Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding met een zestal producties
- de betekeningsstukken
- de brief met de producties 1 tot en met 3 aan de zijde van de man
- de mondelinge behandeling.
2.De feiten
3.Het geschil
- te bepalen dat de man de in onderling overleg overeengekomen afspraken, welke zijn vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst d.d. 1 mei 2018 dient na te komen, in die zin dat de man zorg dient te dragen voor de aflossing en rente van de restschuld van de hypotheek, welke voor rekening van partijen komt en per maand een bedrag van € 453,70 dient te betalen op de rekening met het nummer [IBAN] ;
- te bepalen dat de man een bedrag van € 2.000,- dient over te maken naar de gezamenlijke rekening van partijen en de ouders van de vrouw, ter aanvulling van het debetsaldo op de gezamenlijke rekening;
- te bepalen dat de man een dwangsom verbeurt van € 250,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat hij na betekening van de beschikking met het hiervoor vermelde in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,-;
- de man te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure.
4.De beoordeling
(…) onder voorwaarde dat uw cliënt het na verkoop van de woning overblijvende aandeel van partijen in de restschuld (van de hypotheekschuld) voor zijn rekening neemt en voor aflossing daarvan zorg draagt. (…).’Los hiervan is, gelet op de weinig concrete tekst van de vaststellingsovereenkomst, ook niet met zekerheid vast te stellen dat partijen hebben beoogd juist deze afspraken uit de mails van 10 april 2018, waaruit - zoals hiervoor al is overwogen - niet de door de vrouw gestelde harde afspraken blijken, vast te leggen in de vaststellingsovereenkomst. Uit de als productie 1 door de man in het geding gebrachte brief van de bank, blijkt dat de man daadwerkelijk aflost op de hypothecaire restschuld, zodat onder de hiervoor geschetste omstandigheden niet kan worden gezegd dat de man de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst niet nakomt. Of de toezeggingen van de vrouw met betrekking tot de partner- en kinderalimentatie thans nog overeenkomen met hetgeen partijen hebben beoogd kan de voorzieningenrechter in deze procedure niet beoordelen.