ECLI:NL:RBOVE:2019:4977

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
10 februari 2020
Zaaknummer
C/08/240352 / KG ZA 19-298
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H. Bottenberg - van Ommeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een vordering tot gebiedsverbod in kort geding tussen ex-partners met gezamenlijke kinderen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 20 december 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee ex-partners, eiseres en gedaagde, die samen een dochter hebben. Eiseres vorderde een gebiedsverbod tegen gedaagde, omdat zij zich bedreigd voelde door zijn gedrag rondom haar woning. Eiseres stelde dat gedaagde zich stelselmatig onaangekondigd bij haar woning vertoonde en zich verbaal en fysiek misdroeg, wat leidde tot angst bij haar en de kinderen. Gedaagde betwistte deze beschuldigingen en stelde dat hij zich hield aan de omgangsregeling die door de rechtbank was vastgesteld.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat gedaagde zich onrechtmatig gedroeg en dat de vordering tot gebiedsverbod niet gerechtvaardigd was. De rechter benadrukte dat een gebiedsverbod een ernstige inbreuk vormt op het recht op vrije verplaatsing en dat er overtuigende feiten en omstandigheden moeten zijn om zo'n maatregel te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de zorgen van eiseres niet voldoende onderbouwd waren en dat er geen bewijs was van een dreigende situatie.

Daarom werd de vordering van eiseres afgewezen en werden de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Deze uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in zaken die betrekking hebben op persoonlijke en familiale relaties, vooral wanneer het gaat om de rechten van ouders en kinderen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/240352 / KG ZA 19-298
Vonnis in kort geding van 20 december 2019
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. G.H. Hoekman te Almelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. E.G. Blankestijn te Almelo.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de akte overlegging producties van [gedaagde]
  • de akte overlegging aanvullende productie van [eiseres]
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] hebben vanaf medio 2010 tot mei 2017 een affectieve relatie gehad. Zij hebben een dochter, [minderjarige 1] , geboren [2016] .
2.2.
[gedaagde] heeft [minderjarige 1] erkend.
2.3.
Het gezag over [minderjarige 1] berust bij [eiseres] en [gedaagde] gezamenlijk.
2.4.
[eiseres] en [gedaagde] wonen niet (meer) bij elkaar.
2.5.
[eiseres] heeft uit een daaropvolgende relatie nog een dochter gekregen, [minderjarige 2] . Zij is geboren [2018] en woont bij [eiseres] in huis.
2.6.
Bij beschikking van 22 maart 2018 heeft deze rechtbank beslist dat [gedaagde] : (i) in de oneven weken op de zaterdag en zondag (telkens van 10.00 uur tot 13.30 uur); (ii) en in de even weken op de zondag (van 10.00 uur tot 19.00 uur), (iii) aangevuld met de eerste donderdag van de maand (van 10.00 uur tot 17.30 uur), recht heeft op omgang met [minderjarige 1] (hierna: de omgangsregeling).
2.7.
Tussen partijen is er gaandeweg discussie ontstaan omtrent de invulling van de omgangsregeling.
2.8.
Laatstelijk is door partijen met een gezinscoach van de [gemeente] - via het zogenoemde BRAM Traject - gesproken over een aangepaste omgangsregeling.
2.9.
[eiseres] heeft daarna de omgangsregeling met [gedaagde] in het geheel opgeschort. Vanaf oktober 2019 heeft [gedaagde] geen contact meer gehad met [minderjarige 1] .
2.10.
Op 5 november 2019 heeft [gedaagde] bij deze rechtbank een verzoek ingediend tot wijziging van de omgangsregeling.
2.11.
Voornoemd verzoek van [gedaagde] is op maandag 16 december 2019 behandeld door de rechtbank.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - samengevat en zakelijk weergegeven - om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te verbieden gedurende een periode van een half jaar zich op te houden in de wijk [naam] in [plaats] , althans in een gebied in een straal van 400 meter rondom de woning van [eiseres] op straffe van dwangsommen, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
[eiseres] legt - samengevat - aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] zich stelselmatig onaangekondigd bij haar woning vervoegd en zich daar verbaal en fysiek misdraagt . Zij en de jonge kinderen, waaronder [minderjarige 1] , voelen zich hierdoor bedreigd. Gelet op deze omstandigheden heeft zij belang bij de gevraagde voorziening, aldus [eiseres] .
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer en daarop wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een gebiedsverbod zoals door [eiseres] in deze procedure heeft gevorderd, een inbreuk vormt op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
4.2.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] zich veelvuldig bij haar woning onaangekondigd verbaal en fysiek misdraagt. Er worden volgens haar beledigingen en bedreigingen geuit en [gedaagde] bonkt regelmatig op de ramen. Zij voelt zich hierdoor bedreigt en de ophef zorgt voor paniek bij de kinderen en de overige buurtbewoners, aldus [eiseres] . Afgezien van de tijdstippen waarop [gedaagde] [minderjarige 1] zou kunnen komen ophalen, begeeft hij zich volgens [eiseres] talloze malen (rijdend met de auto) door de straat van [eiseres] . Ter onderbouwing van deze stellingen verwijst [eiseres] naar verklaringen van buren en de gezinscoach [X] alsmede een schrijven van de huisarts. Verder heeft zij een aantal foto’s overgelegd die laten zien dat [gedaagde] zich (al dan niet met de auto) rondom de woning van [eiseres] bevond.
[gedaagde] betwist dat hij [eiseres] lastigvalt en bedreigt. Dat is niet zo en dat blijkt volgens hem ook nergens uit. Hij voert verder aan dat hij zich - conform de omgangsregeling - meldt bij de woning van [eiseres] om [minderjarige 1] op te halen. Op andere momenten is hij er niet geweest. [eiseres] geeft echter zelf geen uitvoering aan de omgangsregeling. Zij heeft hiervoor geen toestemming gevraagd bij de rechtbank en speelt volgens [gedaagde] voor eigen rechter. Met verwijzing naar de door [eiseres] overgelegde foto’s en de daarop afgedrukte data en tijdstippen, stelt [gedaagde] dat daaruit blijkt dat hij zich alleen rondom de woning van [eiseres] begeeft op het moment dat hij [minderjarige 1] volgens de omgangsregeling mag ophalen. [gedaagde] heeft gevraagd om nakoming van de afspraken uit de omgangsregeling.
4.3.
De voorzieningenrechter is, gelet op het gestelde door partijen, van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde] [eiseres] zodanig bedreigend heeft benaderd en nog steeds benadert, dat er voldoende aanleiding is om een gebiedsverbod op te leggen. Hetgeen [eiseres] heeft aangevoerd leidt naar het voorshands oordeel van de voorzieningenrechter niet tot de conclusie dat [gedaagde] zich - buiten de afgesproken momenten volgens de omgangsregeling - onaangekondigd begeeft rondom de woning van [eiseres] en dat hij haar lastigvalt en bedreigt. Uit de overgelegde foto’s blijkt bovendien dat [gedaagde] zich alleen voor de woning van [eiseres] begeeft op de dagen en tijdstippen zoals afgesproken in de omgangsregeling. Dat er tussen partijen discussie is ontstaan over de invulling van de omgangsregeling betekent niet dat [eiseres] - zonder rechterlijk oordeel - eenzijdig de omgangsregeling zomaar kan opschorten. De overgelegde verklaringen van de buren en de gezinscoach - welke zijn betwist door [gedaagde] - maken voorgaand oordeel vooralsnog niet anders. De voorzieningenrechter betrekt hierbij de omstandigheid dat er geen verklaring of rapport is overgelegd van de politie waaruit blijkt dat er sprake is van een dreigende situatie door toedoen van [gedaagde] en eveneens niet is gebleken dat er op enig moment aangifte is gedaan tegen [gedaagde] .
4.4.
Dat de contacten tussen [eiseres] en [gedaagde] spanningen bij [eiseres] en de kinderen ( [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ) teweeg brengen is niet onaannemelijk. Niet aannemelijk is echter geworden dat op dit ogenblik deze spanningen zodanig groot zijn dat al op die grond van [gedaagde] gevergd kan worden dat hij, door buiten bepaalde gebieden te blijven, ieder contact moet vermijden.
4.5.
Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter nu geen reden om [gedaagde] een gebiedsverbod op te leggen. In hoeverre [gedaagde] (in het recente verleden) onrechtmatig tegenover [eiseres] zou hebben gehandeld is bovendien nadrukkelijk in geschil en is in kort geding niet vast te stellen. Wat daarvan zij, gezien de recente zinvolle gemeenschappelijke inspanningen van partijen (met behulp van een gezinscoach) om hun gezamenlijke ouderschap en verantwoordelijkheid voor [minderjarige 1] vorm te geven in een aangepaste omgangsregeling en hun positie tegenover elkaar nader te bepalen, is er op dit moment onvoldoende reden om zodanig onrechtmatig handelen van [gedaagde] tegen [eiseres] te vrezen dat dat een gebiedsverbod op dit moment kan rechtvaardigen. De vordering zal worden afgewezen.
4.6.
Gelet op de relatie van partijen en de omstandigheid dat deze zaak voortvloeit uit de afwikkeling van het einde van die relatie, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg - van Ommeren en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 20 december 2019.