vast dat op basis van de voorgaande bevindingen het voldoende aannemelijk is dat er bij benadeelde sprake is van geestelijk letsel waardoor zij in haar persoon is aangetast (ex. artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek).
Bij de bepaling van de omvang van de door [naam 2] geleden schade is rekening gehouden met shockschade en heeft de rechtbank aansluiting getracht te zoeken bij vergelijkbare zaken. De rechtbank waardeert de shockschade in deze zaak op € 7.500,-, waarbij rekening is gehouden met de aard en de ernst van het letsel en de daaruit voortkomende gevolgen en wijst het gevorderde aldus (hoofdelijk) toe..
8.3
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
poging tot het medeplegen van doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) jaren;
schadevergoeding
[slachtoffer]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 69.426,47 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 november 2011) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 1.200,00, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 69.426,47, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 november 2011 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 349 dagen zal worden toegepast (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
[naam 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 2] van een bedrag van € 7.500,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 november 2011) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 7.500,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 november 2011 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 72 dagen zal worden toegepast (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
[bedrijf slachtoffer]
- wijst de vordering van de benadeelde partij: [bedrijf slachtoffer] af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Koning, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 december 2019.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met als onderzoeksnaam ONEGA. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
- het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] d.d. 17 november 2011, zakelijk weergegeven (pag. 28 tot en met 30):
Op 17 november 2011 aan de Steenweg in Enschede kwamen twee mannen naar mij toe die capuchons droegen en een sjaal voor hun gezicht hadden. Een was slank en de ander was iets dikker. Ze waren donker gekleed. De slanke man hield een kleine honkbalknuppel (van ongeveer 50 cm) in zijn handen. De man met de honkbalknuppel begon mij opzettelijk en met veel kracht te slaan tegen mijn dijbeen, armen en op mijn hoofd. Ik heb hierdoor letsel opgelopen. De wond op mijn hoofd
is dichtgeplakt en mijn dijbeen is flink gezwollen. Op mijn armen heb ik ook pijnlijke plekken.
Ik zag dat de andere man mijn zwarte aktetas uit de auto pakte. Ik pakte mijn aktetas vast maar deze werd weer uit mijn handen gerukt. Ik stond op ongeveer 2 meter afstand van de man toen ik opeens zag dat hij een zwart pistool in zijn rechter hand vast hield. Ik weet zeker dat het een pistool was want een revolver heeft een cilinder en die heb ik niet gezien. Ik zag dat hij het pistool op mijn borst of hoofd richtte en schoot. Ik hoorde een enorme knal. Omdat ik niets voelde dacht ik dat het om een
alarm pistool ging. Ik wilde de aanval inzetten maar toen schoot hij nogmaals. Ik hoorde weer een knal. Ik voelde dat mijn rechter been verdooft werd en ik kon niet meer staan. De beide mannen liepen weg.
In mijn beleving is er twee maal geschoten. Toen ik mijn broek uit deed zag ik bloed en wist ik dat ik neergeschoten was. Er zat ongeveer 50.000 euro in de zwarte aktetas die de daders hebben weggenomen. Ik ben oud ijzer handelaar. Voor mij is het gebruikelijk om zulke bedragen contant bij me te dragen. Dit is allemaal op straat voor mijn woning, naast mijn auto gebeurd.
- het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] d.d. 23 november 2011, zakelijk weergegeven (pag. 34 tot en met 36):
Ik heb de aktetas via het linker achterportier in de auto gezet, dit was dus aan de straat kant. De aktetas stond toen op de bodem van de auto achter de zitting van de bestuurder. Ik hoorde dat er door de man met de honkbalknuppel iets werd geroepen. Ik kon niet verstaan wat er werd geroepen. Ik zag vervolgens dat de man met de honkknuppel (dader 1) op mij af kwam. Ik zag dat hij de knuppel met zijn rechterhand rechts boven zijn hoofd hield. Ik zag dat de andere man (dader 2) van uit mijn positie schuin rechts achter dader 1 stond, ter hoogte van het linker voorwiel van mijn auto. Dader 1 kwam dus op mij af en ik zag dat hij mij de
honkbalknuppel wilde slaan in de richting van mijn hoofd. Ik pakte dader 1 dus vast en zwaaide hem naar links, waardoor wij beiden op de grond kwamen te vallen. We stonden vervolgens nagenoeg in dezelfde positie als voor de val. Dat wil zeggen dat ik links naast het linker achterportier stond en dader 1 stond weer tegenover mij. Ik zag dat dader 1 opnieuw slaande bewegingen in mijn richting maakte met de honkbalknuppel. Vervolgens zag en voelde ik dat dader 1 mij met de honkbalknuppel meerdere keren tegen mijn linker bovenbeen sloeg. Hierdoor ging ik achteruit en stond ik links achter de auto. Dader 1 stond op dat moment voorbij het linker achterportier. Ik zag dat dader 2 het linker achterportier opende. Ik weet niet met welke hand hij dit deed. Ik zag vervolgens dat hij de aktetas uit de auto pakte. Vermoedelijk deed hij dit met zijn rechterhand en gooide vervolgens het linker achterportier dicht. Dit heeft hij vermoedelijk met de linkerhand gedaan, door tegen de raamstijl of het raam van het linkerportier te duwen. Ik liep naar dader 2. De afstand tussen mij en dader 2 was ongeveer 5 meter. Ik zag dat dader 2 stil bleef staan en ik zag dat hij een pistool op mij richtte. Ik zag dat hij dit pistool vermoedelijk in zijn linkerhand vast hield en dit met gestrekte arm op mij richtte. Ik had het gevoel dat hij op mijn borst en hoofd richtte. Vervolgens hoorde ik weer een knal, dit was in tijd gezien maar een paar seconden later.
- een schriftelijk bescheid, zijnde een medische verklaring van [naam 3] , arts-assistent heelkunde namens dr. W.R. Hogeboom, chirurg-traumatoloog, werkzaam bij Medisch Spectrum Twente, d.d. 17 november 2011, zakelijk weergegeven (pag. 55):
Diagnose:
- Schotverwonding rechter lies, zonder essentieel vaat/zenuwletsel
- Barstwond behaarde hoofdhuid
- het proces-verbaal van bevindingen van 23 september 2019, zakelijk weergegeven (pag. 18 en 19 van proces-verbaal voortgang in verband met verzoek schorsing voorlopige hechtenis):
Op 23 september 2019 hebben wij, verbalisanten, een gesprek gevoerd met mevrouw [naam 1] . Dit gesprek vond plaats naar aanleiding van het opgenomen telefoongesprek van 29 augustus 2019 om 21.22.13 uur, sessienummer 504. [naam 1] vertelde dat zij de tante is van [verdachte] en [medeverdachte] . Ze vertelde ons dat ze met deze hele zaak niets te maken wilde hebben. Ze wilde namelijk geen ingegooide ramen of een revolver tegen haar hoofd krijgen. Ze vertelde dat ze had gehoord dat de kinderen van haar zus [naam 4] ), betrokken waren bij de overval op een oud-ijzerhandelaar, waarvan ze de naam even niet meer wist. In het gesprek zegt [naam 1] : "omdat ie ja seejen, ze hebt d'r allemaal van profiteerd" Op onze vraag wat [naam 1] hiermee bedoelde, zei ze dat ze had gehoord dat het om veel geld ging, ze doelde hiermee op de overval. Het klopte dat [naam 4] dit tegen haar had gezegd. [naam 4] had tegen [naam 1] verteld dat ze er allemaal van geprofiteerd hebben.
- het (aanvullend) proces-verbaal d.d. 25 juni 2019, zakelijk weergegeven (pag. 203):
Ik zag daar op de rijbaan van de Steenstraat, ter hoogte van de geparkeerde auto van
het slachtoffer, een dichtgevouwen vouwmes op straat liggen. Ik zag dat dit mes een
zilverkleurig metalen mes betrof. Ik heb de locatie van dit mes voorzien van bordje 4. Ik zag dat dit metalen mes erg schoon oogde. Ik zag verder dat het metaal van dit mes niet was voorzien van een laagje rijp, zoals de metalen oppervlakken van de
geparkeerde auto's. Uit het ontbreken van een laagje rijp op het mes leidde ik af dat dit mes er pas kort lag, en dat het mes er die voorgaande nacht tijdens het vriezen nog niet had gelegen. Dit mes is door mij veiliggesteld, in beslaggenomen en voorzien van sin AADC0114NL.
- het proces-verbaal Forensisch onderzoek d.d. 25 april 2012, zakelijk weergegeven (pag. 98 e.v.):
Op donderdag 17 november 2011, omstreeks 07.25 uur, vond er een gewapende overval plaats op de openbare weg van de Steenweg te Enschede. Bij deze overval was het overvallen slachtoffer gewond geraakt.
Hulzen;
Wij zagen daar op de plaats delict twee hulzen liggen. Een ingezette speurhond trof daar vervolgens nog een derde huls aan. Wij zagen daar op de rijbaan van de Steenweg, achter de Mercedes, bij markeringsbordje 03 een huls liggen. Deze huls lag ongeveer 3.60 meter achter het midden van de Mercedes. Wij zagen dat deze huls op de bodem was voorzien van de tekst "32 auto CBC". Deze huls is veiliggesteld en voorzien van sin AADC0118NL. Op foto 06, 07 en 30 is de locatie van deze huls zichtbaar bij markeringsbordje 03, en op foto 31 is deze huls zichtbaar. Wij zagen daar op de rijbaan van de Steenweg, voor de Mercedes, bij markeringsbordje 13 een tweede huls liggen. Deze huls lag ongeveer 10.40 meter voor het midden van de Mercedes. Wij zagen dat deze huls op de bodem tevens was voorzien van de tekst "32 auto CBC". Deze huls is veiliggesteld en voorzien van sin AADC0116NL.
Spoor : 8685
SIN : AADC0134NL
Soort : Epitheel
Bijzonderheden : Bordje 14
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Tijdstip veiligstellen : 18/11/2011 om 09.00 uur
Plaats veiligstellen : Bemonstering handgreep linker achterportier
Spoor : 8669
SIN : AADC0114NL
Soort : Vouwmes
Bijzonder : Bordje 4
Wijze veiligstellen : Plastic koker
Tijdstip veiligstellen : 17/11/2011 om 09.22
Plaats veiligstellen : Vouwmes zilverkleurig metaal, op straat links van auto
Spoor : 8670
SIN : AADC0118NL
Soort : Overige
Type : Huls
Bijzonderheden : Bordje 3
Wijze veiligstellen : Plastic koker
Tijdstip veiligstellen : 17/11/2011 om 09.20 uur
Plaats veiligstellen : Huls .32 auto cbc op straat links achter auto
Spoor : 8672
SIN : AADC0117NL
Soort : overige
Type : Huls
Bijzonderheden : Bordje 15
Wijze veiligstellen : Plastic koker
Tijdstip veiligstellen : 17/11/2011 om 11.30 uur
Plaats veiligstellen : Huls .32 auto cbc overzijde rijbaan links voor auto
Spoor : 8671
SIN : AADC0116NL
Soort : Overige
Type : Huls
Bijzonderheden : Bordje 13
Wijze veiligstellen : Plastic koker
Tijdstip veiligstellen : 17/11/2011 om 09.55 uur
Plaats veiligstellen : Huls .32 auto cbc op rijbaan ruim voor auto
Onderzoek ziekenhuis
Op donderdag 17 november 2011, omstreeks 09.30 uur, werd het slachtoffer [slachtoffer] in het ziekenhuis te Enschede forensisch onderzocht. Bij dit onderzoek werd een kogel veiliggesteld welke, door een dokter, uit de rechterlies van het slachtoffer was verwijderd. Deze kogel is voorzien van sin AADK1194NL.
Samenvatting forensisch onderzoek
Tijdens de aanval heeft een dader daar op straat een ingeklapt vouwmes verloren. Door deze dader is op een gegeven moment het linker achterportier geopend. Op een bepaald moment is daar door een dader minimaal drie keer geschoten met een semi-automatisch vuurwapen van het kaliber 7.65mm Browning.
- een schriftelijk bescheid, zijnde het NFI rapport aanvullend (vergelijkend) DNA-onderzoek, opgemaakt door ing. [naam 5] , d.d. 23 november 2011, zakelijk weergegeven (pag. 164 en 165):
DNA-databank
Het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering AADC0114NL#02 (gekoppeld aan onbekende man A) is op 22 november 2011 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking zijn tot op heden geen matches met andere DNA-profielen gevonden. Indien in de toekomst een DNA-profiel uit een andere zaak wordt opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en dit DNA-profiel matcht met het opgenomen DNA-profiel in deze zaak dan worden de bevoegde autoriteiten hiervan op de hoogte gesteld.
- een schriftelijk bescheid, zijnde het NFI rapport aanvullend (vergelijkend) DNA-onderzoek, opgemaakt door ing. [naam 5] , d.d. 29 februari 2012, zakelijk weergegeven (pag. 181):
Resultaten, interpretatie en conclusie
Van het celmateriaal in de bemonstering AADC0134NL#01 van een portiergreep is een consensus DNA-profiel verkregen waarin DNA-kenmerken zichtbaar zijn van minimaal twee personen waarvan minimaal één man.
Het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering van het celmateriaal in de
bemonstering AADC0114NL#02 van de randen van het heft en de rug van het lemmet van een mes (onbekende man A) matcht met dit consensus DNA-profiel.
- een schriftelijk bescheid, zijnde het NFI rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA- onderzoek, opgemaakt door ing. [naam 5] , d.d. 3 januari 2012 (pag. 366):
[tabel]
- een schriftelijk bescheid, zijnde het NFI rapport aanvullend (vergelijkend) DNA-onderzoek NFI rapport, opgesteld door ing. [naam 6] , d.d. 15 juni 2018, zakelijk weergegeven (pag. 372 en 373):
DNA-databank
Het DNA-profiel RABS6604NL van de veroordeelde [verdachte] is op 8 juni 2018 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is tot op heden één match gevonden. Deze matchende DNA-profielen zijn geregistreerd onder DNA- profielcluster 43353.
Bovenstaande betekent dat DNA in het sporenmateriaal met het identiteitszegel
AADC0114NL#02, uit DNA-profielcluster 43353, afkomstig kan zijn van de veroordeelde [verdachte] . Voor de gegevens van deze zaken en de matchkans van de DNA-profielen wordt verwezen naar DNA- profielcluster 43353.
Bijlage DNA-profielcluster 43353
Omschrijving onderzoeksmateriaal een bemonstering van een mes
DNA-identiteitszegel AADC0114NL#02.
- een schriftelijk bescheid, zijnde een NFI rapport vergelijkend DNA-onderzoek, opgesteld door ing. [naam 7] , d.d.12 februari 2019, zakelijk weergegeven (pag. 376):
Vraagstelling
Politie Eenheid Oost-Nederland heeft verzocht om DNA-profiel RABS6604NL van [verdachte] (geboren op [geboortedatum] 1984) te vergelijken met DNA-mengprofiel AADC0134NL#01 van het DNA in een bemonstering van een portiergreep (zie NFI-rapporten 2011.11.18.095 aanvraag 002 en aanvraag 004)
Resultaten, interpretatie en conclusie
Het DNA-profiel van [verdachte] RABS6604NL is betrokken bij het vergelijkend DNA onderzoek. Naar aanleiding van de in de DNA-databank gevonden match met het DNA-profiel van bemonstering AADC0114NL#02 (van de randen van het heft en de rug van het lemmet van het mes) is vastgesteld dat [verdachte] de in deze zaak genoemde onbekende man A kan zijn.
Eerder is vastgesteld (zie NFI-rapport 2011.11.18.095 aanvraag 004) dat onbekende man A één van de minimaal twee donoren van DNA in bemonstering AADC0134NL#01 kan zijn. Daarmee is nu vastgesteld dat [verdachte] eveneens donor kan zijn van DNA in deze bemonstering.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het
volgende hypothesepaar:
Hypothese 1: De bemonstering bevat DNA van [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon.
Hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van twee willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AADC0134NL#01 is meer dan
1 miljard keer waarschijnlijkerwanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.