ECLI:NL:RBOVE:2019:511

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
14 februari 2019
Zaaknummer
7129329 \ CV EXPL 18-4215
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid en bewijsopdracht in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Overijssel, is de eisende partij Iens Independent Index B.V. die een vordering heeft ingesteld tegen de gedaagde partij, h.o.d.n. 'Fratelli d' Italia'. De zaak betreft de vraag of er overeenkomsten tot stand zijn gekomen tussen Iens en de gedaagde, vertegenwoordigd door [A], die niet bevoegd was om deze overeenkomsten te ondertekenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat bij Iens het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat [A] bevoegd was om namens de gedaagde te handelen. De kantonrechter heeft de eisende partij opgedragen om bewijs te leveren dat de gedaagde de overeenkomsten heeft bekrachtigd. De zaak is op 22 januari 2019 behandeld, waarbij de kantonrechter de procedure heeft voortgezet en verdere beslissingen heeft aangehouden. De rechtbank heeft de eisende partij de mogelijkheid gegeven om bewijs te leveren, hetzij door middel van bewijsstukken, hetzij door het horen van getuigen. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor uitlating door Iens over de wijze van bewijsvoering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 7129329 \ CV EXPL 18-4215
Vonnis van 22 januari 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Iens Independent Index B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
eisende partij, hierna te noemen Iens,
gemachtigde: S. Winkelhorst (Centraal Invorderingsbureau),
tegen
[gedaagde] , h.o.d.n. 'Fratelli d' Italia',
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.G.M. Hovius .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 september 2018;
- de akte overlegging producties van Iens;
- het proces-verbaal van comparitie van 7 december 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Iens beheert een reserverings- en recensiesysteem voor restaurants en eetgelegenheden in Nederland. [gedaagde] is vanaf 1 januari 2015 eigenaar van Italiaans restaurant “Fratelli d’Italia” in Zwolle (hierna: het restaurant). Zijn broer [A] was in die periode chef-kok in het restaurant. Vóór 2015 was [A] een periode eigenaar van het restaurant.
2.2.
[A] heeft op 29 september 2015 een “bevestigingsformulier Premium Listing” en een “bevestigingsformulier FREEMIUM” van Iens getekend namens het restaurant. Tevens heeft hij op die datum een doorlopende machtiging getekend voor het afschrijven van bedragen door Iens van de bankrekening van het restaurant.
2.3.
Iens heeft aan [A] op het adres van het restaurant in de periode 1 december 2015 tot en met 1 maart 2016 facturen gezonden met abonnementskosten voor “Premium Listing” en voor “Couverts Freemium”. Volgens Iens is een bedrag van € 716,68 onbetaald gebleven.
2.4.
Nadat de gemachtigde van [gedaagde] in juni en september 2016 te kennen heeft gegeven dat [gedaagde] de vordering betwist, dat [A] niet verbonden is aan het restaurant en niet woonachtig is op het door Iens gebruikte adres, reageert de gemachtigde van Iens als volgt bij e-mail van 23 september 2016:
“(…) Nu uw cliënt ontkent dat deze overeenkomst namens hem is gesloten - danwel in ieder geval hiertoe geen opdracht aan de chef-kok is gegeven - schrijven wij de heer [A] aan op het door hem opgegeven adres, zijnde het adres van het restaurant.
Wij zouden uw specifieke bevestiging willen vernemen dat de heer [A] niet langer werkzaam is voor uw cliënt. Indien uw cliënt de juiste adresgegevens van de heer [A] zou kunnen verstrekken, kunnen wij z.s.m. onze correspondentie daarop aanpassen, opdat uw cliënt geen verdere last ondervindt van de kwestie.
Vanzelfsprekend behoudt cliënt zich het recht voor om de vordering op een later moment alsnog van uw cliënt te vorderen, indien zij op een later moment aanleiding heeft om er van uit te gaan dat het één en ander weldegelijk in overeenstemming met uw cliënt heeft plaatsgevonden.”
2.5.
Op voormelde e-mail reageert de gemachtigde van [gedaagde] als volgt bij e-mail van 28 september 2016:
“De door u bedoelde [A] is al geruime tijd niet meer werkzaam bij het restaurant en alhoewel niemand weet waar hij thans verblijft is hij daar ook niet meer welkom.
Ook aan de onderneming is door [A] schade berokkend en ook de uitbater heeft er belang bij dat hij getraceerd kan worden.
De kennis omtrent de woon- of verblijfplaats kan op basis van reciprociteit uitgewisseld worden. Ik zal tot sluiting van dit dossier overgaan.”

3.Het geschil

3.1.
Iens vordert primair - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 1.253,87 (bestaande uit de hoofdsom van € 716,68, buitengerechtelijke kosten ad € 107,50 en contractuele rente ad € 429,69 tot 31 juli 2018), te vermeerderen met de contractuele rente van 24% per jaar over een bedrag van € 716,68 vanaf 31 juli 2018 tot de voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
Subsidiair vordert zij - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 967,41 (bestaande uit de hoofdsom van € 716,68, buitengerechtelijke kosten ad € 107,50 en wettelijke rente ad € 143,23 tot 31 juli 2018), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 716,68 vanaf 31 juli 2018 tot de voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering voert Iens aan dat bij haar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat [A] de overeenkomsten namens het restaurant/ [gedaagde] heeft gesloten. Het restaurant heeft ook gebruik gemaakt van de diensten van Iens en er zijn betalingen gedaan op naam van het restaurant. Iens heeft nooit gezegd dat zij [gedaagde] niet meer zou aanspreken. Voorts blijkt volgens Iens uit een klantcontactoverzicht, waarvan zij aanbiedt dit in het geding te brengen, dat [gedaagde] de vordering na het tot stand komen van de overeenkomsten telefonisch heeft erkend.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij concludeert - samengevat - tot afwijzing van de vorderingen. Volgens heeft Iens ten onrechte het bij haar bekende verweer van [gedaagde] niet in de dagvaarding opgenomen. Inhoudelijk stelt [gedaagde] dat er geen overeenkomsten tot stand zijn gekomen tussen hem en Iens. [A] was niet bevoegd om dergelijke overeenkomsten aan te gaan en er is geen schijn van vertegenwoordiging gewekt. [gedaagde] was niet van de gang van zaken op de hoogte en heeft ook geen genot gehad van de in de facturen genoemde diensten. Tevens heeft Iens volgens hem laten weten dat de zaak is afgedaan, zodat ook om die reden de vordering moet worden afgewezen.

4.De beoordeling

Rechtsverwerking

4.1.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is - zo begrijpt de kantonrechter - een beroep op rechtsverwerking, omdat de gemachtigde van Iens in de buitengerechtelijke fase te kennen zou hebben gegeven dat de zaak was afgedaan (r.o. 2.4). De kantonrechter passeert dit verweer.
4.2.
Voor een beroep op rechtsverwerking is vereist dat sprake is van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken jegens hem. Iens heeft enkel om de gegevens van [A] gevraagd, zodat zij hem kan aanschrijven en [gedaagde] “geen verdere last zal ondervinden”, en behoudt zich het recht voor om de vordering alsnog geldend te maken. Ter zitting heeft Iens toegelicht dat zij [A] heeft aangeschreven en van hem heeft begrepen dat [gedaagde] degene is die een “spelletje speelt” en dat [gedaagde] blijkbaar wel op de hoogte is van de vordering. Gelet op het gemaakte voorbehoud door Iens en de term “geen verdere last ondervinden” is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen aan de zijde van [gedaagde] dat de vordering niet meer zou worden verhaald op hem.
Schijn van volmachtverlening
4.3.
De vraag is vervolgens of er overeenkomsten tot stand zijn gekomen tussen Iens en [gedaagde] . Daarvoor is allereerst van belang of de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid is gewekt in de zin van artikel 3:61 lid 2 BW. De rechtbank stelt vast dat [A] de contractformulieren heeft getekend, terwijl hij daartoe op 29 september 2015 niet bevoegd was: [gedaagde] was op dat moment eigenaar van het restaurant en [A] was chef-kok. Het is aan Iens om in dat kader feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit volgt dat bij Iens een gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt ten aanzien van de bevoegdheid van [A] tot het aangaan van een overeenkomst namens het restaurant. Iens heeft echter nagelaten om voldoende specifieke feiten en omstandigheden te stellen. Namens Iens is ter zitting enkel in algemene termen verklaard hoe contracten normaal gesproken tot stand komen en dat er normaal gesproken wordt gecontroleerd in het handelsregister of de persoon bevoegd is en zo niet, dat er dan een volmacht wordt gevraagd. Dat er in dit specifieke geval om een volmacht is gevraagd (en dat deze is verstrekt) is niet gesteld of gebleken. Het feit dat er enkele betalingen zijn gedaan door het restaurant is evenmin voldoende, aangezien [A] eveneens een incassomachtiging heeft getekend op naam van het restaurant en er kennelijk om die reden bedragen zijn afgeschreven. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Iens daarmee onvoldoende gesteld dat bij haar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat [A] bevoegd was tot het aangaan van de overeenkomsten, zodat [gedaagde] op deze grond niet gebonden kan zijn aan de contracten die Iens met [A] heeft gesloten.
Bekrachtiging
4.4.
Vervolgens komt aan de orde of [gedaagde] het contract na het tot stand komen ervan heeft bekrachtigd in de zin van artikel 3:69 BW. Iens heeft in dat kader onder meer aangevoerd dat [gedaagde] gebruik heeft gemaakt van de reserveringen via het systeem van Iens, dat [gedaagde] in telefonisch contact met Iens en per mail de vordering zou hebben erkend (waarvan een bewijsaanbod wordt gedaan door middel van het overleggen van het klantcontactoverzicht) en dat [gedaagde] zelf een opleiding heeft gevolgd via Iens om het systeem te leren kennen. [gedaagde] heeft deze stellingen betwist. Volgens [gedaagde] was voor hem niet duidelijk dat zijn restaurantgasten gebruik hadden gemaakt van het systeem van Iens, omdat hij altijd plek heeft voor zijn gasten en bijvoorbeeld niet in een boek voor reserveringen kijkt bij binnenkomst van de gasten. Verder voert hij aan dat hij geen contact met Iens heeft gehad en dat hij de vordering niet heeft erkend. Hij heeft nimmer een opleiding gevolgd via Iens.
4.5.
Iens draagt de bewijslast van haar stelling dat [gedaagde] de overeenkomsten heeft bekrachtigd, zodat de kantonrechter conform het ter zitting gedane bewijsaanbod van Iens haar het bewijs op zal dragen van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat [gedaagde] de overeenkomsten die op 29 september 2015 door Iens en [A] zijn getekend, heeft bekrachtigd.
4.6.
Indien Iens slaagt in haar bewijsopdracht, zal de overeenkomst van meet af aan als geldig worden beschouwd en ligt de gevorderde hoofdsom voor toewijzing gereed, nu daartegen voor het overige geen verweer is gevoerd.
4.7.
In het geval Iens niet slaagt in haar bewijsopdracht, komt vast te staan dat er geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen en zal de vordering van Iens worden afgewezen.
4.8.
Iedere verdere beslissing, zoals over de gevolgen van het niet opnemen van het verweer van [gedaagde] in de dagvaarding, zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
- draagt Iens op te bewijzen dat [gedaagde] de overeenkomsten die op 29 september 2015 door Iens en [A] zijn getekend, heeft bekrachtigd,
- bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
5 februari 2019voor uitlating door Iens of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
- bepaalt dat Iens, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
- bepaalt dat Iens, indien zij getuigen wil laten horen, de namen van de te horen getuigen moet opgeven, alsmede de verhinderdagen van partijen en hun gemachtigden in de maanden maart tot en met mei 2019, waarna datum en tijdstip van het getuigenverhoor zal worden bepaald,
- bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden ten overstaan van mr. Groeneveld-Koekkoek in het gerechtsgebouw te Zwolle aan de Schuurmanstraat 2,
- indien Iens getuigen wenst te horen, wordt er op gewezen dat er bij het oproepen van de getuigen rekening mee moet worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 45 minuten duurt,
- de namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven,
- bepaalt dat partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2019. (SG)