ECLI:NL:RBOVE:2019:4634

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 december 2019
Publicatiedatum
10 december 2019
Zaaknummer
08/133011.19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag onder invloed van drugs

Op 10 december 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 34-jarige man uit Litouwen, die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op 31 mei 2019 in Balkbrug. De verdachte werd beschuldigd van doodslag en poging tot doodslag, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood van de slachtoffers. De verdachte had onder invloed van amfetamine gereden en was betrokken bij een aanrijding waarbij de bestuurder van een Toyota Starlet, [slachtoffer 1], om het leven kwam en de bestuurster van een Ford Fiesta, [slachtoffer 2], zwaar gewond raakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend had gedragen, wat leidde tot het ongeval. Hij werd veroordeeld voor het veroorzaken van een verkeersongeval met dodelijke afloop en zwaar lichamelijk letsel, en voor het rijden onder invloed van drugs. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 4 jaar en 6 maanden, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 5 jaar.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/133011.19 (P)
Datum vonnis: 10 december 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
thans verblijvende: PI Leeuwarden te Leeuwarden.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 november 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Agelink en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. D.P. Poppe, advocaat te Kampen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
op 31 mei 2019 in Balkbrug opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd doordat hij op de N377 met zijn voertuig met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur heeft ingehaald waarbij hij op de andere weghelft terecht is gekomen en in botsing is gekomen met de auto van [slachtoffer 1] die vervolgens frontaal op een andere auto is gebotst en daarbij is overleden, dan wel dat verdachte zich op 31 mei 2019 te Balkbrug als bestuurder van een motorrijtuig zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor iemand is overleden;
feit 2:
op 31 mei 2019 in Balkbrug opzettelijk heeft geprobeerd [slachtoffer 2] van het leven te beroven doordat hij op de N377 met zijn voertuig met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur heeft ingehaald waarbij hij op de andere weghelft terecht is gekomen en in botsing is gekomen met de auto van [slachtoffer 1] die vervolgens frontaal op de auto van [slachtoffer 2] is gebotst, dan wel dat verdachte zich op 31 mei 2019 te Balkbrug als bestuurder van een motorrijtuig zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor iemand zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
feit 3:
op 31 mei 2019 te Balkbrug onder invloed van Amfetamine als bestuurder van een motorrijtuig heeft gereden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 31 mei 2019 te Balkbrug in de gemeente Hardenberg opzettelijk een voor hem, verdachte onbekend persoon, te weten ( [slachtoffer 1] , bestuurder Toyota), van het leven heeft beroofd, door met dat opzet met een door hem, verdachte bestuurd motorrijtuig
(personenauto) met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur één of meer voor hem uit over de weg, de N377 langzamer rijdende andere motorrijtuigen via het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (N377) in te halen en/of op dat
weggedeelte te blijven rijden en/of te botsen tegen of in aanrijding te komen met een over dat voor dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto, merk Toyota) en/of door de inwerking van
vorenstaande botsing of aanrijding dit andere motorrijtuig (personenauto , merk Toyota) in botsing of aanrijding is gekomen met een ander motorrijtuig (personenauto, merk Ford);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 mei 2019 te Balkbrug in de gemeente Hardenberg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van Nieuwleusen en/of gaande in de richting Balkbrug,
daarmede rijdende over de weg, de N377,
roekeloos, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
onder invloed van drugs, te weten Amfetamine of één of meer Amfetamine-achtige stoffen,
met een door hem, verdachte bestuurd motorrijtuig (personenauto) met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur één of meer voor hem uit over de weg, de N377 langzamer rijdende andere motorrijtuigen via het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (N377) heeft ingehaald en/of
op dat weggedeelte is blijven rijden en/of is gebotst tegen en/of in aanrijding is gekomen met een over dat voor dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto, merk Toyota) en/of
door welke botsing of aanrijding dit andere motorrijtuig (personenauto, merk Toyota), uit zijn koers is geraakt en/of
gezien de rijrichting van laatstgenoemd motorrijtuig (personenauto, merk Toyota), tegen een op het voor (die Toyota) tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend ander motorrijtuig (personenauto, merk Ford)is gebotst,
althans in aanrijding is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood,
zulks terwijl verdachte verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8 lid 1 en/of 5 van de Wegenverkeerswet 1994 en/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte gevaarlijk heeft ingehaald;
2.
hij op of omstreeks 31 mei 2019 te Balkbrug in de gemeente Hardenberg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon/personen, genaamd [slachtoffer 2] (inzittende Ford), althans één of meer voor hem, verdachte onbekende personen
van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte bestuurd motorrijtuig
(personenauto) met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur één of meer voor hem uit over de weg, de N377 langzamer rijdende andere motorrijtuigen via het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (N377) heeft ingehaald en/of op dat weggedeelte is blijven rijden en/of is gebotst tegen en/of in aanrijding is gekomen met een over dat voor dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto, merk Toyota)en/of door de inwerking van vorenstaande botsing of aanrijding dit andere motorrijtuig (personenauto, merk Toyota) in botsing of aanrijding is gekomen met een ander motorrijtuig (personenauto, merk Ford),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 mei 2019 te Balkbrug in de gemeente Hardenberg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van Nieuwleusen en/of gaande in de richting Balkbrug, daarmede rijdende over de weg, de N377,
roekeloos, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
onder invloed van drugs, te weten Amfetamine of één of meer Amfetamine-achtige stoffen,
met een door hem, verdachte bestuurd motorrijtuig (personenauto) met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur één of meer voor hem uit over de weg, de N377 langzamer rijdende andere motorrijtuigen via het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (N377) heeft ingehaald en/of
op dat weggedeelte is blijven rijden en/of is gebotst tegen en/of in aanrijding is gekomen met een over dat voor dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto, merk Toyota) en/of
door welke botsing of aanrijding dit andere motorrijtuig (personenauto, merk Toyota), uit zijn koers is geraakt en/of
gezien de rijrichting van laatstgenoemd motorrijtuig (personenauto, merk Toyota), tegen een op het voor (die Toyota) tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend ander motorrijtuig (personenauto, merk Ford)is gebotst,
althans in aanrijding is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
zulks terwijl verdachte verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8 lid 1 en/of 5 van de Wegenverkeerswet 1994 en/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte gevaarlijk heeft ingehaald;
3.
hij op of omstreeks 31 mei 2019 te Balkbrug in de gemeente Hardenberg een voertuig, te weten een motorrijtuig (personenauto)heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten Amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 875 microgram per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 31 mei 2019 heeft in de gemeente Balkbrug, op de N377, een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij drie voertuigen waren betrokken. Verdachte bestuurde een donkere (paarse) Volkswagen Golf met witte kentekenplaten en reed op de N377 van Nieuwleusen in de richting van Balkbrug. Verdachte is op de N377 gaan inhalen en heeft daarbij een tegemoetkomende rode Toyota Starlet niet meer kunnen ontwijken. Nadat beide voertuigen elkaar geraakt hebben, is de rode Toyota Starlet uit koers geraakt en op de andere rijstrook terecht gekomen. Daar is de Toyota Starlet frontaal gebotst op een Ford Fiesta.
Verdachte is na de botsing doorgereden in de richting van Balkbrug en heeft zijn auto verderop bij een bushalte geparkeerd. Verdachte is weg gelopen en later door de politie in de buurt van de N377 aangehouden.
De bestuurder van de Toyota Starlet - [slachtoffer 1] - is als gevolg van de frontale botsing met de Ford Fiesta aan zijn verwondingen overleden.
De bestuurster van de Ford Fiesta – [slachtoffer 2] – is bij deze botsing zwaar gewond geraakt.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder
1. primair ten laste gelegde – doodslag van [slachtoffer 1] – en van het onder 2 primair ten laste gelegde – poging tot doodslag van [slachtoffer 2] - .
De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte op 31 mei 2019 onder invloed van amfetamine in zijn Volkswagen Golf op de N377 te Balkbrug heeft gereden vanuit Nieuwleusen richting Balkbrug. Verdachte heeft gedurende zijn rit meerdere auto’s ingehaald, maar bij de derde auto is het misgegaan. Verdachte heeft verklaard dat hij geen tegenliggers heeft gezien op het moment van inhalen, dan wel dat hij de tegenligger pas op het laatst heeft gezien. Verdachte is gaan inhalen over het weggedeelte voor het tegemoetkomende verkeer en is daarbij in botsing gekomen met de rode Toyota, die de macht over het stuur is verloren en op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer is terecht gekomen en daar in botsing is gekomen met een grijze Ford.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] , dan wel op de dood van [slachtoffer 2] , nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte doelbewust is ingereden op de beide slachtoffers. De officier van justitie heeft voorts aangevoerd dat ook niet kan worden vastgesteld dat verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] , dan wel van [slachtoffer 2] heeft gehad. Uit het rijgedrag van verdachte kan niet worden afgeleid dat er een aanmerkelijke kans op een ongeval met dodelijke afloop was en dat verdachte deze kans bewust heeft aanvaard. Verdachtes gedragingen waren niet zodanig dat ze op basis van hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer gericht op het gevolg, de dood, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg heeft aanvaard.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wél wordt veroordeeld voor het onder
1. subsidiair en onder 2 subsidiair ten laste gelegde.
Kortgezegd heeft de officier van justitie ten aanzien van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) aangevoerd dat bij het rijgedrag van verdachte geen sprake is van roekeloosheid, maar dat wel sprake is van een grote mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, waardoor een aanrijding heeft plaatsgevonden. Als gevolg daarvan is [slachtoffer 1] overleden en heeft [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder 3 ten laste gelegde - rijden onder invloed - gelet op de verklaring van verdachte en de resultaten van het uitgevoerde bloedonderzoek.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat verdachte van beide feiten moet worden vrijgesproken, nu het opzet op het doden, dan wel het pogen een ander te doden ontbreekt. Niet is gebleken dat verdachte de intentie had om beide slachtoffers van het leven te beroven. De raadsman heeft voorts betoogd dat eveneens geen sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van de beide slachtoffers. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat er een aanmerkelijke kans op een ongeval met dodelijke afloop was en voorts niet dat verdachte deze welbewust heeft aanvaard.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van het onder 1 subsidiair en onder
2 subsidiair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde bestanddeel roekeloos, maar dat wel een bewezenverklaring kan volgen voor het zeer onvoorzichtig/onoplettend/onachtzaam verkeersgedrag van verdachte.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen [1] , het volgende.
Feiten en omstandigheden
Op 31 mei 2019 omstreeks 18.15 uur heeft op de Zwolseweg (N377) te Balkbrug een verkeersongeval plaatsgevonden. Bij het verkeersongeval waren drie personenauto’s betrokken. Verdachte reed als bestuurder van een donkere Volkswagen Golf, komende uit de richting Nieuwleusen en gaande in de richting van Balkbrug. Verdachte haalde een aantal voor hem rijdende voertuigen in. Hierbij reed verdachte op het weggedeelte bestemd voor het hem tegemoet komende verkeer, komende vanuit de richting Balkbrug. Op dit weggedeelte reed een tegemoetkomende bestuurder van een Toyota Starlet, te weten
[slachtoffer 1] . Ter hoogte van hectometerpaal 18.2 kwam de auto van verdachte in aanrijding met de Toyota, die door deze aanrijding uit koers raakte en op het weggedeelte bestemd voor het hem tegemoet komende verkeer terecht kwam. Daar reed een bestuurster van een Ford Fiesta, te weten [slachtoffer 2] . Hierdoor ontstond een frontale aanrijding tussen de auto van [slachtoffer 1] en de auto van [slachtoffer 2] . [2]
[slachtoffer 1] overleed ter plaatse aan zijn verwondingen [3] .
[slachtoffer 2] heeft onder andere haar middenvoetsbeentje van haar linkervoet gebroken, een dubbele bovenbeenbreuk, een scheurtje in haar bekken, drie gebroken ribben aan de rechterzijde, een scheurtje in haar lever, een gekneusde long, een hersenkneuzing en een gebroken nekwervel. [4] [slachtoffer 2] heeft van 31 mei 2019 tot en met 14 juni 2019 in het ziekenhuis verbleven, waarna zij naar een revalidatiecentrum is overgebracht. Uit de letselverklaring is gebleken dat bij [slachtoffer 2] sprake is van ernstig multitrauma met een naar verwachting langdurig - maanden durend - hersteltraject waarbij op voorhand nog niet is aan te geven of dit tot volledig functioneel herstel zal leiden en of en zo ja welke
restafwijkingen of beperkingen achter zullen blijven. [5]
Verdachte is na de aanrijding met de Toyota doorgereden zonder zijn identiteit kenbaar te maken. [6]
Uit politieonderzoek is gebleken dat de betrokken voertuigen betroffen een personenauto, merk Volkswagen, type Golf, kleur paars met kenteken [kenteken 1] , een personenauto, merk Toyota, type Starlet, kleur rood met kenteken [kenteken 2] en een personenauto, merk Ford, type Fiesta, kleur grijs met kenteken [kenteken 3] . [7] Verdachte reed in de paarse Volkswagen Golf, [slachtoffer 1] reed in de rode Toyota Starlet en [slachtoffer 2] reed in de grijze Ford Fiesta. Uit politie onderzoek is voorts gebleken dat getuige [getuige 1] reed in een blauwe Opel Insigna met kenteken [kenteken 4] en getuige [getuige 2] in een grijze Audi A5 met kenteken [kenteken 5] .
Na het verkeersongeval op 31 mei 2019 heeft de politie ter plaatse onderzoek verricht. Uit het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse (VOA) is naar voren gekomen dat op het moment van het ongeval sprake was van daglicht en zonnig, droog en helder weer en dat het wegdek droog was. Het ongeval vond plaats op de N377, die is aangeduid als voorrangsweg en waar de ter plaatste toegestane maximum snelheid 100 km/h bedroeg. [8]
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij in zijn Volkswagen Golf op 31 mei 2019 op de Zwolseweg te Balkbrug reed en dat hij meerdere auto’s heeft ingehaald. Verdachte heeft verklaard dat toen hij weer ging inhalen hij geen tegenligger heeft gezien, dan wel dat hij zag dat een tegenligger nog ver weg was. Verdachte is gaan inhalen en toen verdachte op de rijstrook van tegemoetkomend verkeer reed, kon hij niet meer op tijd terug naar zijn eigen rijstrook, en kwam hij in botsing met de auto van [slachtoffer 1] .
Verdachte heeft verklaard dat hij in de auto reed zonder geldig rijbewijs en zonder dat de auto was verzekerd en dat hij de dag voor het ongeluk en op de ochtend van het ongeluk amfetamine had gebruikt en dat hij niet gehaast was. [9] Uit politieonderzoek is gebleken dat verdachte inderdaad niet beschikte over een geldig rijbewijs [10] , en dat de Volkswagen die hij bestuurde niet verzekerd was. [11]
Na het ongeluk heeft verdachte een bloedonderzoek ondergaan, waaruit is gebleken dat de uitslag 875 microgram amfetamine per liter bloed bedroeg. [12]
In het dossier zitten voorts diverse getuigenverklaringen die naar aanleiding van het verkeersongeluk zijn afgelegd.
Zo heeft getuige [getuige 1] , hierna te noemen [getuige 1] , verklaard dat hij op 31 mei 2019 in zijn voertuig op de N377 vanuit de richting van Nieuwleusen naar Balkbrug reed en dat achter hem een donkere Volkswagen Golf met witte kentekenplaten reed. [getuige 1] heeft verklaard dat hij 100 km per uur reed en dat hij zag dat ter hoogte van hectometerpaal 18,5 de Volkswagen Golf hem inhaalde. Dit ging traag. [getuige 1] zag dat er verkeer vanuit tegengestelde richting naderde en hij zag dat de inhaalactie van de Golf niet kon. Toen de Volkswagen Golf naast hem reed om in te halen, zag hij dat de auto het nooit zou halen om in te halen. [getuige 1] is naar rechts uitgeweken richting de berm om de bestuurder ruimte te geven. Vervolgens hoorde [getuige 1] naast hem een harde knal. [getuige 1] heeft verklaard dat de donkere Volkswagen Golf al eerder roekeloos reed. Toen [getuige 1] net Nieuwleusen uitreed, zag hij dat de donkere Volkswagen Golf het voertuig achter hem inhaalde over de doorgetrokken streep. [getuige 1] zag dat een tegemoetkomend busje moest remmen en in de berm moest om een ongeval te voorkomen. [13]
Uit het onderzoek van de politie volgt dat [getuige 1] de bestuurder was van een blauwe Opel Insignia. Waar [getuige 1] spreekt over een donkere Volkswagen Golf doelt hij op de paarse Volkswagen Golf die werd bestuurd door verdachte.
Getuige [getuige 2] , hierna te noemen [getuige 2] , heeft verklaard dat hij over de N377 richting Nieuwleusen in de richting van Balkbrug reed en de cruise control op 102 km per uur had staan. Achter hem reed de heer [getuige 1] . [getuige 2] zag achter de heer [getuige 1] een donkere Volkswagen Golf rijden. [getuige 2] hield dit voertuig al een aantal kilometers in de gaten. Net na Nieuwleusen op de N377 zag [getuige 2] dat deze auto over de doorgetrokken streep inhaalde. Dit deed hij op een langzame manier. [getuige 2] zag dat de auto tegemoetkomend verkeer bijna raakte. Ter hoogte van hectometerpaal 18,5 zag [getuige 2] in zijn spiegel dat de donkere Volkswagen inhaalde. Dit deed hij weer op een langzame manier. [getuige 2] zag dat er tegemoetkomend verkeer aan kwam. [getuige 2] zag in zijn spiegel dat de donkere Volkswagen Golf en de rode auto elkaar op de zijkant raakten. [getuige 2] zag dat de rode auto dwars op de weg kwam en dat de rode auto toen een grijze auto raakte. [14]
Uit politieonderzoek volgt dat waar [getuige 2] spreekt over de donkere Volkswagen Golf hij doelt op de paarse Volkswagen Golf die werd bestuurd door verdachte. Waar [getuige 2] spreekt over de rode auto wordt daarmee gedoeld op de rode Toyota Starlet die werd bestuurd door [slachtoffer 1] .
Voorts heeft getuige [slachtoffer 2] , hierna te noemen [slachtoffer 2] , verklaard dat zij op 31 mei 2019 over de N377 van Nieuwleusen naar Balkbrug reed. Ze schat dat ze tussen de 80 en 100 km/u reed. [slachtoffer 2] merkte dat de auto achter haar (donkere auto met witte kentekenplaten) wilde inhalen. De auto haalde haar in. Ze weet de afstand tussen haar en de donkere auto niet, maar ze heeft het gas losgelaten om de donkere auto met witte kentekenplaten er tussen te laten. Ze zag dat de donkere auto voor haar reed en weer wilde inhalen. Ze zag toen een rode auto rijden die in tegenovergestelde richting reed. Ze zag dat de donkere auto met witte kentekenplaten naar links ging om de zwarte auto in te halen en ze dacht dit gaat nooit goed. Ze zag dat de zwarte auto naar rechts ging om de donkere auto met witte kentekenplaten ruimte te geven, maar op dat moment raakte de donkere auto de rode auto bij de linker koplamp. De koplampen kwamen tegen elkaar aan. [15] Uit het politieonderzoek volgt dat waar [slachtoffer 2] spreekt over een zwarte auto die werd ingehaald door een donkere auto met witte kentekenplaten, zij doelt op de blauwe Opel Insignia die door [getuige 1] werd bestuurd, respectievelijk de paarse Volkswagen Golf die werd bestuurd door verdachte.
Het onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen aan verdachte onder 1 primair - doodslag - en onder 2 primair - poging tot doodslag - is ten laste gelegd.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting en de stukken in het dossier, - mede in het licht van de heersende jurisprudentie van de Hoge Raad van 15 oktober 1996 in het Porsche-arrest (ECLI:NL:HR: 1996:ZD0139) – kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat verdachte doelbewust is ingereden op de beide slachtoffers, zodat geen sprake is geweest van opzet op de dood van beide slachtoffers.
Voorts kan naar het oordeel van de rechtbank uit het rijgedrag van verdachte zelf niet worden afgeleid dat er een aanmerkelijke kans op een ongeval met dodelijke afloop was en dat verdachte deze bewust heeft aanvaard. De handelingen van verdachte kunnen voorts op basis van hun uiterlijke verschijningsvorm niet worden aangemerkt als zo zeer gericht op het gevolg - de dood - dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg heeft aanvaard. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen opzet in voorwaardelijke zin op de dood van de slachtoffers gehad.
Verdachte wordt gelet hierop van het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde vrijgesproken.
Het onder 1 en onder 2 subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat wél wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 van de WVW 1994 te kunnen komen, moet vastgesteld kunnen worden dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden, dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Voor schuld in het kader van artikel 6 WVW 1994 is vereist dat verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen. Gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De volgende feiten en omstandigheden zijn in dit kader relevant en worden door de rechtbank vastgesteld.
Het ongeval vond plaats op de N377 te Balkbrug, een voorrangsweg waar een snelheid van maximaal 100 km/u geldt. Op het moment van het ongeval was er sprake van daglicht, was het droog weer en was het zicht helder. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat het op dat tijdstip druk was op de weg en dat hij geen haast had en dat niet weet waarom hij is gaan inhalen en dat hij die ochtend amfetamine had gebruikt. Verder blijkt dat verdachte eerst heeft verklaard dat hij geen tegemoetkomende auto heeft gezien en dat hij later heeft verklaard dat de tegemoetkomende auto nog heel ver weg was. Op grond van de getuigenverklaringen stelt de rechtbank vast dat er geen ruimte was om in te halen. Verdachte heeft, ondanks voornoemde omstandigheden, toch geprobeerd het voor hem rijdende voertuig in te halen, heeft naar links gestuurd en is op de weghelft voor het tegemoet komende verkeer gaan rijden om in te halen. Hij verhoogde zijn snelheid om de inhaalmanoeuvre zo kort mogelijk te laten duren niet. Vervolgens is hij, toen de tegenligger, de rode Toyota Starlet van [slachtoffer 1] , dichterbij kwam en verdachte niet meer op tijd terug kon naar zijn eigen rijstrook, met de linkerzijde van zijn auto in botsing gekomen met de linker voorkant van de auto van [slachtoffer 1] .
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte vertoonde gedrag hiermee substantieel afwijkt van het gedrag dat van verkeersdeelnemers in het algemeen wordt vereist. Verdachte had anders kunnen en moeten handelen. Dit oordeel geldt temeer omdat diverse getuigen die voor én achter verdachte reden wel hebben gezien dat er een tegenligger aankwam en dat ze zagen dat het inhalen door verdachte niet mogelijk was.
De rechtbank betrekt in haar overweging dat verdachte kort voor het ongeluk tot twee keer toe erg gevaarlijk heeft ingehaald. Zo hebben de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] verklaard dat zij hebben gezien dat verdachte eerder heeft ingehaald over een doorgetrokken streep en heeft getuige [slachtoffer 2] verklaard dat het inhalen door verdachte van haar auto net goed is afgelopen, omdat zij haar gas heeft losgelaten om de auto van verdachte ertussen te laten. Tevens neemt de rechtbank mee in haar overweging dat verdachte onder invloed van drugs –te weten amfetamine - verkeerde en dat de bloeduitslag ruim boven de wettelijk toegestane norm lag.
Zodanig verkeersgedrag, inhoudende een optelsom van verwijtbare verkeersfouten, draagt naar het oordeel van de rechtbank de gevolgtrekking dat verdachte zeer onvoorzichtig, onachtzaam en onnadenkend heeft gehandeld en dat het ongeval aan de schuld van verdachte als bedoeld in artikel 6 van de WVW 1994 is te wijten.
Het risico dat verdachte heeft genomen, heeft geleid tot de botsing met de auto van [slachtoffer 1] , wiens auto daarop frontaal in botsing is gekomen met de auto van [slachtoffer 2] .
Als gevolg van het ongeval is het slachtoffer [slachtoffer 1] overleden en is het slachtoffer [slachtoffer 2] gewond geraakt. Hiermee is aan het vereiste van de dubbele causaliteit voldaan.
Het slachtoffer [slachtoffer 2] had ten gevolge van het verkeersongeval ernstig multitrauma met een naar verwachting langdurig - maanden durend - hersteltraject waarbij op voorhand nog niet is aan te geven of dit tot volledig functioneel herstel zal leiden en het slachtoffer werkt tot op de dag van de terechtzitting, ruim een half jaar later, nog steeds niet volledig.
De rechtbank is - mede in aanmerking genomen hetgeen in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is bepaald en de daarover bestaande jurisprudentie - van oordeel dat dit letsel is te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat eveneens wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 31 mei 2019 onder invloed van drugs, te weten amfetamine, heeft gereden, gelet op de verklaring van verdachte en de in het dossier aanwezige uitslag van het bloedonderzoek van 875 microgram per liter bloed, dat meer is dan de wettelijk toegestane 50 microgram per liter bloed.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1. subsidiair
hij op 31 mei 2019 te Balkbrug in de gemeente Hardenberg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van Nieuwleusen en gaande in de richting Balkbrug,
daarmede rijdende over de weg, de N377,
zeer, onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
onder invloed van drugs, te weten amfetamine,
met een door hem, verdachte bestuurd motorrijtuig (personenauto) met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur één voor hem uit over de weg, de N377 langzamer rijdend ander motorrijtuig via het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (N377) heeft ingehaald en
op dat weggedeelte is blijven rijden en is gebotst tegen een over dat voor dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto, merk Toyota) en
door welke botsing dit andere motorrijtuig (personenauto, merk Toyota), uit zijn koers is geraakt en
gezien de rijrichting van laatstgenoemd motorrijtuig (personenauto, merk Toyota), tegen een op het voor (die Toyota) tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend ander motorrijtuig (personenauto, merk Ford) is gebotst,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood,
zulks terwijl verdachte verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8 lid 1 en/of 5 van de Wegenverkeerswet 1994 en
welk feit is veroorzaakt doordat hij, verdachte gevaarlijk heeft ingehaald;
2 subsidiair
hij op 31 mei 2019 te Balkbrug in de gemeente Hardenberg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van Nieuwleusen en gaande in de richting Balkbrug,
daarmede rijdende over de weg, de N377,
zeer, onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
onder invloed van drugs, te weten amfetamine,
met een door hem, verdachte bestuurd motorrijtuig (personenauto) met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur één voor hem uit over de weg, de N377 langzamer rijdend ander motorrijtuig via het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (N377) heeft ingehaald en
op dat weggedeelte is blijven rijden en is gebotst tegen een over dat voor dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto, merk Toyota) en
door welke botsing dit andere motorrijtuig (personenauto, merk Toyota), uit zijn koers is geraakt en
gezien de rijrichting van laatstgenoemd motorrijtuig (personenauto, merk Toyota), tegen een op het voor (die Toyota) tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend ander motorrijtuig (personenauto, merk Ford) is gebotst,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht,
zulks terwijl verdachte verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8 lid 1 en/of 5 van de Wegenverkeerswet 1994 en
welk feit is veroorzaakt doordat hij, verdachte gevaarlijk heeft ingehaald;
3.
hij op 31 mei 2019 te Balkbrug in de gemeente Hardenberg een voertuig, te weten een motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten Amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 875 microgram per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6, 8, 175 en 176 van de WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair:
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
feit 2 subsidiair:
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
feit 3:
het misdrijf:
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van het voorarrest en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van een eventuele strafoplegging verzocht om rekening te houden met het feit dat verdachte first offender is en kort voor het ongeluk zijn baan is kwijtgeraakt. Verdachte beheerst de Nederlandse taal niet en heeft hier in Nederland geen familie of vrienden, terwijl zijn partner en kind in Litouwen verblijven.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft op 31 mei 2019 een zeer ernstig ongeval veroorzaakt waarbij [slachtoffer 1] om het leven is gekomen en waarbij [slachtoffer 2] zwaar gewond is geraakt.
Het leed dat aan de nabestaanden van [slachtoffer 1] is toegebracht, is afschuwelijk en onherstelbaar. De echtgenote en de kinderen van [slachtoffer 1] moeten verder leven met de wetenschap dat hun man en vader nooit meer zal thuiskomen. Dit valt hen ondoenlijk zwaar, zo blijkt uit de verklaring die de echtgenote ter zitting heeft voorgelezen.
[slachtoffer 2] heeft verteld dat zij nog dagelijks de fysieke, mentale en emotionele gevolgen van het ongeval ervaart. Haar leven is compleet veranderd ten opzichte van voor het ongeluk. Zij is niet meer in staat om haar werk te doen, heeft haar toekomstplannen moeten opgeven, loopt nog steeds met krukken en kan niet geheel zelfstandig wonen. Hoewel een aan verdachte op te leggen strafrechtelijke sanctie het leed van de familie van [slachtoffer 1] en van [slachtoffer 2] niet kan wegnemen, is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte een strafrechtelijke reactie rechtvaardigt. De rechtbank acht dit ook in het belang van de verkeersveiligheid in het algemeen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van artikel 6 WVW 1994, waarbij sprake is van een zeer hoge mate van schuld bij een verkeersfout en sprake is van alcoholgebruik van meer dan 570 μg/l waarbij het slachtoffer is overleden, een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en een OBM voor de duur van 5 jaar en bij een verkeersfout waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden en een OBM voor de duur van 4 jaar.
De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij voornoemde oriëntatiepunten en heeft als strafverzwarende omstandigheden laten meewegen dat bij verdachte op 31 mei 2019 sprake is geweest van een strafverzwarende omstandigheid in de zin van artikel 175, derde lid, van de WVW 1994 (gevaarlijk inhalen) en dat hij zonder geldig rijbewijs heeft gereden in een personenauto, die niet was verzekerd.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van:
  • een brief van Verslavingszorg Nederland d.d. 29 juli 2019, opgemaakt door J. Visser en
  • het uittreksel justitieel documentatieregister d.d. 3 oktober 2019.
In voornoemde brief staat vermeld dat verdachte kortdurend in Nederland verbleef en de Nederlandse taal niet beheerst en dat dit een contra-indicatie is voor het inzetten van reclasseringsinterventies, dan wel eventuele (klinische) behandelingen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in Nederland was om te werken, maar dat hij geen werk meer had en geen woning en dat hij in zijn auto leefde. Verdachte heeft in Litouwen een vriendin en een kind. Verdachte heeft verklaard dat hij wel drugs had gebruikt op 31 mei 2019, maar dat hij niet verslaafd is.
De rechtbank houdt voorts rekening met het feit dat uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte is gedagvaard voor een overtreding van artikel 8 van de WVW 1994 op 17 april 2019 te Rotterdam.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar en zes maanden, met aftrek van het voorarrest, én een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 5 jaar, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr en artikel 179 WVW 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair en onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair en onder 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair: het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
feit 2 subsidiair: het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
feit 3: het misdrijf:
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaar en 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van

5 (vijf) jaar.

Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. C.A. Peterzon en
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam Vechtdal, met registratienummer PL0600-2019238165 van 28 juli 2019. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse d.d. 26 augustus 2019, pag. 348.
3.Het proces-verbaal van overlijdensonderzoek en lijkschouw d.d. 1 juni 2019, pag. 93 en 94.
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] d.d. 8 juni 2019, pag. 58 en 59.
5.Letselrapportage van GGD IJsselland d.d. 12 juli 2019, pag. 63 en 64.
6.Idem voetnoot 2.
7.Idem voetnoot 2, pag. 358, 361 en 365.
8.Idem voetnoot 2, pag. 353 en 354.
9.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 21 juni 2019, pag. 285 t/m 289 en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 26 november 2019.
10.Proces-verbaal misdrijf d.d. 18 juni 2019, pag. 113 t/m 116.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juni 2019, pag. 255.
12.Rapport Alcohol en drugs in het verkeer van Maasstadlab d.d. 7 juni 2019, pag. 119 en 120.
13.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 31 mei 2019, pag. 65 en 66.
14.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 31 mei 2019, pag. 67 en 68.
15.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] d.d. 2 juni 2019, pag. 56 en 57.