ECLI:NL:RBOVE:2019:4800

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
08-134484-19 (P), 08-131539-19 (P) & 08-047779-18 (TUL)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging en medeplegen van brandstichting met levensgevaar voor omwonenden

Op 19 december 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 25-jarige man uit Almelo veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor bedreiging en het medeplegen van brandstichting. De man bedreigde in mei 2019 de partner van zijn ex-schoonzus met de dood en stak samen met een mededader de auto van het slachtoffer in brand. Deze auto stond geparkeerd voor de woning van het slachtoffer, wat levensgevaar veroorzaakte voor de aanwezige personen. Naast de gevangenisstraf moet de man een schadevergoeding van ruim 7700 euro betalen en een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden uitzitten. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen en de brandstichting ernstige feiten zijn die veel angst en onveiligheid hebben veroorzaakt bij de slachtoffers. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de feiten op basis van getuigenverklaringen en forensisch bewijs voldoende. De man ontkende de feiten, maar de rechtbank vond zijn verklaring niet aannemelijk. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de immateriële schade van het slachtoffer werd gematigd tot 7500 euro. De rechtbank gelastte de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, omdat de man zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-134484-19 (P), 08-131539-19 (P) & 08-047779-18 (TUL)
Datum vonnis: 19 december 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
momenteel verblijvende in de P.I. Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 12 september 2019 en 5 december 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Leusink en van wat door verdachte en de raadsman mr. U. Ural, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank het feit van de zaak met parketnummer 08-131539-19 als feit 1 en het feit van de zaak met parketnummer 08-134484-19 als feit 2. De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 5 december 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer] heeft bedreigd met de dood;
feit 2 primair:Samen met een ander een auto in brand heeft gestoken, waarbij gevaar voor goederen en personen voorzienbaar was;
feit 2 subsidiair:het in brand steken van een auto, waarbij gevaar voor goederen en personen voorzienbaar was, heeft uitgelokt;
feit 2 meer subsidiair:medeplichtig is geweest aan het in brand steken van een auto, waarbij gevaar voor goederen en personen voorzienbaar was.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 29 mei 2019 te Enschede, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die voornoemde [slachtoffer] ,meermalen, in elk geval éénmaal, dreigend de woorden toe te
voegen:
- 'Ik maak je dood' en/of
- 'Ik leg vijfduizend neer om je te liquideren'en/of
- 'Jullie kind gaat zonder vader opgroeien' en/of
- 'Jij bent niet van mij af' en/of
- 'Wacht maar ik maak je dood' en/of
- 'Roep de politie maar, ze kunnen niks doen, jij bent van mij',

althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

Feit 2 primair
Hij op of omstreeks 30 mei 2019 te Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door de vlam van een aansteker, althans open vuur, in aanraking te brengen met (was)benzine en/of (de lont van een stuk) vuurwerk, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan een auto, een Audi A4 (kenteken [kenteken] ), geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan
gemeen gevaar voor de goederen die zich in de directe nabijheid van die auto voornoemd bevonden (waaronder een auto (Mazda RX-8)) en/of
de naastgelegen woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoner(s) die zich in die naastgelegen woningen bevonden te duchten was;
Feit 2 subsidiair
[medeverdachte] op of omstreeks 30 mei 2019 te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft/hebben gesticht, immers heeft/hebben die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker, althans open vuur, in aanraking te brengen met (was)benzine en/of (de lont van een stuk) vuurwerk, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan een auto, een Audi A4 (kenteken [kenteken] ), geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan
gemeen gevaar voor de goederen die zich in de directe nabijheid van die auto voornoemd bevonden (waaronder een auto (Mazda RX-8)) en/of de naastgelegen woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoner(s) die zich in die naastgelegen woningen bevonden te duchten was;
welk vorenomschreven feit verdachte en/of zijn mededaders in of omstreeks de periode van 29 mei 2019 tot en met 30 mei 2019 te Enschede en/of elders in Nederland opzettelijk heeft/ hebben uitgelokt door giften en/of beloften en/of geweld en/of bedreiging en/of het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, te weten door:
- die [medeverdachte] en/of de mededaders te benaderen en/of te vragen en/of te dwingen om voornoemde auto (Audi A4) in brand te steken en/of
-
- die [medeverdachte] en/of de mededaders inlichtingen over de locatie en/of het in brand te steken object en/of de wijze van brandstichting te verschaffen en/of te informeren
- die [medeverdachte] en/of de mededaders een aansteker en/of een jerrycan met een brandbare stof en/of vuurwerk te verstrekken en/of
- die [medeverdachte] en/of de mededaders naar/in de buurt van de [straat] te Enschede te brengen en/of
- zijn, verdachtes, auto beschikbaar te stellen;
Feit 2 meer subsidiair
[medeverdachte] en/of met een of meer ander(en), op of omstreeks 30 mei 2019 te Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk brand heeft/hebben gesticht door de vlam van een aansteker, althans open vuur, in aanraking te brengen met (was)benzine en/of (de lont van een stuk) vuurwerk, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan een auto, een Audi A4 (kenteken [kenteken] ), geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan
gemeen gevaar voor de goederen die zich in de directe nabijheid van die auto voornoemd bevonden (waaronder een auto (Mazda RX-8)) en/of de naastgelegen woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoner(s) die zich in die naastgelegen woningen bevonden te duchten was
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 30 mei 2019 te Enschede, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, gezien het feit dat verdachte:
- die [medeverdachte] en/of anderen heeft benaderd en/of
- contact heeft onderhouden met die [medeverdachte] en/of anderen en/of
- op de hoogte was van het voornemen om de auto en/of de woning in brand te (laten) steken, en/of
- zich niet heeft onttrokken aan dit voornemen, en/of
- zijn auto en/of materialen beschikbaar heeft gesteld en/of
- besprekingen met en/of tussen die [medeverdachte] en/of anderen betreffende het voornemen tot het in brand steken van de auto/voornoemde woning heeft bijgewoond, en/of
- zijn auto beschikbaar heeft gesteld en/of
- samen met die [medeverdachte] en/of anderen naar voornoemde woning is gereden.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 en feit 2, primair, wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Uit de bewijsmiddelen volgt volgens de officier van justitie ook dat bij feit 2, primair, sprake is geweest van te duchten levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte ontkent beide tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 ontkent verdachte niet dat hij bij de woning is geweest, boos was en beledigingen heeft geuit. Hij ontkent echter wel dat hij bedreigende uitlatingen heeft gedaan. Verschillende getuigenverklaringen komen niet overeen met de verklaring van aangever. Feit 1 kan daarom niet wettig en overtuigend worden bewezen, reden waarom volgens de raadsman vrijspraak dient te volgen van dit feit.
Ten aanzien van het tweede feit heeft de raadsman verzocht om de getuigenverklaring van [getuige 1] uit te sluiten van de bewijsmiddelen. De verdediging is onvoldoende in de gelegenheid gesteld om [getuige 1] als getuige te horen, terwijl er geen aanvaardbare reden was om hem niet als getuige te horen. Het feit dat hij in het buitenland verblijft maakt dat, mede gezien het feit dat de exacte verblijfplaats van deze getuige wel bekend is, niet anders. Het dossier bevat geen toereikend ondersteunend ander bewijs. Nergens blijkt uit dat sprake is geweest van een bewuste nauwe samenwerking ten aanzien van de brandstichting, of dat verdachte op andere wijze bij die brandstichting behulpzaam is geweest. Dat verdachte zijn frustraties over de ruzie met zijn ex-schoonzus en haar nieuwe partner heeft geuit, maakt nog niet dat hij opzet heeft gehad op het gedrag van de persoon die de auto in brand heeft gestoken. Om deze reden kan ook van uitlokking van de brandstichting geen sprake zijn en dient verdachte integraal te worden vrijgesproken van feit 2.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank van oordeel is dat feit 2 wettig en overtuigend kan worden bewezen, geen sprake is geweest van te duchten levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen. Het forensisch rapport daarover is onvoldoende onderbouwd en het dossier bevat geen informatie dat die argumentatie ondersteund. Bovendien is geen woning, maar een auto in de brand gestoken. De risico’s voor personen die in de woning aanwezig waren zijn te ver verwijderd van het delict.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de tenlastegelegde feiten 1 en 2, primair, heeft begaan en overweegt daartoe het volgende. [1]
Feit 1
Verdachte is op 29 mei 2019, zoals hij zelf zegt, in opgefokte toestand naar de woning van zijn ex-schoonzus gereden. Eenmaal daar aangekomen is hij agressief op zijn ex-schoonzus en aangever afgelopen. Zijn ex-schoonzus was op dat moment zwanger. Verdachte ging verhaal halen, omdat er ‘iets’ zou zijn gezegd over de omgang van verdachte met zijn neefjes; de zoons van zijn broer en ex-schoonzus. Er vond vervolgens voor de woning over en weer geduw plaats, waarna verdachte aangever bedreigde door tegen hem te zeggen "Ik maak je dood.", "Ik leg vijfduizend neer om je te liquideren.", Jullie kind gaat zonder vader opgroeien.". Toen aangever zei dat hij de politie zou gaan bellen voegde verdachte daar aan toe: 'Jij bent niet van mij af.", "Wacht maar je bent dood.", "Roep de politie maar, ze kunnen niks doen, jij bent van mij.". [2] Aangever was bang dat verdachte de bedreiging daadwerkelijk tot uitvoer zou brengen. [3] De verklaring van aangever wordt ondersteund door de verklaring van zijn vriendin, de ex-schoonzus van verdachte [4] , en door de buurvrouw, getuige [getuige 2] . [5] Na de bedreigende woorden is verdachte in zijn auto gestapt en naar getuige [getuige 3] gegaan. Verdacht was, eenmaal daar aangekomen, agressief, gebaarde wild met zijn armen en sprak met luide stem.
De verklaring van verdachte, dat hij bij het huis van aangever is geweest, boos was, en wel heeft beledigd, maar niet heeft bedreigd, vindt de rechtbank op grond van het bovenstaande niet aannemelijk.
Feit 2
In de nacht van 29 op 30 mei 2019 is de auto van aangever voor zijn woning in brand gestoken. [6] De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte daar iets mee te maken had en zo ja, wat zijn rol daarbij was.
Allereerst moet de vraag beantwoord worden of de verklaring van getuige [getuige 1] als bewijs kan worden gebruikt. Van een schending van artikel 6 van het EVRM kan sprake zijn indien de verdediging een getuige niet heeft kunnen horen, terwijl de getuigenverklaring van die persoon als ‘sole and decisive’ moet worden beschouwd. In de uitspraak van het EHRM in de zaak Schatschaschwili v. Duitsland wordt overwogen dat onder “sole evidence” moet worden verstaan: het enige bewijs tegen de verdachte. “Decisive evidence” moet worden geïnterpreteerd als bewijs van zodanige importantie dat de bewezenverklaring uitsluitend hierop steunt. Zoals uit het navolgende zal blijken, wordt de verklaring van getuige [getuige 1] in belangrijke mate ondersteund door overige bewijsmiddelen, waardoor geen sprake is van ‘sole and decisive’ bewijs. Van een schending van artikel 6 EVRM door deze verklaring voor het bewijs te gebruiken, terwijl de verdediging deze getuige niet heeft kunnen horen, is dus geen sprake.
[getuige 1] heeft verklaard dat in de nacht van 29 op 30 mei 2019 rond 0:00 uur een kennis van hem langskwam bij zijn woning. [7] Deze kennis en [getuige 1] kennen elkaar al langer en ook hun ouders kennen elkaar. In de woning waren op dat moment meerdere mensen aanwezig, waaronder getuige [medeverdachte] . [medeverdachte] logeerde bij [getuige 1] na een verblijf in het ziekenhuis. Ook de partner van [medeverdachte] , getuige [getuige 4] was in de woning aanwezig. Volgens [getuige 1] kwam deze kennis opgefokt binnen. Hij was intimiderend en had een probleem met iemand en wilde daar iets aan doen. Op een bepaald moment heeft deze kennis aan [getuige 1] gevraagd of hij een jerrycan met benzine wilde vullen. [getuige 1] heeft rond 0:35 uur benzine in de jerrycan getankt. [8] Volgens getuige [getuige 4] kwam er die nacht een neef van [getuige 1] op bezoek van wie zij de naam niet weet. [9] Volgens [getuige 4] is [medeverdachte] samen met die neef rond 03:00 uur vertrokken uit de woning van [getuige 1] . [getuige 1] zegt daarover dat het rond 02:30 uur moet zijn geweest. Volgens [getuige 1] was, nadat de kennis en [medeverdachte] waren vertrokken, ook de jerrycan verdwenen. De rechtbank heeft de overtuiging dat deze kennis en neef dezelfde persoon zijn en dat het gaat om verdachte. De politie heeft op 3 juni 2019 nog eens met getuige [getuige 1] gebeld om te vragen of hij de naam van zijn kennis wilde noemen. [getuige 1] heeft toen vier keer, op geïrriteerde toon gezegd dat het ging om [verdachte] . [10] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [getuige 1] al lang kent, dat hun ouders met elkaar bevriend zijn en dat [getuige 1] hem wel eens ‘neef’ noemt. [getuige 4] noemt deze neef van [getuige 1] later in haar verklaring ook [verdachte] . De rechtbank stelt op basis van het bovenstaande vast de [medeverdachte] samen met verdachte tussen 02:30 en 03:00 uur uit de woning van verdachte is vertrokken.
Uit andere camerabeelden van het tankstation, later op de avond is te zien dat een man met een getinte huidskleur, kort geschoren donker haar, een baard met een snor en brede bouw uit een zwarte Volkswagen Polo stapt en afrekent in de shop van het tankstation. Op de bijrijdersplek lijkt een onbekende persoon te zitten. Rond 02:32 rijdt de man weg van het tankstation. [11] Uit de verklaring van de medewerker van het tankstation, de heer [naam 1] , heeft verdachte voor exact €10 benzine getankt. [12] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij degene is die op die beelden in de shop te zien is. Hij ontkent daar op dat moment benzine te hebben getankt. [13] Op camerabeelden van de ingang van de flat waar de moeder van verdachte woont is te zien dat verdachte rond 02:47 uur in beeld verschijnt, de lift in stapt en om 02:53 uur opnieuw in beeld verschijnt waarbij hij de lift uit stapt en iets in zijn handen heeft.
[medeverdachte] heeft weliswaar ter terechtzitting verklaard dat hij, en hij alleen degene is geweest die de brand heeft gesticht, maar hij heeft ter terechtzitting en bij de politie echter ook verklaard dat een ander hem de opdracht heeft gegeven tot het stichten van de brand, dat hij vuurwerk van iemand heeft gekregen en bij de woning van aangever door iemand is afgezet. [14] Getuige [getuige 4] heeft verklaard, en [medeverdachte] heeft bevestigd, dat [medeverdachte] rond 05:00 uur weer terug was in de woning van [getuige 1] . [medeverdachte] heeft [getuige 4] toen verteld dat hij een auto had laten ontploffen. [medeverdachte] kwam volgens [getuige 4] lopend terug, omdat de neef van [getuige 1] hem terug zou brengen, maar opeens weg was. De volgende ochtend heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte] en [getuige 1] , wat door [getuige 1] is opgenomen. [getuige 1] had op het nieuws gezien dat er brand was gesticht, en herkende de jerrycan die hij de nacht daarvoor met benzine had gevuld op de beelden op tv als zijnde zijn jerrycan. Van deze geluidsopname is proces-verbaal opgemaakt door de politie. [15] Op het geluidsbestand is te horen dat [getuige 1] wilde weten wat er was gebeurd. [medeverdachte] zegt daarop: “Hij stond erop dat ik mee ging. Zo was het. Naar die flat gegaan, dat ding gepakt.” [getuige 1] vraagt vervolgens: Ik ben gisteren weg gegaan. Waarom ben je met hem mee gegaan?” Waarop [medeverdachte] antwoordt: “Omdat hij zat te dreigen en te doen. Hij wou mij pakken.”
De rechtbank heeft op grond van bovenstaande de overtuiging dat verdachte samen met [medeverdachte] naar het tankstation is gegaan om te tanken, naar de woning van zijn moeder is gereden om het vuurwerk op te halen en [medeverdachte] heeft afgezet bij de woning van aangever, met als opdracht om de auto van aangever in brand te steken. Uit de handelingen van verdachte zoals hierboven beschreven blijkt van een bewuste nauwe samenwerking met in elk geval één ander persoon. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich daarom schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van brandstichting.
Gevaarzetting
De rechtbank is, anders dan de raadsman heeft betoogd, van oordeel dat als gevolg van de brandstichting – naast gemeen gevaar voor goederen – ook levensgevaar voor personen te duchten was en overweegt daartoe als volgt.
De auto van aangever is midden in de nacht aangestoken, terwijl het gezin en de buurtbewoners lagen te slapen. Uit een proces-verbaal van bevindingen blijkt dat een buurman van aangever over camerabeelden van de brand beschikt. [16] De verbalisant heeft de beelden bekeken en zag dat er een enorme vlammenzee ontvlamde rondom de auto van aangever. Ook zag de verbalisant dat een vuurregen naar aanleiding van de explosie op tientallen meters van de auto op een veldje terecht kwam. Aangever zag, nadat hij wakker schrok van een enorme knal, vanuit zijn slaapkamerraam een muur van vuur. Hij is uit zijn woning gerend en heeft geprobeerd de brandende auto te verplaatsen, weg van de woning. [17]
Er is forensisch onderzoek gepleegd op de plek van de brand. Tijdens de brand stond de auto geparkeerd op de oprit van de woning van aangever. Deze woning maakt deel uit van een rij woningen. De voorzijde van de auto stond ongeveer twee meter van de voorgevel van de begane grond en ongeveer één meter van de overstekende eerste verdieping van deze woning. De voorzijde van de woning was daar voorzien van houten deuren en kozijnen, en op de eerste en tweede etage bevonden zich diverse ramen. Volgens de forensisch rechercheur had de brand zich, wanneer deze later was ontdekt, mede door de aangebrachte ontbrandbare vloeistof, in korte tijd dusdanig kunnen ontwikkelen dat de vlammen naar de woning hadden kunnen overslaan. De houten deuren en kozijnen hadden dan in brand kunnen raken, en de ramen op de eerste etage hadden vervolgens kapot kunnen springen waarna de brand de woning had kunnen intrekken met alle gevaar van dien voor de bewoners die op dat moment in de woning lagen te slapen. [18] Volgens de forensisch rechercheur was gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar te duchten door de brand.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
feit 1
hij op 29 mei 2019 te Enschede, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die voornoemde [slachtoffer] , dreigend de woorden toe te
voegen:
  • 'Ik maak je dood' en
  • 'Ik leg vijfduizend neer om je te liquideren'en
  • 'Jullie kind gaat zonder vader opgroeien' en
  • 'Jij bent niet van mij af' en
  • 'Wacht maar ik maak je dood' en
  • 'Roep de politie maar, ze kunnen niks doen, jij bent van mij'.
feit 2 primair
hij op 30 mei 2019 te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht door de vlam van een aansteker, in aanraking te brengen met (was)benzine en (de lont van een stuk) vuurwerk, ten gevolge waarvan een auto, een Audi A4 (kenteken [kenteken] ), is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor de goederen die zich in de directe nabijheid van die auto voornoemd bevonden (waaronder een auto (Mazda RX-8)) en de naastgelegen woningen, en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoner(s) die zich in die naastgelegen woningen bevonden te duchten was.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 157 en 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
feit 2 primair
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman verzocht een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden op te leggen, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige bedreigingen, gericht tegen de partner van zijn ex-schoonzus. Zijn ex-schoonzus was op dat moment zwanger. Verdachte heeft gedreigd dat haar kind zonder vader zou opgroeien. Het plegen van een dergelijk feit heeft angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg gebracht bij het slachtoffer en de ex-schoonzus, zo valt ook te lezen in de schriftelijke slachtofferverklaring. Dat die angst terecht was, blijkt uit het feit dat verdachte enkele uren na de bedreiging, midden in de nacht, tezamen en in vereniging met een ander de auto van het slachtoffer in brand heeft gestoken. Deze auto stond geparkeerd voor de woning waar zijn beide neefjes lagen te slapen. Door de ontstane brand is de auto van slachtoffer zodanig uitgebrand dat deze total-loss is verklaard. Er is daarnaast schade aan een auto op een naastgelegen perceel ontstaan en er was levensgevaar voor de in de woning aanwezige personen te duchten. Slachtoffer is uit de woning gerend en heeft geprobeerd de brandende auto te verplaatsen, weg van de woning. Brandstichting is een zeer ernstig feit, zeker als dat gepaard gaat met concreet gevaar voor personen. Naast materiële schade en hinder heeft de brand bij slachtoffer, mede gelet op het feit dat verdachte een bekende is van aangever en zijn vriendin, veel angst en een groot gevoel van onveiligheid veroorzaakt. Namens hem is ter terechtzitting naar voren gebracht hoe groot de impact van de brand voor hem en zijn gezin is geweest. Door de auto van slachtoffer in brand te steken waarbij gevaar voor personen voorzienbaar was, heeft hij, gelet op de daarvoor geuite bedreiging (“je bent niet van mij af, wacht maar, ik maak je dood”) de daad bij het woord gevoegd. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Gelet op de ernst van dit feit komt naar het oordeel van de rechtbank enkel een gevangenisstraf van aanzienlijke duur als straf in aanmerking.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 19 november 2019. Hieruit blijkt dat verdachte nog in een proeftijd liep, maar geen sprake is van recidive van soortgelijke feiten.
De reclassering heeft op 31 mei 2019 gerapporteerd dat verdachte een ontkennende verdachte is en de reclassering hierdoor geen verband kan leggen tussen zijn delictgedrag en de kans op recidive. De reclassering heeft ook niet geadviseerd over een eventueel op te leggen straf of maatregel. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard niet met de reclassering te willen meewerken en niet bereid te zijn zich aan bijzondere voorwaarden te houden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee elkaar in korte tijd opvolgende ernstige strafbare feiten. Het dossier geeft blijk van een intimiderende, manipulerende, agressieve man waar mensen bang voor zijn. Het gebrek aan het nemen van verantwoordelijkheid voor zijn daden, alsmede zijn onverschillige houding ter terechtzitting weegt de rechtbank bij haar oordeel mee. De straf is daarom hoger dan geëist door de officier van justitie, omdat die eis onvoldoende recht doet aan de hiervoor overwogen omstandigheden.
Al met al acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren passend en geboden. Deze straf laat geen ruimte voor een voorwaardelijk deel.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partijen
[slachtoffer] en [getuige 2] hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in dit strafproces. [slachtoffer] vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 12.518,14, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit € 18,14 voor medicatie. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 12.500,- gevorderd.
[getuige 2] vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 400,01, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit € 250,01 voor taxatie van de auto en eigen risico voor de schade aan de auto. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 150,- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [getuige 2] kan worden toegewezen. De vordering van [slachtoffer] kan tevens worden toegewezen, met dien verstande dat het gevorderde bedrag aan immateriële schade wordt gematigd tot € 10.000,-. Beide vorderingen kunnen hoofdelijk worden opgelegd, inclusief oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en verhoging van de vordering met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich wat betreft de vordering van [getuige 2] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De vordering van [slachtoffer] moet voor wat betreft de immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard. De bijgevoegde uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwaren die ten grondslag ligt aan de vordering is niet vergelijkbaar met de situatie van [slachtoffer] . Wat betreft de materiele schade van [slachtoffer] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen. De opgevoerde materiele schadepost van [slachtoffer] is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 18,14, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De door [slachtoffer] opgevoerde immateriële schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade ondeugdelijk is onderbouwd. Het aan de vordering ten grondslag gelegde arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, komt niet overeen met de situatie als hier aan de orde. Dat neemt niet weg dat wel is komen vast te staan dat [slachtoffer] schade heeft geleden. Enkel de (exacte) omvang staat in dit stadium niet vast. De rechtbank ziet aanleiding gebruik te maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten. De rechtbank is van oordeel dat de omvang van de schade naar billijkheid op dit moment vastgesteld kan worden op € 7.500,00. De rechtbank zal de vordering tot zover toewijzen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. [slachtoffer] kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De opgevoerde materiele schadeposten van [getuige 2] zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 250,01, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De door [getuige 2] opgevoerde immateriële schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. [getuige 2] zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. Zij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen ten aanzien van beide toegewezen vorderingen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

Verdachte is bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van de rechtbank Overijssel van 1 april 2019, met parketnummer 08-047779-18, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van deze straf, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
De raadsman heeft primair bepleit dat de vordering tenuitvoerlegging moet worden afgewezen, gelet op de bepleitte vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging moet worden afgewezen, omdat het tenlastegelegde feit te ver verwijderd is van het delict waarvoor verdachte voor veroordeeld is door de politierechter.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Dat geen sprake is van recidive van het feit waarvoor verdachte door de politierechter tot een voorwaardelijke straf is veroordeeld, maakt dat oordeel niet anders.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten 1 en 2, primair, heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
feit 2 primair
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 4.4 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van een bedrag van
€ 7.518,14te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2019, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[getuige 2]van een bedrag van
€ 250,01te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2019, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 7.518,14,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2019 ten behoeve van [slachtoffer] , met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
72 dagenzal worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 250,01,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2019 ten behoeve van [getuige 2] , met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
5 dagenzal worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partijen het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partijen het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] , voor een deel van € 5.000,- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [getuige 2] , voor een deel van € 150,- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Overijssel van 1 april 2019, met parketnummer 08-047779-18, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. A.M. Rikken en
mr. P.M. Breukink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Bakker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2019.
De jongste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de districtsrecherche Twente met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van aangifte van 30 mei 2019, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] , p.99-100.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 30 mei 2019, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 101.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige van 30 mei 2019, inhoudende de verklaring van [naam 2] , p. 108-112.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige van 17 juli 2019, inhoudende de verklaring van [naam 3] , p. 120-122.
6.Proces-verbaal van verhoor aangever van 31 mei 2019, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] , p. 102-106.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige van 1 juni 2019, inhoudende de verklaring van [getuige 1] , p.175-182.
8.Proces-verbaal camerabeelden van 4 juni 2019, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 217-218.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige van 11 juni 2019, inhoudende de verklaring van [getuige 4] , p. 188-191.
10.Proces-verbaal van bevindingen van 3 juni 2019, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 215-216.
11.Proces-verbaal van bevindingen van 3 juni 2019, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 231-232.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige van 1 juni 2019, inhoudende de verklaring van [naam 1] , p. 186
13.Proces-verbaal ter terechtzitting van 5 december 2019, inhoudende de verklaring van verdachte.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 3 juni 2019, inhoudende de verklaring van [medeverdachte] , p. 247-253.
15.Proces-verbaal van bevindingen van 2 juni 2019, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , p. 207-210.
16.Proces-verbaal van bevindingen van 30 mei 2019, p 156-157.
17.Proces-verbaal van aangifte van 31 mei 2019, p. 145-149.
18.Proces-verbaal forensisch brandonderzoek, inclusief bijlagen van 22 augustus 2019, p. 323-354.