Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[verzoekster] ,
Het procesverloop
De beoordeling
- CJIB ad € 2.999,--, drie WHAV-boetes, 2013, 2015 en 2016;
- belastingdienst ad € 20.961,34, onderverdeeld in:
Rechtbank Overijssel
Op 18 november 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot toelating tot de schuldsanering van een verzoekster. De verzoekster, geboren in 1988 in Duitsland, heeft een verzoekschrift ingediend voor de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 4 november 2019 is de verzoekster verschenen en zijn de omstandigheden rondom haar schulden besproken. De totale schuldenlast van de verzoekster bedraagt € 55.064,38, waaronder aanzienlijke schulden aan de belastingdienst en het CJIB. De belastingdienst heeft niet ingestemd met een minnelijk traject, omdat de verzoekster niet tijdig de juiste gegevens heeft verstrekt, wat heeft geleid tot de terugvordering van kinderopvangtoeslag. De Gemeentelijke Krediet Bank (GKB) heeft twijfels geuit over de stabiliteit van de financiële situatie van de verzoekster, die sinds juni 2019 in budgetbeheer is geweest, maar dit is beëindigd vanwege een structureel instabiele situatie. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt te goeder trouw te zijn geweest ten aanzien van het ontstaan van haar schulden en dat er gegronde vrees bestaat dat zij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren zal nakomen. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen op grond van artikel 288 lid 1 aanhef en onder b en c van de Faillissementswet.