ECLI:NL:RBOVE:2019:5059
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toelating schuldsanering wegens niet te goeder trouw ontstaan van schulden en verdenking van Ponzi-fraude
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 28 oktober 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot toelating tot de schuldsanering van [verzoeker]. Het verzoek is afgewezen op grond van het feit dat de schulden van [verzoeker] niet te goeder trouw zijn ontstaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] een eenmanszaak exploiteert die financiële problemen heeft ondervonden, voornamelijk door wijzigingen in de wetgeving en stijgende personeelskosten. De totale schuldenlast bedraagt € 865.002, waarvan een aanzienlijk deel aan natuurlijke personen is uitgeleend. Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat [verzoeker] op grote schaal als bank heeft gefunctioneerd, waarbij hij geld van klanten leende en dit uitleende aan andere klanten, wat de rechtbank deed concluderen dat er sprake is van Ponzi-fraude.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat [verzoeker] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden. De rechtbank oordeelde dat [verzoeker] zijn schuldeisers onder valse voorwendselen heeft overgehaald om geld aan hem te lenen, terwijl hij wist dat hij niet in staat zou zijn om het beloofde rendement uit te keren. Bovendien heeft hij zijn schulden in de afgelopen jaren niet afgelost, ondanks dat hij wist dat zijn onderneming in financiële problemen verkeerde. De rechtbank heeft ook het feit dat [verzoeker] recentelijk een nieuwe auto heeft geleased, terwijl hij al bestaande financiële verplichtingen niet kon nakomen, als een teken van gebrekkige moraal beschouwd.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek tot schuldsanering afgewezen, met verwijzing naar artikel 288 lid 1 aanhef en onder b van de Faillissementswet. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor schuldenaren om te handelen in overeenstemming met goede trouw en moraal bij het aangaan van financiële verplichtingen.