4.3.3Het oordeel van de rechtbank
4.3.3.1 De redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van de feiten 3 tot en met 6
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast.
Op het pand van [loungeclub] zijn zes kogels van een zwaar kaliber afgevuurd op de dubbele deuren van de hoofdingang. De hulzen zijn op de plaats delict aangetroffen. De club was op het moment van de beschieting gesloten, de deuren waren dicht en de rode loper was binnen. De eigenaar van [loungeclub] , [slachtoffer 6] , is van de beschieting op de hoogte gebracht.
Op de woning aan de Benkoelenstraat zijn 30 kogels van een zwaar kaliber afgevuurd waarvan de hulzen op de plaatsen delict zijn aangetroffen. In het woonkamerraam is een groot aantal kogelgaten zichtbaar. In de woonkamer zijn ten gevolge van de kogelinslagen op verschillende plaatsen beschadigingen ontstaan en zijn kogelpunten aangetroffen, waaronder op de bank waar [slachtoffer 2] zat te gamen. [slachtoffer 2] zag op de beelden van de beveiligingscamera de auto en de schutter zijn woning naderen en kon net voordat het schieten begon achter een muurtje in de woonkamer wegduiken voor de kogelregen. Op de bovenverdieping is een kogelpunt aangetroffen in het bed waar [slachtoffer 3] lag te slapen.
Op camerabeelden van zowel [loungeclub] als de Benkoelenstraat is te zien dat de bijrijder voorzien van een bivakmuts en een automatisch vuurwapen uit een auto – BMW – stapt en kogels afvuurt op voornoemde panden. De afstand tussen de [adres 2] en de Benkoelenstraat bedraagt ongeveer 350 meter.
Forensisch onderzoek
Op 19 september 2017 wordt direct na de beschietingen op de woning aan de [adres 1] en [loungeclub] forensisch sporenonderzoek gedaan. Het NFI heeft onderzoek gedaan naar veiliggestelde hulzen en projectielen. Het NFI stelt in haar rapport van 10 januari 2018 vast dat alle 36 hulzen van het kaliber 7,62x39mm zijn. Ten behoeve van voort te zetten vergelijkende onderzoeken zijn drie hulzen en twee kogels opgenomen in de Landelijke Verzameling Kogels en Hulzen (hierna: LVKH) van het NFI, onder het nummer 8866.
Op 2 november 2018 worden in een ander onderzoek bij een doorzoeking van een woning aan de [adres 10] in Hengelo twee vuurwapens aangetroffen. Één van de twee aangetroffen vuurwapens betreft een, met de opschriften en de uiterlijke kenmerken van en semi- en volautomatisch werkend aanvalsgeweer, Ceska Zbrojovka, model VZ58, kaliber 7.62x39mm (hierna: Ceska). Beide wapens zijn door het NFI onderzocht. Het NFI heeft in het Wapen en munitieonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van vuurwapens op 2 november 2018, waarvan de resultaten zijn opgenomen in het rapport van 18 februari 2019, de Ceska vergeleken met de munitiedelen LVKH onder nummer 8866. Het NFI concludeert dat er aanwijzingen zijn gevonden dat de verschoten munitiedelen binnen dit onderzoek afkomstig zijn uit de Ceska. Voor elk van de hulzen, opgenomen in de LVKH onder nummer 8866, kaliber 7,62x39mm en de Ceska geldt dat de bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek minimaal zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer de huls is verschoten met het vuurwapen, dan wanneer de huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen. Voor elk van de twee kogels, opgenomen in de LVKH onder nummer 8866, die het best passen bij het kaliber 7,62x39mm, en de Ceska zijn de bevindingen van het vergelijkend kogelonderzoek minimaal zeer veel waarschijnlijker wanneer de kogel is afgevuurd uit de loop van het vuurwapen dan wanneer de kogel is afgevuurd uit een andere loop van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als de loop van het vuurwapen.
De BMW
Verbalisanten krijgen op 19 september 2017 rond 08.35 uur de melding dat er in het buitengebied van Enschede een uitgebrande auto is aangetroffen. Ter plaatse zien zij een totaal uitgebrande auto, gelijkend op een BMW. Uit een controle van het in de auto aangetroffen chassisnummer blijkt dat de auto een zílverkleurige/grijze driedeurs BMW coupé 325 met het kenteken [kenteken 4] is die op 18 juli 2017 is gestolen in Rotterdam.
De camerabeelden
Op de camerabeelden van de beschieting van de woning aan de Benkoelenstraat en van [loungeclub] is te zien dat de schutter uit een lichtkleurige BMW, driedeurs, coupé model stapt. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 18 september 2017 naar Hengelo of Enschede in de zilvergrijze driedeurs BMW coupe 325 heeft gezeten. Verdachte herkende de BMW aan de speciale velgen, toen hij in het programma Opsporing Verzocht de auto zag op beelden die werden getoond in het kader van de beschieting van een woning.
Op de telefoon van verdachte zijn schermafbeeldingen aangetroffen van Ironchat. De eerste is gemaakt op 12 augustus 2017. Onder deze schermafbeelding staat: “ [adres 3] Almelo. Pas op.” De tweede schermafbeelding is gemaakt op 14 augustus 2017. In de tekst staat onder andere: “ [adres 5] Enschede, staat een Boeddha in ’t raam. Ga sneekt staan kijk of hij erin of eruit gaat. Gaat die erin en of eruit. Dan vanaf morgen. Elke dag daar met [naam 5] .”
Op basis van mastgegevens, de navigatie van de telefoon van verdachte en zijn eigen verklaring ter terechtzitting is vast komen te staan dat verdachte in de maand augustus 2017 naar beide adressen is gegaan om deze woningen in de gaten te houden.
In de nacht van 18 op 19 september 2017 zijn achtereenvolgens de woning van [slachtoffer 7] en haar zoon [slachtoffer 8] aan de [adres 3] in Almelo (rond 02.50 uur), [loungeclub] aan de [adres 2] in Enschede (rond 03.14 uur) en de woning van [slachtoffer 2] , zijn vriendin [slachtoffer 3] en haar dochter [slachtoffer 4] aan de [adres 1] in Enschede (rond 03.16 uur) beschoten. Op het pand aan de Rietstraat in Almelo zijn op 19 september 2017 zeven kogels afgevuurd waarbij vijf kogelinslagen in de gevel zijn ontstaan, één keer door het raam van de woonkamer en één keer door het raam van de dakkapel op de eerste verdieping waar de zoon van [slachtoffer 7] lag te slapen.
Op de plaats delict aan de [adres 3] in Almelo zijn kogelhulzen aangetroffen van het merk en type Geco 9mm Luger, die waarschijnlijk zijn verschoten met een semi-automatisch werkend pistool kaliber 9mm Parabellum.
In de nacht van 17 op 18 september 2017 is de woning van [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] aan de [adres 4] in Enschede beschoten. Er zijn meerdere kogels door een rolluik en ruit van die woning gegaan. Bij het pand aan de Populierstraat in Enschede hebben vijf projectielen de woning geraakt en zijn twee perforaties waarneembaar in een rolluik op de benedenverdieping van de woning passend bij schotbeschadiging.
De bewoners van de woning aan de [adres 4] te Enschede, een woning met een Boeddhabeeld in het raamkozijn, hebben geen aangifte gedaan van de beschieting van de woning en zij verklaren dat er niet geschoten is op de woning. De politie heeft op 14 november 2017 de woning doorzocht en heeft geconcludeerd dat er aanwijzingen zijn dat vijf projectielen de woning hebben geraakt. Er zijn geen hulzen aangetroffen. Drie beschadigingen in een rolluik(geleider) zijn door het Team Forensische Opsporing afgevormd en bemonsterd met schotrestenfolies. Tevens zijn er op projectiel gelijkende fragmenten veiliggesteld. Het NFI heeft aan deze sporen schotrestenonderzoek gedaan. Dit onderzoek heeft niet geleid tot een mogelijk identificatie van een wapen of munitie waarmee de woning beschoten zou kunnen zijn.
4.3.3.2 De betrokkenheid van verdachte
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte op de wijze zoals in de tenlastelegging staat vermeld betrokken is bij de hiervoor genoemde beschietingen op 18 en 19 september 2017.
4.3.3.2.1 De betrokkenheid van verdachte ten aanzien van de beschieting van [loungeclub] en de [adres 1] te Enschede
De rechtbank ziet zich thans gesteld voor de vraag of verdachte de persoon is die in de nacht van 18 op 19 september 2017 in Enschede met een automatisch vuurwapen de woning van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aan de [adres 1] heeft beschoten, en met een automatisch vuurwapen het pand aan de [adres 2] , waarin [loungeclub] is gevestigd, heeft beschoten.
4.3.3.2.1.1 Getuigenverklaringen
[getuige 1]
verklaart dat de aanslag op het huis van [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) en op die zaak (de rechtbank begrijpt: [loungeclub] ) in opdracht is gedaan en dat het is gedaan door [medeverdachte] zijn broertje. Ze zijn eerst naar Almelo gegaan en toen langs [loungeclub] en toen naar de woning van [slachtoffer 2] . Daar ging hij helemaal los. Er is geschoten voor de deur. Vervolgens zijn ze naar Rutbeek/Hulsbeek gegaan en hebben ze daar de auto in de fik gestoken. Er is een lijstje met namen erop van mensen met wie wat moet gebeuren. Ook [slachtoffer 2] staat op deze lijst. Dit lijstje is overgenomen door vier jongens, [medeverdachte] zijn broertje, [naam 6] , [naam 7] ( [bijnaam naam 7] ) en een hindoestaanse jongen. [getuige 1] weet dit omdat [medeverdachte] dat tegen hem heeft gezegd.
[getuige 4]
heeft verdachte tegen hem horen zeggen dat verdachte iets moest doen. Dit was het schieten op een huis in Enschede en het moest een waarschuwing zijn voor die mensen. [getuige 4] heeft beelden gezien op Opsporing Verzocht en denkt dat de getoonde woning de woning is die moest worden beschoten in Enschede.
[getuige 2]
zag in de telefoon van [naam 8] een foto van [slachtoffer 6] . [naam 8] heeft hierover tegen [getuige 2] gezegd dat [naam 8] in opdracht een foto moest maken van deze [slachtoffer 6] . [getuige 2] weet dat [slachtoffer 6] de eigenaar is van [loungeclub] . [getuige 3] heeft [getuige 2] verteld dat [getuige 3] geld heeft betaald aan verdachte. Voor Gronau kreeg verdachte één bedrag. Voor het schieten op [loungeclub] en Benkoelenstraat kreeg verdachte ook één bedrag. Volgens [getuige 2] heeft [getuige 3] aan het maatje van [getuige 2] verteld dat [getuige 3] ook € 5.000,- had betaald aan de dader van de aanslag op de [loungeclub] en Benkoelenstraat in Enschede en dat dit verdachte was.
[getuige 3]
heeft meermalen in opdracht een BMW klaargezet in 2017. [getuige 3] herkende in een uitzending van Opsporing Verzocht de BMW die is gebruikt bij de beschietingen op de [loungeclub] en de Benkoelenstraat als een van de BMW’s die hij heeft klaargezet. [getuige 3] weet dat [slachtoffer 2] woont in de woning aan de [adres 1] in Enschede. [getuige 3] heeft twee keer een geldbedrag gegeven aan verdachte. De eerste betaling vond plaats halverwege de maand juni 2017 bij het hotel Van der Valk in Hengelo. De tweede betaling vond plaats bij de MC Donalds aan de Zuiderval in Enschede. [getuige 3] denkt dat hij ongeveer tien dagen na de schietincidenten op de [loungeclub] en de Benkoelenstraat een geldbedrag van € 5.000,- heeft uitbetaald aan een jongen met een groene auto bij de Enschedese Boys.
De rechtbank is van oordeel dat de hierboven genoemde getuigenverklaringen voldoende concreet en gedetailleerd zijn. Weliswaar heeft geen van de getuigen gezien dat verdachte degene is geweest die geschoten heeft, maar dat maakt niet dat datgene wat zij hebben gehoord en wel gezien hebben als niet betrouwbaar kan worden aangemerkt, te meer niet nu zij verklaren over hun redenen van wetenschap. Hierbij merkt de rechtbank op dat de verklaringen elkaar onderling bevestigen. Op onderdelen worden de verklaringen ook bevestigd door de verklaring van verdachte zelf dat hij in opdracht klussen heeft gedaan en hiervoor geld heeft ontvangen van [getuige 3] . De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor genoemde getuigen verklaringen als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
4.3.3.2.1.2. Verklaring verdachte: alternatieve scenario’s
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting ontkend dat hij de persoon is die heeft geschoten op de panden aan de Benkoelenstraat, Brinkstraat en Populierstraat in Enschede en het pand aan de Rietstraat in Almelo.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de zilvergrijze BMW op 18 september 2017 – de dag voorafgaand aan het nachtelijke schietincident – heeft klaargezet bij een flat in Hengelo of Enschede en dat hij zich vervolgens in de nacht naar Apeldoorn heeft laten brengen. Verdachte herkende de BMW als de auto die hij op voornoemde datum had klaargezet aan de speciale velgen, toen hij in het programma Opsporing Verzocht de auto zag op beelden die werden getoond in het kader van de beschieting van een woning.
De rechtbank stelt vast dat uit de verklaring van verdachte niet volgt waar hij in de nacht van 18 op 19 september 2017 is verbleven, nu hij zijn verklaring dat hij na het klaarzetten van de BMW door anderen naar Apeldoorn is gebracht niet nader heeft onderbouwd met concrete en te verifiëren feiten en omstandigheden over waar en bij wie hij die nacht dan is geweest. Dit draagt naar het oordeel van de rechtbank niet bij aan de geloofwaardigheid van zijn verklaring dat hij de auto heeft klaargezet en naar Apeldoorn is gegaan, te meer nu zijn verklaring evenmin enige steun vindt in het dossier. Bovendien sluit de verklaring van verdachte niet uit dat hij betrokken is geweest bij de beschietingen en het daarna in brand steken van de auto om vervolgens na dit alles naar Apeldoorn te worden gebracht. Voor zover de verdachte heeft bedoelen te zeggen dat hij direct nadat hij met de BMW naar Hengelo of Enschede is gegaan is terug gebracht naar Apeldoorn schuift de rechtbank deze verklaring dan ook ter zijde, nu deze in zijn geheel niet wordt ondersteund of onderbouwd met enig bewijsmiddel.
4.3.3.2.1.3 Conclusie van de rechtbank over de betrokkenheid van verdachte bij de beschietingen aan de [adres 1] en [loungeclub] in Enschede.
De rechtbank concludeert dat verdachte zichzelf als laatste aanwezige in de betreffende BMW heeft geplaatst en er vervolgens geen concreet en sluitend alibi voor zijn verblijf de rest van de nacht aanwezig is.
Voorts constateert de rechtbank dat de verklaring van [getuige 1] dat verdachte de schutter is geweest steun vindt in de verklaring van getuigen [getuige 2] en [getuige 4] . Daarnaast bevestigen getuigen [getuige 2] en [getuige 3] dat na de beschietingen aan de Benkoelenstraat en [loungeclub] aan verdachte die wordt aangeduid als de dader van deze feiten daartoe een geldbetaling heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft op 18 september 2017 gereden in de BMW met de door verdachte herkende speciale velgen. Dit betreft de auto waarmee de beschieting van de woning aan de [adres 1] en vervolgens de beschieting bij [loungeclub] in Enschede heeft plaatsgevonden. De rechtbank stelt tevens vast dat bij de beschietingen bij voornoemde panden die enkele minuten na elkaar hebben plaatsgevonden, hetzelfde automatisch vuurwapen is gebruikt.
Op grond van het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen de rechtbank hierboven als redengevende feiten en omstandigheden – die zijn ontleend aan de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen – heeft vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat verdachte degene is geweest die in de nacht van 18 op 19 september 2017 in Enschede met een automatisch vuurwapen dertig kogels van een zwaar kaliber heeft afgevuurd op de woning aan de [adres 1] .
De rechtbank is voorts van oordeel dat de twee personen die in de BMW naar de Benkoelenstraat zijn gereden en de woning op [adres 1] hebben beschoten, dezelfde personen zijn als degenen die enkele minuten eerder het pand aan de [adres 2] in Enschede, alwaar [loungeclub] is gevestigd hebben beschoten. Hierbij weegt de rechtbank met name mee dat bij zowel de beschieting aan de Benkoelenstraat als aan de Brinkstraat gebruik is gemaakt van dezelfde BMW, dat de schutter de bijrijder is die sportschoenen droeg met een lichte zool, dat er een bivakmuts is gedragen, dat hetzelfde automatisch vuurwapen is gebruikt welk vuurwapen op eenzelfde wijze werd gedragen door de schutter, als ook het feit dat deze beschietingen slechts enkele minuten na elkaar hebben plaatsgevonden en beide panden zich op 350 meter afstand van elkaar bevinden.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen concludeert de rechtbank dat verdachte degene is geweest die in de nacht van 18 op 19 september 2017 in Enschede met een automatisch vuurwapen zes kogels van een zwaar kaliber heeft afgevuurd op het pand aan de [adres 2] in Enschede alwaar [loungeclub] is gevestigd.
4.3.3.2.1.4 Medeplegen
Uit hetgeen hiervoor reeds is overwogen blijkt van een gezamenlijke uitvoering en dat tussen verdachte en andere personen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking bij de uitvoering van de delicten. Verdachte heeft door zijn handelen als voormeld een voldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan de beschieting van het pand aan de [adres 2] in Enschede alwaar [loungeclub] is gevestigd en de beschieting van de woning aan de [adres 1] in Enschede.
4.3.3.2.1.5 Opzet op de dood
Hoewel zoals hierboven reeds uiteengezet de rechtbank van oordeel is dat verdachte degene is geweest die met een automatisch vuurwapen zes kogels op [loungeclub] heeft afgevuurd, concludeert de rechtbank dat de club op het moment van deze beschieting al enige tijd – zichtbaar – gesloten was en dat er niemand meer in het pand aanwezig was. Reeds om die reden is er naar het oordeel van de rechtbank geen – aanmerkelijke – kans dat een of meer personen in het pand ten gevolge van de beschieting dodelijk zouden kunnen worden getroffen dan wel dat zij zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen. De rechtbank acht aldus niet bewezen wat aan verdachte onder 4 primair en onder 4 subsidiair wordt verweten, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Anders is dit voor de beschieting van de woning aan de [adres 1] te Enschede. De vraag die voorligt is of verdachte en zijn medeverdachte(n) ten minste hebben gehandeld met voorwaardelijk opzet, oftewel of zij bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard en op de koop hebben toegenomen dat een of meer bewoners van de Benkoelenstraat door hun handelingen zouden kunnen komen te overlijden.
Vast staat dat verdachte van een korte afstand met een automatisch vuurwapen dertig kogels heeft afgevuurd op de gevel en door de ruiten van de beneden- en bovenverdieping van de betreffende woning. Voor verdachte was zichtbaar dat deze woning een bewoonde woning – en dus niet een leegstaand pand – betrof. Daar komt bij dat voor verdachte eveneens zichtbaar moet zijn geweest dat in de woonkamer op de benedenverdieping de verlichting brandde. De rechtbank overweegt dat wanneer een ruimte in een bewoonde woning is verlicht, dit veelal een teken is dat er in die ruimte ook mensen aanwezig zijn. Op het moment van de beschieting bevond [slachtoffer 2] zich beneden in de verlichte woonkamer alwaar hij aan het gamen was. De vriendin van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en haar dochter van vijf jaar bevonden zich in de slaapkamers op de eerste etage van deze woning.
Vast staat voorts dat een aantal kogels in de woonkamer terecht is gekomen, onder meer op de bank alwaar [slachtoffer 2] zich even daarvoor bevond en dat een kogelpunt is beland in het bed waarin [slachtoffer 3] sliep. De rechtbank overweegt voorts dat wanneer op een nachtelijk tijdstip, een moment waarop de meeste mensen in hun woning aanwezig zijn en al dan niet liggen te slapen, van korte afstand met een automatisch vuurwapen op de beneden- en bovenverdieping van de woning en door ruiten van de verschillende vertrekken een salvo van dertig kogels wordt afgeschoten, de kans dat de bewoners door de beschieting zouden worden verrast en niet, of te laat, zouden reageren evident aanwezig is. Daarbij verhoogt het tijdstip, midden in de nacht, de kans op dodelijke slachtoffers, aangezien slapende mensen, zoals in dit geval [slachtoffer 3] en haar dochter, doorgaans minder snel reageren op dreigend gevaar.
De handelingen van verdachte zoals voornoemd zonder zich ervan te vergewissen of er op dat moment daadwerkelijk personen in de woning aanwezig waren en waar zij zich bevonden
,kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer op de dood van de in het huis aanwezige personen gericht dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg op de koop toe heeft genomen en daarmee bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachte(n) voorwaardelijk opzet hebben gehad op de dood van de bewoners van de woning aan de [adres 1] in Enschede, zijnde [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en de dochter van [slachtoffer 3] .
4.3.3.2.1.6 De voorbedachten rade ten aanzien van de Benkoelenstraat
Tot [verbalisant] ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of sprake is van voorbedachten rade.
De omstandigheden dat aan deze beschieting een opdracht tegen betaling ten grondslag ligt, dat gebruik is gemaakt van een voorafgaand aan de beschieting gestolen BMW, voorzien van valse kentekenplaten, dat verdachte en zijn medeverdachte, nadat zij eerst met deze BMW naar [loungeclub] zijn gegaan en het pand aldaar hebben beschoten, met deze BMW naar de plaats delict zijn gereden, waarbij zij een automatisch vuurwapen en munitie hebben meegenomen en ter plaatse hebben gebruikt bij de beschieting, duiden naar het oordeel van de rechtbank op een vooropgezet plan waarbij afspraken zijn gemaakt omtrent de voorbereiding en uitvoering van het delict. Vanaf het moment dat verdachte met het vuurwapen op enig moment in de auto is gestapt, vervolgens met zijn handlanger gezamenlijk, via de tussenstop bij [loungeclub] aan de Brinkstraat waar eveneens een salvo is afgevuurd, op de Benkoelenstraat aangekomen, met het vuurwapen in de hand uit de auto is gestapt en richting de woning van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is gelopen, tot het moment waarop verdachte het wapen daadwerkelijk op de woning heeft gericht en meermalen heeft geschoten, is sprake geweest van een reeks momenten waarop beslissingen zijn genomen die gericht waren op de uitvoering van het plan om deze woning en de personen erin te beschieten. Verdachte en zijn medeverdachte hebben zich gedurende deze reeks van momenten kunnen beraden op het genomen of te nemen besluit en zij hebben de gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van deze voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Van contra-indicaties voor voorbedachten rade is de rechtbank in dit geval niet gebleken.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte(n) de slachtoffers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en de dochter van [slachtoffer 3] , met voorbedachten rade van het leven wilden beroven.
4.3.3.2.1.7 Bedreiging door te schieten op [loungeclub]
Voor veroordeling ter zake van bedreiging zoals onder 4 meer subsidiair is ten laste gelegd is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. Het moet dus gaan om een bedreiging met een misdrijf die van zodanige aard is dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan en die is gedaan onder zodanige omstandigheden dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
Vast staat dat verdachte met een automatisch vuurwapen een zestal kogels heeft afgevuurd op het pand waar [loungeclub] is gevestigd. Tevens staat vast dat niet alleen de eigenaar van deze club, [slachtoffer 6] , maar ook [slachtoffer 2] kennis heeft gekregen van deze beschieting.
Naar het oordeel van de rechtbank levert het met een automatisch vuurwapen van een relatief korte afstand meermalen schieten op de gevel en deur van een horecagelegenheid zonder meer een zodanige omstandigheid op dat bij de bedreigde redelijke vrees voor zijn leven kon ontstaan en is er sprake van een bedreiging in de zin van artikel 285 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
4.3.3.2.1.8 De conclusie ten aanzien van de feiten 3 en 4
Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 primair en onder 4 meer subsidiair ten laste gelegde.
4.3.3.2.2 De betrokkenheid van verdachte ten aanzien van de [adres 3] in Almelo
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte de persoon is die in de nacht van 18 op 19 september 2017 in Almelo met een vuurwapen de woning van [slachtoffer 7] en haar zoon aan de [adres 3] heeft beschoten.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting ontkend dat hij de persoon is die heeft geschoten op het pand aan de Rietstraat in Almelo.
Vast staat dat meerdere ruiten van de woning aan de [adres 3] in Almelo kogelinslagen bevatten. Op de plaats delict zijn kogelhulzen aangetroffen van het merk en type Geco 9mm Luger, die waarschijnlijk zijn verschoten met een semi-automatisch werkend pistool kaliber 9mm Parabellum. Dit betreft een ander kaliber dan de hulzen die zijn aangetroffen op de plaatsen delict aan de [adres 1] en de [adres 2] in Enschede, alwaar in dezelfde nacht is geschoten.
Verschillende getuigen zien het ter plaatse een Audi wegrijden en een ander ziet een BMW.
Getuige [getuige 1] heeft gesproken over schieten in Almelo en dat verdachte ook hiervoor verantwoordelijk is. Deze verklaring ziet alleen op een plaatsnaam en is aldus zeer algemeen omschreven. De verklaring vindt ten aanzien van dit specifieke adres [adres 3] geen steun in andere objectieve bewijsmiddelen.
Primair en subsidiair
De rechtbank concludeert dat hoewel uit de gebezigde bewijsmiddelen aanwijzingen voor betrokkenheid van verdachte kunnen worden afgeleid, op grond van onderhavig dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon is geweest die in de nacht van 18 op 19 september 2017 in Almelo met een vuurwapen de woning van mevrouw [slachtoffer 7] aan de [adres 3] heeft beschoten. De enkele verklaring van [getuige 1] is in het licht van de andere bevindingen in het dossier onvoldoende. Het onder 5 primair en subsidiair ten laste gelegde kan aldus niet worden bewezen.
Meer subsidiair
Voor een strafbare voorbereiding, zoals onder 5 meer subsidiair is ten laste gelegd, moet ingevolge artikel 46 Sr sprake zijn van het opzettelijk verwerven, vervaardigen, in-, door-, of uitvoeren of voorhanden hebben van middelen, bestemd tot het begaan van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld. Deze middelen moeten bestemd zijn tot het begaan van het misdrijf, waarbij het gaat om de vraag of de middelen of voorwerpen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig kunnen zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van de voorwerpen voor ogen had.
Aan verdachte is onder 5 meer subsidiair ten laste gelegd dat hij tezamen en in vereniging met anderen een screenshot of schermfoto met adres ‘ [adres 3] Almelo’ heeft vervaardigd, verworven, in-, door- of uitgevoerd of voorhanden heeft gehad en in de nabijheid van het pand heeft gepost, bewoners heeft geobserveerd en de daardoor verkregen informatie heeft vervaardigd, verworven, in-, door- of uitgevoerd of voorhanden heeft gehad, ter voorbereiding van een poging tot moord/doodslag/zware mishandeling, al dan niet met voorbedachten rade.
Vastgesteld kan worden dat verdachte in de maand augustus 2017 bij de Rietstraat heeft gepost en de bewoners heeft geobserveerd en deze informatie heeft doorgespeeld aan een ander. Verdachte bevindt zich naar eigen zeggen in een crimineel milieu waarin hij in opdracht voor anderen klussen uitvoert. Voorts is het niet ondenkbaar dat bij de voorbereiding van een poging tot moord/doodslag/zware mishandeling, zoals hier ten laste gelegd, wordt gezocht naar informatie omtrent de potentiële slachtoffers.
Voor het bewijs dat het screenshot en de aangeleverde informatie uit het posten en observeren zijn bestemd tot het begaan van het misdrijf, moet uit het dossier met voldoende bepaaldheid blijken welk crimineel doel verdachte en/of zijn medeverdachten met het vergaren van deze informatie voor ogen hebben gehad. Hoewel het verkrijgen van informatie omtrent bepaalde panden of bewoners dienstig zou kunnen zijn voor enig misdadig doel, kan naar het oordeel van de rechtbank op grond van het dossier niet worden vastgesteld of verdachte ten tijde van het handelen met het gebruik van deze middelen het hem ten laste gelegde misdadig doel ook daadwerkelijk voor ogen had.
De rechtbank concludeert daarom dat niet kan worden bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op de voorbereiding van enig feit als in de tenlastelegging onder 5 meer subsidiair bedoeld, zodat vrijspraak dient te volgen.
Nog meer subsidiair en meest subsidiair
Ook ten aanzien van de nog meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde feiten geldt – gezien het onder het primair en subsidiair bepaalde – dat het verwijt dat verdachte de schutter is niet is bewezen. Voorts acht de rechtbank ook de voor een strafbare medeplichtigheid in de zin van artikel 48 Sr vereiste opzet – die moet zijn gericht op de eigen hulpverlening en op het misdrijf ten aanzien waarvan hulp verleend wordt – niet bewezen.
De conclusie ten aanzien van de [adres 3] in Almelo (feit 5)
De rechtbank acht, anders dan de officieren van justitie, aldus niet bewezen wat aan verdachte onder 5 primair, subsidiair, meer subsidiair, nog meer subsidiair en meest subsidiair is ten laste gelegd, zodat zij hem van feit 5 in het geheel zal vrijspreken.
4.3.3.2.3 De betrokkenheid van verdachte ten aanzien van de [adres 4] in Enschede
De rechtbank ziet zich tot [verbalisant] gesteld voor de vraag of verdachte de persoon is die in de nacht van 17 op 18 september 2017 in Enschede met een vuurwapen de woning van Van Heijst en Blauw aan de [adres 4] heeft beschoten.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting ontkend dat hij de persoon is die heeft geschoten op de panden aan de Benkoelenstraat, Brinkstraat en Populierstraat in Enschede en het pand aan de Rietstraat in Almelo.
Vast staat dat het rolluik van de woning aan de [adres 4] in Enschede twee perforaties bevat waarneembaar passend bij een schotbeschadiging. Er is geen aangifte gedaan van een beschieting. Een buurtbewoner heeft schoten gehoord en iemand zien wegrennen en andere buurtbewoners hebben schoten of knallen gehoord en een auto die snel wegreed. De gehoorde knallen zijn omschreven als van een vuurwapen, niet zijnde een automatisch vuurwapen. Ter plaatse zijn geen kogelhulzen en of patronen aangetroffen.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 16 augustus 2017 aan de Populierstraat in Enschede is geweest. Het dossier bevat geen bewijsmiddelen op basis waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte ook ten tijde van de beschieting in de nacht van 17 op 18 september 2017 op die locatie aanwezig was.
Het standpunt van de officieren van justitie dat sprake is van een gelijke modus operandi ten aanzien van de beschietingen aan de Benkoelenstraat, Brinkstraat, Rietstraat en de Populierstraat deelt de rechtbank niet. De rechtbank weegt hierbij mee dat de beschieting aan de Populierstraat heeft plaatsgevonden op een ander moment in tijd en dat niet kan worden vastgesteld dat het aldaar gebruikte wapen overeenkomt met, noch gelijksoortig is aan een wapen dat is gebruikt bij de andere beschietingen.
Primair en subsidiair
De rechtbank concludeert dat op grond van onderhavig dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon is geweest die in de nacht van 17 op 18 september 2017 in Enschede met een vuurwapen de woning van Van Heijst en Blauw aan de [adres 4] heeft beschoten.
Meer subsidiair
De vereisten voor een strafbare voorbereiding, zoals onder 6 meer subsidiair is tenlastegelegd, ingevolge artikel 46 Sr zijn hierboven bij de bespreking van feit 5 reeds uiteengezet.
Onder 6 meer subsidiair is aan verdachte ten laste gelegd dat hij tezamen en in vereniging met anderen een telefonisch bericht inhoudende een screenshot of schermfoto met het adres [adres 5] en een omschrijving van de woning op [adres 4] en een opdracht tot het observeren van die woning heeft vervaardigd, verworven, in-, door- of uitgevoerd of voorhanden heeft gehad en in de nabijheid van het pand heeft gepost, bewoners heeft geobserveerd en de daardoor verkregen informatie heeft vervaardigd, verworven, in-, door- of uitgevoerd of voorhanden heeft gehad, ter voorbereiding van een poging tot moord/doodslag/zware mishandeling, al dan niet met voorbedachten rade.
Vastgesteld kan worden dat verdachte ook bij de Populierstraat heeft gepost en de bewoners heeft geobserveerd en deze informatie heeft doorgespeeld aan een ander. Verdachte bevindt zich naar eigen zeggen in een crimineel milieu waarin hij in opdracht voor anderen klussen uitvoert.
Zoals onder 5 meer subsidiair reeds besproken moet voor het bewijs dat het screenshot en de aangeleverde informatie uit het posten en observeren zijn bestemd tot het begaan van het misdrijf, uit het dossier met voldoende bepaaldheid blijken welk crimineel doel verdachte en zijn handlangers met het vergaren van deze informatie voor ogen hebben gehad. Hoewel het verkrijgen van informatie omtrent bepaalde panden of bewoners dienstig zou kunnen zijn voor enig misdadig doel, echter kan naar het oordeel van de rechtbank op grond van het dossier ook ten aanzien van de Populierstraat in Enschede niet worden vastgesteld of verdachte ten tijde van het handelen met het gebruik van deze middelen het hem tenlastegelegde misdadig doel ook daadwerkelijk voor ogen had.
De rechtbank concludeert daarom dat niet kan worden bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op de voorbereiding van enig feit als in de tenlastelegging onder 6 meer subsidiair bedoeld, zodat vrijspraak dient te volgen.
Nog meer subsidiair en meest subsidiair
Ook ten aanzien van de nog meer subsidiair en meest subsidiair tenlastegelegde feiten geldt – gezien het onder het primair en subsidiair bepaalde – dat het verwijt dat verdachte de schutter is niet is bewezen. Voorts acht de rechtbank ook de voor een strafbare medeplichtigheid in de zin van artikel 48 Sr vereiste opzet – die moet zijn gericht op de eigen hulpverlening en op het misdrijf ten aanzien waarvan hulp verleend wordt – niet bewezen.
De conclusie ten aanzien van de [adres 4] in Enschede (feit 6)
De rechtbank acht, anders dan de officieren van justitie, niet bewezen wat aan verdachte onder 6 primair, subsidiair, meer subsidiair, nog meer subsidiair en meest subsidiair is ten laste gelegd, zodat zij hem van feit 6 in het geheel zal vrijspreken.