In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], een verzoekschrift ingediend voor de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank Overijssel heeft de zaak behandeld op 16 september 2019, waarbij beide verzoekers aanwezig waren, samen met hun beschermingsbewindvoerder. De rechtbank heeft op 23 september 2019 uitspraak gedaan. De verzoekers zijn gehuwd in gemeenschap van goederen en hebben een aanzienlijke schuldenlast van € 130.243,66, waaronder boetes van het CJIB en belastingschulden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek niet te goeder trouw zijn geweest, onder andere door het bezit van 14 kentekens en het niet betalen van motorrijtuigenbelasting. Tevens heeft [verzoeker 1] inkomsten uit de handel in oud ijzer verzwegen, wat de rechtbank als een schending van de informatieplicht beschouwt. De rechtbank concludeert dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij aan de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling kunnen voldoen. Op basis van artikel 288 lid 1, onder b en c van de Faillissementswet (Fw) heeft de rechtbank het verzoek van beide verzoekers afgewezen.