ECLI:NL:RBOVE:2019:5042

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 november 2019
Publicatiedatum
6 maart 2020
Zaaknummer
C/08/18/264 R
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van schuldsanering wegens achterstand in boedelafdracht en niet-nakomen verplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 5 november 2019 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar, die in Almelo woonachtig is. De rechter-commissaris had op 13 september 2019 een voordracht tot beëindiging gedaan, omdat de schuldenaar een aanzienlijke achterstand in boedelafdracht had van € 3.400,00 tot en met augustus 2019. De schuldenaar had ook nieuwe schulden gecreëerd en reageerde niet op verzoeken van de bewindvoerder. Tijdens de zitting op 22 oktober 2019 was de schuldenaar aanwezig, maar hij gaf aan dat hij geen contact kon krijgen met de bewindvoerder en dat hij de communicatie via e-mail niet opvolgde. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar op de hoogte was van zijn verplichtingen en dat hij bewust had gekozen om zijn spaarbedrag niet aan de boedel af te dragen. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar zijn verplichtingen niet nakwam en dat dit de schuldeisers benadeelde. Daarom werd de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, aanhef en onder c en e van de Faillissementswet. De rechtbank stelde vast dat de schuldenaar in staat van faillissement zou verkeren zodra het vonnis in kracht van gewijsde was gegaan, en benoemde de curator. De kosten van de schuldsaneringsregeling werden vastgesteld en het salaris van de bewindvoerder werd berekend op € 2.317,57, dat ten laste van de boedel kwam.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team toezicht
Zittingsplaats Almelo
insolventienummer: C/08/18/264 R
uitspraakdatum: 5 november 2019
Vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, enkelvoudige kamer van voor burgerlijke zaken, in de wettelijke schuldsaneringsregeling van:

[schuldenaar] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verder ook de schuldenaar te noemen.
In deze schuldsaneringsregeling is M.L. Knippenborg, werkzaam bij Solutio Bewind te Enschede, tot bewindvoerder benoemd.

Het procesverloop

De rechter-commissaris heeft op 13 september 2019 een voordracht tot tussentijdse beëindiging van deze schuldsaneringsregeling gedaan.
Op 18 oktober 2019 is een e-mailbericht van de bewindvoerder ontvangen.
De voordracht is behandeld ter zitting van 22 oktober 2019, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. [schuldenaar] is in persoon verschenen. De bewindvoerder is in persoon verschenen, vergezeld van stagiaire [A] .
De uitspraak is bepaald op vandaag.

De beoordeling

1.
De voordracht van de rechter-commissaris:
De voordracht van de rechter-commissaris wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.
Kort samengevat, is de schuldsaneringsregeling van [schuldenaar] voor tussentijdse beeindiging voorgedragen omdat er tot en met augustus 2019 een achterstand in boedelafdracht is ontstaan van € 3.400,00. Ook reageert [schuldenaar] niet (meer) op verzoeken van de bewindvoerder en heeft [schuldenaar] gedreigd dat hij met werken zal stoppen als de bewindvoerder de werkgever van [schuldenaar] op de hoogte zou stellen van de schuldsaneringsregeling.
Tot slot laat [schuldenaar] nieuwe schulden ontstaan.
2.
De – kort samengevatte – verklaring van de bewindvoerder:
Voorafgaand aan de zitting van 22 oktober 2019 is een e-mailbericht van de bewindvoerder ontvangen waarin zij stelt dat zij van [schuldenaar] niets meer heeft vernomen en dat er geen bijschrijvingen op de boedelrekening meer hebben plaatsgevonden.
Ter zitting heeft de bewindvoerder verklaard zij van [schuldenaar] heeft vernomen dat hij de boedelafdracht niet meer voldeed omdat hij andere betalingsverplichtingen had. Ondanks dat de bewindvoerder [schuldenaar] heeft uitgelegd dat dit hem niet ontslaat van de verplichting om aan de boedel te betalen, is er geen geld van [schuldenaar] meer ontvangen.
De bewindvoerder heeft op kantoor navraag gedaan naar het aantal keren dat [schuldenaar] contact heeft opgenomen. Dat bleek één keer te zijn gebeurd, toen zij met vakantie was. De bewindvoerder is vier dagen per week telefonisch bereikbaar van 9.00 uur tot 13.00 uur, waarvan [schuldenaar] op de hoogte is.
Begin 2019 heeft [schuldenaar] uit eigen beweging zijn budgetbeheer bij de Stadsbank beëindigd. Bij die gelegenheid heeft de bewindvoerder nog uitvoerig met [schuldenaar] gesproken. Omdat [schuldenaar] niet wilde dat zijn werkgever op de hoogte zou komen van de schuldsanering is met hem afgesproken hij zélf aan de boedel zou afdragen.
Er was een regelmatig contact met [schuldenaar] . Dat hield op toen de financiële problemen begonnen.
De bewindvoerder heeft geconstateerd dat er enkele nieuwe schulden zijn. Van [schuldenaar] had zij vernomen dat er een hoge energierekening was van € 2.000,00. Via de postblokkade heeft zij kennis gekregen van aan [schuldenaar] opgelegde verkeersboetes en van hoge telefoonrekeningen.
3.
De – kort samengevatte – verklaring van [schuldenaar] :
[schuldenaar] heeft verklaard dat hij de bewindvoerder niet kan bereiken. Dat kan alleen via de mail, maar daar werkt [schuldenaar] niet mee. [schuldenaar] wil persoonlijk contact.
[schuldenaar] kreeg een deurwaarder aan de deur die de boel leeg wilde halen, en heeft toen zelf dingen geregeld. [schuldenaar] heeft een hoge energienota gekregen, waar hij € 700,00 op heeft voldaan.
4.
De motivering van de beslissing:
De rechtbank is van oordeel dat deze schuldsaneringsregeling tussentijds moet worden beëindigd en overweegt daartoe het volgende.
Op grond van de schuldsaneringsregeling heeft [schuldenaar] een afdrachtverplichting, die op dit moment, uitgaande van de meest recente berekening van het vrij te laten bedrag, ongeveer
€ 700,00 per maand bedraagt. Uit de verklaringen van de bewindvoerder blijkt dat er een achterstand in boedelafdracht is ontstaan die, gerekend tot en met augustus 2019, € 3.400,00 bedraagt. Voorts heeft de bewindvoerder tot de behandeling van de voordracht op
22 oktober 2019 niets meer van [schuldenaar] gehoord en geen geld ontvangen, zodat – gelet op de vanaf augustus 2019 verstreken tijd - de achterstand feitelijk hoger is dan de hiervoor genoemde € 3.400,00.
[schuldenaar] heeft tegen de voordracht inhoudelijk nauwelijks verweer gevoerd. Hij beroept zich op het feit dat hij geen contact met de bewindvoerder kan krijgen en dat de bewindvoerder hem dingen per e-mail toestuurt maar dat hij die niet bekijkt omdat hij de voorkeur geeft aan de telefoon.
[schuldenaar] heeft echter niet weersproken dat de hierboven genoemde achterstand in boedelafdracht is ontstaan. [schuldenaar] heeft als reden opgegeven dat hij zijn nieuwe schulden moest voldoen, maar die reden is niet valide. [schuldenaar] moet tijdens een schuldsaneringsregeling immers rondkomen van het voor hem berekende vrij te laten bedrag. Het is niet gebleken, en dit is ook niet door [schuldenaar] aangevoerd, dat dit vrij te laten bedrag onjuist zou zijn berekend.
Gehoord de verklaring van de bewindvoerder dat ten tijde van de beeindiging van het budgetbeheer duidelijk met [schuldenaar] is besproken wat er van hem werd verwacht, kan het niet anders dan dat [schuldenaar] op de hoogte was van zijn verplichtingen. Uit de verklaring van [schuldenaar] blijkt ook wel dat hij wist dat hij moest rondkomen van dat vrij te laten bedrag. Desondanks heeft [schuldenaar] er bewust voor gekozen om het spaarbedrag dat hij aan de boedel had moeten afdragen zelf te gebruiken.
Uit het vorenstaande blijkt dat [schuldenaar] bewust niet heeft voldaan aan een belangrijke verplichting van de schuldsaneringsregeling. Daarmee heeft hij ook feitelijk zijn schuldeisers benadeeld. Die schuldeisers moesten het immers hebben van de spaarcapaciteit die [schuldenaar] had, maar die nu niet aan de boedel is afgedragen.
Omdat [schuldenaar] ter zitting niet de indruk heeft gewekt zijn tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling zelfs maar in te zien, laat staan te willen herstellen, is de rechtbank van oordeel dat de geconstateerde gebreken tot tussentijdse beeindiging moeten leiden.
Tot slot overweegt de rechtbank dat het feit dat er tijdens de schuldsaneringsregeling nieuwe schulden zijn ontstaan buiten beschouwing wordt gelaten, omdat de omvang van die nieuwe schulden op dit moment onduidelijk is waardoor niet kan worden vastgesteld of die nieuwe schulden bovenmatig zijn.
De rechtbank beëindigt deze schuldsaneringsregeling dan ook, op grond van artikel 350, derde lid, aanhef en onder c en e Fw.
De rechtbank zal de kosten van deze schuldsaneringsregeling vaststellen.
Omdat de boedel, na voldoening van de kosten, toereikend is om tot (gedeeltelijke) uitkering aan de schuldeisers te komen, zal deze schuldsaneringsregeling, gelet op artikel 350 lid 5 Fw, worden gevolgd door een faillissement.

De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt vast dat de schuldenaar in staat van faillissement zal verkeren zodra dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en benoemt in het faillissement van betrokkene
tot rechter-commissaris mr. M.M. Verhoeven,
en tot curator M.L. Knippenborg,
Josink Maatweg 9 ,
7545 PS Enschede ;
- geeft last aan de curator tot het openen van aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen;
- berekent het bedrag van de vergoeding van de bewindvoerder op € 2.317,57 (inclusief onkosten en omzetbelasting);
- stelt het salaris van de bewindvoerder vast op het bedrag van de vergoeding en brengt dit bedrag ten laste van de boedel, onder aftrek van het door de bewindvoerder reeds opgenomen bedrag van € 966,48.
Gewezen en uitgesproken door mr. M.M. Verhoeven, lid van genoemde kamer, ter openbare terechtzitting van dinsdag 5 november 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.