ECLI:NL:RBOVE:2019:495
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van het Nederlanderschap wegens veroordeling voor verkeersmisdrijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 februari 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de weigering van de verlening van het Nederlanderschap aan eiser, die afkomstig is uit Somalië. Eiser had op 1 september 2016 verzocht om het Nederlanderschap, maar dit verzoek werd afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op basis van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). De afwijzing was gebaseerd op een veroordeling van eiser wegens onvoorzichtig en onoplettend rijden, waardoor een ander werd gedood, en waarvoor hij een taakstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid had gekregen.
Eiser stelde dat er geen sprake was van opzettelijk handelen, maar van een ongeluk, en dat het beleid van de staatssecretaris niet van toepassing was. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat er ernstige vermoedens bestonden dat eiser een gevaar voor de openbare orde vormde, gezien zijn veroordeling. De rechtbank overwoog dat de afwijzing van het verzoek om het Nederlanderschap niet onredelijk was, en dat de individuele omstandigheden van eiser, waaronder het feit dat hij eerder verkeerd was voorgelicht over zijn aanvraag, niet voldoende waren om van het beleid af te wijken.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris de in bezwaar aangevoerde omstandigheden van eiser had betrokken bij zijn besluitvorming. De uitspraak werd gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, in aanwezigheid van griffier mr. A. Landstra. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.