ECLI:NL:RBOVE:2019:611

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 februari 2019
Publicatiedatum
19 februari 2019
Zaaknummer
6291050 \ CV EXPL 17-3030
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake bewijslevering in geschil over geldlening en renteverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 12 februari 2019 een tussenvonnis uitgesproken in een geschil tussen HEWI BEHEER B.V. (hierna: Beheer) en HEWI SLANGEN B.V. (hierna: Slangen) over een overeenkomst van geldlening. Beheer vordert dat Slangen wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 57.627,70, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst van geldlening waarbij Slangen een bedrag van € 520.000,- van Beheer heeft geleend en ontvangen, maar tot nu toe slechts € 80.000,- heeft afgelost.

De procedure is gestart na een tussenvonnis van 12 december 2017 en verschillende correspondentie tussen de partijen. Slangen heeft verweer gevoerd en stelt dat de overeenkomst van geldlening fictief is en dat er geen uitvoering aan is gegeven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Beheer bewijs heeft geleverd van de overeenkomst van geldlening door middel van facturen en bankafschriften, maar dat Slangen de mogelijkheid krijgt om tegenbewijs te leveren.

De kantonrechter heeft Slangen in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van haar stelling dat zij niet gehouden is om rente te betalen. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en zal op 26 februari 2019 opnieuw op de rol komen voor uitlating door Slangen over de bewijsvoering. De beslissing van de kantonrechter houdt in dat Slangen moet aantonen dat de overeenkomst niet rechtsgeldig is, en dat de verdere beoordeling van andere verweren aan een later moment wordt uitgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 6291050 \ CV EXPL 17-3030
Vonnis van 12 februari 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEWI BEHEER B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Wierden,
eisende partij, hierna te noemen: Beheer,
gemachtigde: mr. R.F. Kötter,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEWI SLANGEN B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Wierden,
gedaagde partij, hierna te noemen: Slangen,
gemachtigde: mr. W.B. Brusse.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 december 2017;
- de brief met productie van de zijde van Beheer van 11 januari 2018;
- de brief met producties van de zijde van Slangen van 7 februari 2018;
- de brief met producties van de zijde van Beheer van 9 februari 2018;
- het proces verbaal van comparitie van 13 februari 2018;
- de akte wijziging/vermeerdering eis tevens houdende overlegging producties van de zijde van Beheer van 6 november 2018;
- de akte van de zijde van Beheer van 4 december 2018; en
- de antwoordakte van de zijde van Slangen van 15 januari 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bestuurder van Beheer was de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ). [naam 1] is op 9 november 2018 overleden. Sinds 9 november 2018 is mevrouw [naam 2] enig bestuurder van Beheer.
2.2.
[naam 1] was tevens bestuurder van Hydro Line B.V. Hydro Line B.V. is per 31 december 2004 ontbonden.
2.3.
Bestuurder van Slangen is de heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ).
2.4.
[naam 3] is de zoon van [naam 1] en de broer van mevrouw [naam 2] .
2.5.
Beheer heeft een document overgelegd, getiteld ‘Overeenkomst van geldlening’ en ondertekend door [naam 1] namens Beheer en [naam 3] namens Slangen. In dit document staat onder meer het volgende:

overwegende:
- dat de schuldenaar [Slangen, toevoeging rechtbank] erkent terzake van op 1 december 2004 ter leen genomen en ontvangen gelden schuldig te zijn aan schuldeiser [Beheer, toevoeging rechtbank] een som van € 520.000 (zegge: vijfhonderd en twintigduizend euro);
- de geldlening op Hewi Slangen B.V. is ontstaan ten gevolge van de liquidatie van Hydro Line B.V., waarbij Hewi Slangen B.V. alle voorraden, vorderingen en schulden, alsmede de rekening-courant schuld bij de ING Bank te Wierden heeft overgenomen en hiermede zijn verrekend/betaald;
- dat partijen de voorwaarden waaronder deze gelden ter leen genomen en ontvangen zijn thans schriftelijk wensen vast te leggen;
verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
1. Over de hoofdsom of het restant daarvan zal de schuldenaar aan de schuldeiser een rente verschuldigd zijn van 5 procent per jaar, welke rente zal moeten worden betaald in maandelijks termijnen en wel op de 15e van elke maand (…)
2. De hoofdsom van de geldlening zal worden terugbetaald in onderling overleg.
3. (…)
2.6.
Beheer heeft op 1 november 2013 een factuur verzonden aan Slangen, waarin onder meer het volgende staat vermeld:
“NOVEMBER 2013 2.167,00”
RENTE LENING HEWI BEHEER B.V.
2.7.
Op een bankafschrift van Beheer van 26 november 2013 staat onder meer de volgende betaling vermeld:
“SEPA Overboeking 2.167,00”
(…)
Naam: HEWI SLANGEN B V
Omschrijving: RENTE NOVEMBER 2013
2.8.
Beheer heeft op 1 december 2013 een factuur verzonden aan Slangen, waarin onder meer het volgende staat vermeld:
“DECEMBER 2013 2.163,00”
RENTE LENING HEWI BEHEER B.V.
2.9.
Op een bankafschrift van Beheer van 24 december 2013 staat onder meer de volgende betaling vermeld:
“SEPA Overboeking 2.163,00”
(…)
Naam: HEWI SLANGEN B V
Omschrijving: RENTE DECEMBER 2013
2.8.
Beheer heeft op 1 april 2014 een factuur verzonden aan Slangen, waarin onder meer het volgende staat vermeld:
“APRIL 2014 2.062,50”
RENTE LENING HEWI BEHEER B.V.
2.9.
Op een bankafschrift van Beheer van 24 december 2013 staat onder meer de volgende betaling vermeld:
“SEPA Overboeking 2.062,50”
(…)
Naam: HEWI SLANGEN B V
Omschrijving: RENTE APRIL 2014

3.Het geschil

3.1.
Beheer vordert, na vermeerdering van eis, kort samengevat, veroordeling van Slangen bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad om aan Beheer een bedrag van € 57.627,70 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf het moment dat deze verschuldigd is geworden tot de dag van algehele voldoening en betaling van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 741,67 alsmede de proceskosten.
3.2.
Beheer legt hieraan het volgende ten grondslag. Beheer en Slangen zijn een overeenkomst van geldlening aangegaan op grond waarvan Slangen een bedrag ter hoogte van € 520.000,- van Beheer heeft geleend en ontvangen. Slangen heeft in totaal € 80.000,- op de hoofdsom afgelost, zodat een bedrag van € 440.000,- in hoofdsom verschuldigd is. Op grond van de overeenkomst van geldlening is Slangen gehouden om 5% rente per jaar te betalen. De rente over de maanden januari tot en met augustus 2017 heeft Slangen niet betaald. Beheer heeft bij brief van 13 maart 2017 om betaling verzocht en een advocaat ingeschakeld. Na het opmaken van de jaarrekeningen bleek dat Slangen in totaal € 57.627,70 in rekening-courant aan Beheer verschuldigd is. Hier is overeenstemming over tussen de accountants van Beheer en van Slangen. Slangen is daarom gehouden om dit bedrag alsmede de buitengerechtelijke incassokosten te betalen.
3.3.
Slangen voert verweer en concludeert tot niet ontvankelijk verklaring van Beheer in haar vorderingen, althans deze af te wijze en Beheer te veroordelen in de proceskoten.
3.4.
Op de stellingen en verweren van beide partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Slangen voert aan dat de door Beheer gestelde overeenkomst van geldlening een fictieve overeenkomst betreft waar geen uitvoering aan werd gegeven. Slangen stelt dat Hydro Line B.V. een grote schuld had bij Beheer. Deze schuld is opgebouwd van 1995 tot 2004 en leidde bij de ontbinding van Hydro Line B.V. eind 2004 tot problemen met de belastingdienst. [naam 3] wilde zijn vader helpen met zijn belastingschulden en heeft daarom de overeenkomst van geldlening ondertekend. Het was de bedoeling dat Beheer en Slangen op termijn zouden fuseren, waardoor de gestelde schuld van Slangen aan Beheer zou verdwijnen. Dat sprake is van een fictieve overeenkomst volgt onder meer uit de omstandigheid dat, anders dan in de considerans van de overeenkomst staat, Slangen geen activa van Hydro Line B.V. heeft overgenomen. Daarnaast is de overeenkomst van geldlening in 2007 ondertekend, terwijl Hydro Line B.V. in 2004 al ontbonden is. Verder is nooit rente betaald en is op de hoofdsom ook nooit regulier afbetaald. Slangen betwist daarnaast dat het door Beheer gestelde saldo van € 57.627,70 in rekening-courant open staat. Hierover is tussen de accountants geen overeenstemming bereikt en ook voor het overige zou dit bedrag geen reële schuld zijn gelet op de omstandigheid dat de overeenkomst van geldlening fictief is.
4.2.
Beheer weerspreekt dat de overeenkomst van geldlening fictief is. Beheer stelt dat er zowel aflossingen als betalingen van renten hebben plaatsgevonden, en wijst op de grootboekkaarten, jaarrekening, facturen en bankafschriften. Daarnaast voert Beheer aan dat een accountant betrokken is bij de overeenkomst van geldlening. Een accountant kan grote problemen krijgen als deze overeenkomst fictief is, zodat de overeenkomst niet ‘fake’ kan zijn.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. De kantonrechter begrijpt de stellingen van Beheer aldus dat het door haar gestelde bedrag dat Slangen op dit moment in rekening-courant bij Beheer open heeft staan, bestaat uit de (oplopende) renteverplichting uit de door Beheer gestelde overeenkomst van geldlening. Een andere grondslag waarom Slangen een schuld in rekening-courant heeft bij Beheer, heeft Beheer althans niet gesteld. Slangen heeft gemotiveerd betwist dat sprake is van een overeenkomst van geldlening op grond waarvan zij gehouden is om rente te betalen. Dit volgt onder meer uit de stelling dat geen geld is uitgeleend en dat het document getiteld ‘overeenkomst van geldlening’ slechts diende om [naam 1] te helpen met belastingproblemen. Op grond van de hoofdregel in artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is het aan Beheer om te bewijzen dat een overeenkomst van geldlening is overeengekomen.
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat Beheer een document heeft overgelegd, getiteld ‘overeenkomst van geldlening’ en ondertekend door zowel Beheer als Slangen. Ook heeft Beheer facturen en rekeningafschriften in het geding gebracht waaruit volgt dat door Slangen in ieder geval driemaal een betaling is verricht onder de naam ‘rente’. De kantonrechter is daarom van oordeel dat Beheer daarmee voorshands heeft bewezen dat er een overeenkomst van geldlening is. Het is daarom aan Slangen om tegenbewijs te leveren.
4.5.
Slangen heeft aangevoerd dat de facturen en betalingen van de drie ‘rentebetalingen’ zijn opgesteld op advies van de accountant om de overeenkomst van geldlening regulier te laten lijken. Dat past in de lijn van de stelling van Slangen dat de – volgens Slangen fictieve – overeenkomst van geldlening bedoeld was om [naam 1] met belastingproblemen te helpen. Deze stellingen zijn door Slangen evenwel niet met betwijsstukken onderbouwd. De door beide partijen overgelegde grootboekkaarten en jaarrekeningen zijn naar het oordeel van de kantonrechter een bewijs ten voordele noch ten nadele van het standpunt van Slangen dat geen overeenkomst van geldlening is aangegaan. De stellingen van Slangen komen er namelijk op neer dat, kort gezegd, slechts een boekhoudkundige schuld was gecreëerd om de balans van Beheer een positievere indruk te geven, die niet feitelijk afdwingbaar was. De overgelegde grootboekkaarten en jaarrekeningen onderbouwen noch weerspreken dat de geldlening louter boekhoudkundig van aard was en dat daar geen uitvoering aan werd en zou worden gegeven. Gelet hierop is naar het oordeel van de kantonrechter in de processtukken en de comparitie van partijen door Slangen nog geen tegenbewijs geleverd.
4.6.
Slangen heeft bewijs aangeboden. Nu de kantonrechter van oordeel is dat Beheer voorshands geslaagd is in het leveren van bewijs en Slangen nog geen tegenbewijs heeft geleverd, zal de kantonrechter Slangen in de gelegenheid stellen om tegenbewijs te leveren, bijvoorbeeld door het horen van de accountants die betrokken waren bij het opstellen van de overeenkomst van geldlening en [naam 3]
4.7.
Indien Slangen er niet in slaagt om tegenbewijs te leveren, komen haar overige verweren aan de orde, waaronder het beroep op vernietiging op grond van dwaling c.q. bedrog danwel strijd met de goede zeden, het beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid en het beroep op verrekening. De kantonrechter zal de beoordeling op deze onderdelen aanhouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
stelt Slangen in de gelegenheid om tegenbewijs te leveren van de stelling van Beheer dat Slangen gehouden is om jaarlijks 5% rente te betalen op grond van een overeenkomst van geldlening;
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 26 februari 2019 voor uitlating door Slangen of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel;
5.3.
bepaalt dat Slangen, indien zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, die stukken direct in het geding moet brengen;
5.4.
bepaalt dat Slangen, indien zij getuigen wil laten horen, de namen van de te horen getuigen moet opgeven, alsmede de verhinderdagen van partijen en hun gemachtigden in de maanden maart tot en met mei 2019, waarna datum en tijdstip van het getuigenverhoor zal worden bepaald;
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden ten overstaan in het gerechtsgebouw te Almelo, aan de Egbert Gorterstraat 5;
5.6.
indien Slangen getuigen wenst te horen, wordt er op gewezen dat er bij het oproepen van de getuigen rekening mee moet worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 45 minuten duurt;
5.7.
de namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven;
5.8.
bepaalt dat partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij toesturen;
5.9
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Rozeboom, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2019.