Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2 december 2019.
mr. P. Koreman en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. J.A.A.M. Rupert, advocaat te Haaksbergen, naar voren is gebracht.
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De bewijsoverwegingen
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
poging tot zware mishandeling
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De schade van benadeelden
- € 760,00 mantelzorg;
- € 292,36 reis- en parkeerkosten naar het ziekenhuis;
- € 83,45 schade aan de fiets.
9.De toegepaste wettelijke voorschriften
10.De beslissing
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
twee urenper dag aftrek plaatsvindt;
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
[slachtoffer]van een bedrag van
€ 2.375, 81 (zegge: tweeduizend driehonderdvijfenzeventig euro en eenentachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2018;
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.375, 81 (zegge: tweeduizend driehonderdvijfenzeventig euro en eenentachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat
vervangende hechtenisvoor de duur van
33 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
[slachtoffer]voor het overige deel
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
mr. F.H.W. Teekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I. Potgieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 december 2019
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 18 juni 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 4-6):
Ik zag dat hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) bewust naar mij toe liep. Gelijk daarna voelde ik dat hij mij bij de keel greep. Ik zag dat hij mij met een hand greep. Ik zag dat de man zijn rechter hand balde tot vuist. Ik voelde dat de man mij kennelijk opzettelijke en met kracht, sloeg met deze vuist op de linker kant van mijn gezicht, ik voelde een hevige pijn. Ik zag dat de man op mij toe kwam en mij opnieuw sloeg met zijn rechter vuist op de linker kant van mijn gezicht. Ik voelde ter hoogte van mijn linker oog een hevige pijn. Ik viel door de klap over de stoep achter mij op de grond.
Vervolgens zag ik [slachtoffer] door de jongen (de rechtbank begrijpt: verdachte) met mogelijk zijn rechterhand bij de keel werd gepakt. Ik zag dat [slachtoffer] op de grond lag en dat de jongen [slachtoffer] tegen zijn gezicht aan schopte. Ik weet wel dat hij aardig hard tegen zijn hoofd schopte.
Vervolgens zag ik dat die jongen (de rechtbank begrijpt: verdachte) [slachtoffer] bij de keel pakte. Ik zag dat [slachtoffer] met 1 hand bij de keel gepakt werd. Ik zag dat die jongen [slachtoffer] een vuistslag richting zijn gezicht gaf. Ik zag dat hij dit deed met een gebalde vuist en zijn arm naar achteren haalden en met kracht uithaalde. Hierop ontstond er een situatie waarin over en weer geslagen werd en [slachtoffer] vervolgens op de grond viel. Ik weet niet meer hoeveel klappen er zijn gevallen maar het waren zeker een stuk of 6 klappen die [slachtoffer] kreeg. Toen [slachtoffer] op de grond lag zag ik dat die jongen [slachtoffer] een schop tegen zijn hoofd gaf. Ik zag dat die jongen zijn been naar achteren haalde om vervolgens tegen het hoofd van [slachtoffer] te Schoppen. Hij deed dit net zo alsof je tegen een voetbal schopt. Ik zag wel dat die jongen ongeveer drie keer tegen het hoofd van [slachtoffer] schopte.
Ik zag dat hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) [slachtoffer] bij de keel pakte. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] met zijn vuist twee keer in zijn gezicht sloeg. Ik zag dat [slachtoffer] viel. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] vervolgens wel 10 keer in zijn gezicht schopte.
Ik gaf de jongen (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) vervolgens een vuistslag terug op zijn gezicht. Ik gaf de jongen een tweede vuistslag in zijn gezicht. Ik pakte de jongen beet en duwde hem tegen de auto van Naomi. Ik gaf de jongen twee keer een knietje tegen zijn buik. Ik sloeg hem twee keer met mijn rechter vuist tegen zijn linkerzijde van zijn hoofd. Ik sloeg de jongen twee keer met mijn vuist tegen zijn hoofd waarna hij op de grond viel. Ik schopte daarna twee keer. Ik schopte de jongen eerst met mijn rechter been en daarna met mijn linker been. Met de rechter trap die ik gaf zat meer kracht in dan de linker trap.