4.4Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen, het volgende.
Feiten en omstandigheden
Op 31 mei 2019 omstreeks 18.15 uur heeft op de Zwolseweg (N377) te Balkbrug een verkeersongeval plaatsgevonden. Bij het verkeersongeval waren drie personenauto’s betrokken. Verdachte reed als bestuurder van een donkere Volkswagen Golf, komende uit de richting Nieuwleusen en gaande in de richting van Balkbrug. Verdachte haalde een aantal voor hem rijdende voertuigen in. Hierbij reed verdachte op het weggedeelte bestemd voor het hem tegemoet komende verkeer, komende vanuit de richting Balkbrug. Op dit weggedeelte reed een tegemoetkomende bestuurder van een Toyota Starlet, te weten
[slachtoffer 1] . Ter hoogte van hectometerpaal 18.2 kwam de auto van verdachte in aanrijding met de Toyota, die door deze aanrijding uit koers raakte en op het weggedeelte bestemd voor het hem tegemoet komende verkeer terecht kwam. Daar reed een bestuurster van een Ford Fiesta, te weten [slachtoffer 2] . Hierdoor ontstond een frontale aanrijding tussen de auto van [slachtoffer 1] en de auto van [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 1] overleed ter plaatse aan zijn verwondingen.
[slachtoffer 2] heeft onder andere haar middenvoetsbeentje van haar linkervoet gebroken, een dubbele bovenbeenbreuk, een scheurtje in haar bekken, drie gebroken ribben aan de rechterzijde, een scheurtje in haar lever, een gekneusde long, een hersenkneuzing en een gebroken nekwervel.[slachtoffer 2] heeft van 31 mei 2019 tot en met 14 juni 2019 in het ziekenhuis verbleven, waarna zij naar een revalidatiecentrum is overgebracht. Uit de letselverklaring is gebleken dat bij [slachtoffer 2] sprake is van ernstig multitrauma met een naar verwachting langdurig - maanden durend - hersteltraject waarbij op voorhand nog niet is aan te geven of dit tot volledig functioneel herstel zal leiden en of en zo ja welke
restafwijkingen of beperkingen achter zullen blijven.
Verdachte is na de aanrijding met de Toyota doorgereden zonder zijn identiteit kenbaar te maken.
Uit politieonderzoek is gebleken dat de betrokken voertuigen betroffen een personenauto, merk Volkswagen, type Golf, kleur paars met kenteken [kenteken 1] , een personenauto, merk Toyota, type Starlet, kleur rood met kenteken [kenteken 2] en een personenauto, merk Ford, type Fiesta, kleur grijs met kenteken [kenteken 3] .Verdachte reed in de paarse Volkswagen Golf, [slachtoffer 1] reed in de rode Toyota Starlet en [slachtoffer 2] reed in de grijze Ford Fiesta. Uit politie onderzoek is voorts gebleken dat getuige [getuige 1] reed in een blauwe Opel Insigna met kenteken [kenteken 4] en getuige [getuige 2] in een grijze Audi A5 met kenteken [kenteken 5] .
Na het verkeersongeval op 31 mei 2019 heeft de politie ter plaatse onderzoek verricht. Uit het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse (VOA) is naar voren gekomen dat op het moment van het ongeval sprake was van daglicht en zonnig, droog en helder weer en dat het wegdek droog was. Het ongeval vond plaats op de N377, die is aangeduid als voorrangsweg en waar de ter plaatste toegestane maximum snelheid 100 km/h bedroeg.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij in zijn Volkswagen Golf op 31 mei 2019 op de Zwolseweg te Balkbrug reed en dat hij meerdere auto’s heeft ingehaald. Verdachte heeft verklaard dat toen hij weer ging inhalen hij geen tegenligger heeft gezien, dan wel dat hij zag dat een tegenligger nog ver weg was. Verdachte is gaan inhalen en toen verdachte op de rijstrook van tegemoetkomend verkeer reed, kon hij niet meer op tijd terug naar zijn eigen rijstrook, en kwam hij in botsing met de auto van [slachtoffer 1] .
Verdachte heeft verklaard dat hij in de auto reed zonder geldig rijbewijs en zonder dat de auto was verzekerd en dat hij de dag voor het ongeluk en op de ochtend van het ongeluk amfetamine had gebruikt en dat hij niet gehaast was.Uit politieonderzoek is gebleken dat verdachte inderdaad niet beschikte over een geldig rijbewijs, en dat de Volkswagen die hij bestuurde niet verzekerd was.
Na het ongeluk heeft verdachte een bloedonderzoek ondergaan, waaruit is gebleken dat de uitslag 875 microgram amfetamine per liter bloed bedroeg.
In het dossier zitten voorts diverse getuigenverklaringen die naar aanleiding van het verkeersongeluk zijn afgelegd.
Zo heeft getuige [getuige 1] , hierna te noemen [getuige 1] , verklaard dat hij op 31 mei 2019 in zijn voertuig op de N377 vanuit de richting van Nieuwleusen naar Balkbrug reed en dat achter hem een donkere Volkswagen Golf met witte kentekenplaten reed. [getuige 1] heeft verklaard dat hij 100 km per uur reed en dat hij zag dat ter hoogte van hectometerpaal 18,5 de Volkswagen Golf hem inhaalde. Dit ging traag. [getuige 1] zag dat er verkeer vanuit tegengestelde richting naderde en hij zag dat de inhaalactie van de Golf niet kon. Toen de Volkswagen Golf naast hem reed om in te halen, zag hij dat de auto het nooit zou halen om in te halen. [getuige 1] is naar rechts uitgeweken richting de berm om de bestuurder ruimte te geven. Vervolgens hoorde [getuige 1] naast hem een harde knal. [getuige 1] heeft verklaard dat de donkere Volkswagen Golf al eerder roekeloos reed. Toen [getuige 1] net Nieuwleusen uitreed, zag hij dat de donkere Volkswagen Golf het voertuig achter hem inhaalde over de doorgetrokken streep. [getuige 1] zag dat een tegemoetkomend busje moest remmen en in de berm moest om een ongeval te voorkomen.
Uit het onderzoek van de politie volgt dat [getuige 1] de bestuurder was van een blauwe Opel Insignia. Waar [getuige 1] spreekt over een donkere Volkswagen Golf doelt hij op de paarse Volkswagen Golf die werd bestuurd door verdachte.
Getuige [getuige 2] , hierna te noemen [getuige 2] , heeft verklaard dat hij over de N377 richting Nieuwleusen in de richting van Balkbrug reed en de cruise control op 102 km per uur had staan. Achter hem reed de heer [getuige 1] . [getuige 2] zag achter de heer [getuige 1] een donkere Volkswagen Golf rijden. [getuige 2] hield dit voertuig al een aantal kilometers in de gaten. Net na Nieuwleusen op de N377 zag [getuige 2] dat deze auto over de doorgetrokken streep inhaalde. Dit deed hij op een langzame manier. [getuige 2] zag dat de auto tegemoetkomend verkeer bijna raakte. Ter hoogte van hectometerpaal 18,5 zag [getuige 2] in zijn spiegel dat de donkere Volkswagen inhaalde. Dit deed hij weer op een langzame manier. [getuige 2] zag dat er tegemoetkomend verkeer aan kwam. [getuige 2] zag in zijn spiegel dat de donkere Volkswagen Golf en de rode auto elkaar op de zijkant raakten. [getuige 2] zag dat de rode auto dwars op de weg kwam en dat de rode auto toen een grijze auto raakte.
Uit politieonderzoek volgt dat waar [getuige 2] spreekt over de donkere Volkswagen Golf hij doelt op de paarse Volkswagen Golf die werd bestuurd door verdachte. Waar [getuige 2] spreekt over de rode auto wordt daarmee gedoeld op de rode Toyota Starlet die werd bestuurd door [slachtoffer 1] .
Voorts heeft getuige [slachtoffer 2] , hierna te noemen [slachtoffer 2] , verklaard dat zij op 31 mei 2019 over de N377 van Nieuwleusen naar Balkbrug reed. Ze schat dat ze tussen de 80 en 100 km/u reed. [slachtoffer 2] merkte dat de auto achter haar (donkere auto met witte kentekenplaten) wilde inhalen. De auto haalde haar in. Ze weet de afstand tussen haar en de donkere auto niet, maar ze heeft het gas losgelaten om de donkere auto met witte kentekenplaten er tussen te laten. Ze zag dat de donkere auto voor haar reed en weer wilde inhalen. Ze zag toen een rode auto rijden die in tegenovergestelde richting reed. Ze zag dat de donkere auto met witte kentekenplaten naar links ging om de zwarte auto in te halen en ze dacht dit gaat nooit goed. Ze zag dat de zwarte auto naar rechts ging om de donkere auto met witte kentekenplaten ruimte te geven, maar op dat moment raakte de donkere auto de rode auto bij de linker koplamp. De koplampen kwamen tegen elkaar aan.Uit het politieonderzoek volgt dat waar [slachtoffer 2] spreekt over een zwarte auto die werd ingehaald door een donkere auto met witte kentekenplaten, zij doelt op de blauwe Opel Insignia die door [getuige 1] werd bestuurd, respectievelijk de paarse Volkswagen Golf die werd bestuurd door verdachte.
Het onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen aan verdachte onder 1 primair - doodslag - en onder 2 primair - poging tot doodslag - is ten laste gelegd.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting en de stukken in het dossier, - mede in het licht van de heersende jurisprudentie van de Hoge Raad van 15 oktober 1996 in het Porsche-arrest (ECLI:NL:HR: 1996:ZD0139) – kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat verdachte doelbewust is ingereden op de beide slachtoffers, zodat geen sprake is geweest van opzet op de dood van beide slachtoffers.
Voorts kan naar het oordeel van de rechtbank uit het rijgedrag van verdachte zelf niet worden afgeleid dat er een aanmerkelijke kans op een ongeval met dodelijke afloop was en dat verdachte deze bewust heeft aanvaard. De handelingen van verdachte kunnen voorts op basis van hun uiterlijke verschijningsvorm niet worden aangemerkt als zo zeer gericht op het gevolg - de dood - dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg heeft aanvaard. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen opzet in voorwaardelijke zin op de dood van de slachtoffers gehad.
Verdachte wordt gelet hierop van het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde vrijgesproken.
Het onder 1 en onder 2 subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat wél wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 van de WVW 1994 te kunnen komen, moet vastgesteld kunnen worden dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden, dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Voor schuld in het kader van artikel 6 WVW 1994 is vereist dat verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen. Gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De volgende feiten en omstandigheden zijn in dit kader relevant en worden door de rechtbank vastgesteld.
Het ongeval vond plaats op de N377 te Balkbrug, een voorrangsweg waar een snelheid van maximaal 100 km/u geldt. Op het moment van het ongeval was er sprake van daglicht, was het droog weer en was het zicht helder. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat het op dat tijdstip druk was op de weg en dat hij geen haast had en dat niet weet waarom hij is gaan inhalen en dat hij die ochtend amfetamine had gebruikt. Verder blijkt dat verdachte eerst heeft verklaard dat hij geen tegemoetkomende auto heeft gezien en dat hij later heeft verklaard dat de tegemoetkomende auto nog heel ver weg was. Op grond van de getuigenverklaringen stelt de rechtbank vast dat er geen ruimte was om in te halen. Verdachte heeft, ondanks voornoemde omstandigheden, toch geprobeerd het voor hem rijdende voertuig in te halen, heeft naar links gestuurd en is op de weghelft voor het tegemoet komende verkeer gaan rijden om in te halen. Hij verhoogde zijn snelheid om de inhaalmanoeuvre zo kort mogelijk te laten duren niet. Vervolgens is hij, toen de tegenligger, de rode Toyota Starlet van [slachtoffer 1] , dichterbij kwam en verdachte niet meer op tijd terug kon naar zijn eigen rijstrook, met de linkerzijde van zijn auto in botsing gekomen met de linker voorkant van de auto van [slachtoffer 1] .
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte vertoonde gedrag hiermee substantieel afwijkt van het gedrag dat van verkeersdeelnemers in het algemeen wordt vereist. Verdachte had anders kunnen en moeten handelen. Dit oordeel geldt temeer omdat diverse getuigen die voor én achter verdachte reden wel hebben gezien dat er een tegenligger aankwam en dat ze zagen dat het inhalen door verdachte niet mogelijk was.
De rechtbank betrekt in haar overweging dat verdachte kort voor het ongeluk tot twee keer toe erg gevaarlijk heeft ingehaald. Zo hebben de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] verklaard dat zij hebben gezien dat verdachte eerder heeft ingehaald over een doorgetrokken streep en heeft getuige [slachtoffer 2] verklaard dat het inhalen door verdachte van haar auto net goed is afgelopen, omdat zij haar gas heeft losgelaten om de auto van verdachte ertussen te laten. Tevens neemt de rechtbank mee in haar overweging dat verdachte onder invloed van drugs –te weten amfetamine - verkeerde en dat de bloeduitslag ruim boven de wettelijk toegestane norm lag.
Zodanig verkeersgedrag, inhoudende een optelsom van verwijtbare verkeersfouten, draagt naar het oordeel van de rechtbank de gevolgtrekking dat verdachte zeer onvoorzichtig, onachtzaam en onnadenkend heeft gehandeld en dat het ongeval aan de schuld van verdachte als bedoeld in artikel 6 van de WVW 1994 is te wijten.
Het risico dat verdachte heeft genomen, heeft geleid tot de botsing met de auto van [slachtoffer 1] , wiens auto daarop frontaal in botsing is gekomen met de auto van [slachtoffer 2] .
Als gevolg van het ongeval is het slachtoffer [slachtoffer 1] overleden en is het slachtoffer [slachtoffer 2] gewond geraakt. Hiermee is aan het vereiste van de dubbele causaliteit voldaan.
Het slachtoffer [slachtoffer 2] had ten gevolge van het verkeersongeval ernstig multitrauma met een naar verwachting langdurig - maanden durend - hersteltraject waarbij op voorhand nog niet is aan te geven of dit tot volledig functioneel herstel zal leiden en het slachtoffer werkt tot op de dag van de terechtzitting, ruim een half jaar later, nog steeds niet volledig.
De rechtbank is - mede in aanmerking genomen hetgeen in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is bepaald en de daarover bestaande jurisprudentie - van oordeel dat dit letsel is te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat eveneens wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 31 mei 2019 onder invloed van drugs, te weten amfetamine, heeft gereden, gelet op de verklaring van verdachte en de in het dossier aanwezige uitslag van het bloedonderzoek van 875 microgram per liter bloed, dat meer is dan de wettelijk toegestane 50 microgram per liter bloed.