ECLI:NL:RBOVE:2019:4943
Rechtbank Overijssel
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot contact met ongeboren kind en informatievoorziening na de geboorte
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 4 oktober 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die een affectieve relatie hadden en waarvan de vrouw in verwachting is van hun kind. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.G.J. van Kerkhof, vorderde onder andere dat de vrouw hem zou toestaan om aanwezig te zijn bij de bevalling en dat er een contactregeling zou worden vastgesteld voor na de geboorte van het kind. De vrouw was niet verschenen op de zitting, waardoor verstek tegen haar werd verleend.
De man stelde dat hij recht had op contact met het kind kort na de bevalling, en dat dit in het belang van zowel hem als het kind was. Hij verwees naar relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek en internationale verdragen die het recht op omgang en informatievoorziening waarborgen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de man ontvankelijk was in zijn vordering, maar dat de omstandigheden rondom de zwangerschap en de relatie tussen de partijen onvoldoende duidelijk waren om de vorderingen toe te wijzen. De voorzieningenrechter wees de vorderingen tot aanwezigheid bij de bevalling en de contactregeling af, maar bepaalde wel dat de vrouw de man moest informeren over de gezondheid en welzijn van het kind na de geboorte.
De uitspraak benadrukt het belang van het welzijn van de moeder en het ongeboren kind, en dat de rechter bij het vaststellen van omgangsregelingen rekening moet houden met de specifieke omstandigheden van de zaak. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de man afgewezen, behalve de vordering tot informatievoorziening, die werd toegewezen.