ECLI:NL:RBOVE:2019:634

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 februari 2019
Publicatiedatum
20 februari 2019
Zaaknummer
C/08/228340 / KG ZA 19-30
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contactverbod opgelegd aan man wegens mishandeling en bedreiging van vrouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 februari 2019 in een kort geding een contactverbod opgelegd aan de man voor de duur van twaalf maanden. De vrouw, eiseres, heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de man haar heeft mishandeld en ondanks een eerder opgelegd strafrechtelijk contactverbod opnieuw contact met haar heeft opgenomen. De vrouw verblijft met haar zoon op een geheime locatie vanwege de dreiging van de man, die bekend staat om zijn agressieve gedrag en middelengebruik. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een reële dreiging bestaat van toekomstig onrechtmatig handelen door de man, mede gezien zijn eerdere veroordelingen en het gebruik van vuurwapens. De vrouw heeft een vordering ingediend om de man te verbieden zich in de nabijheid van haar en hun zoon te begeven, wat door de rechtbank is toegewezen. De man is veroordeeld in de proceskosten, en de rechtbank heeft de vrouw gemachtigd om het vonnis met behulp van politie en justitie ten uitvoer te leggen indien de man in gebreke blijft.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/228340 / KG ZA 19-30
Vonnis in kort geding van 19 februari 2019
in de zaak van
[eiseres],
verblijvende op een geheime locatie,
eiseres,
advocaat mr. S. Braspenning te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.S. Flokstra te Oldenzaal.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 februari 2019 met producties,
  • de mondelinge behandeling gehouden op 13 februari 2019,
  • de pleitnota van de man.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben vanaf ongeveer 1997 een relatie met elkaar en zijn op
17 oktober 2017 met elkaar gehuwd. Partijen hebben een zoon, [X] die thans zes jaar oud is.
2.2.
Partijen zijn stripper van beroep en hebben samen een vennootschap onder firma. De man gebruikt anabolen.
2.3.
De man krijgt van zijn huisarts 800 pijnstillers (Oxycodon) per maand voorgeschreven, die hij onder andere gebruikt vanwege pijnklachten aan zijn stuitje.
2.4.
Op 22 augustus 2018 heeft de vrouw aangifte gedaan van mishandeling en bedreiging, gepleegd door de man op 21 augustus 2018. In het proces-verbaal van aangifte staat vermeld dat de vrouw twee vuurwapens heeft aangetroffen in de echtelijke woning.
2.5.
Op 20 november 2018 is er namens de vrouw een verzoek tot echtscheiding ingediend bij deze rechtbank. De behandeling ter zitting is gepland op 25 maart 2019.
2.6.
De man heeft vanwege het incident op 21 augustus 2018 gedetineerd gezeten tot
11 december 2018 en is op 11 december 2018 voor de op 21 augustus 2018 gepleegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden (met aftrek van voorarrest), waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Als bijzondere voorwaarden zijn onder andere reclasseringstoezicht, behandeling bij een instelling voor verslavingszorg en een contactverbod met de vrouw opgelegd. De man is hiervan in hoger beroep gekomen.
2.7.
Op 19 december 2018 heeft de vader van de vrouw aangifte gedaan van zware mishandeling, gepleegd door de man op 19 december 2018. De man is hierna gedetineerd geraakt tot 7 februari 2019.
2.8.
De vrouw en [X] verblijven sinds het incident op 21 augustus 2018 - met code rood - in een blijf-van-mijn-lijfhuis op een geheime locatie. [X] is van school gewisseld. Met de betrokken hulpverleningsinstanties is een veiligheidsplan opgesteld waarin onder andere staat vermeld dat als de vrouw besluit terug te keren naar de man, [X] uit huis geplaatst zal worden.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert - enigszins samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man zal verbieden met ingang van de datum van het in deze te wijzen vonnis voor de duur van twaalf maanden, althans voor de duur van een in goede justitie te bepalen periode, om zich in de nabijheid van de vrouw en/of [X] te begeven en de vrouw en/of [X] op enigerlei wijze te benaderen, ook door de telefoon en/of via de computer, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per overtreding, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
II. de vrouw zal machtigen om een veroordelend vonnis met behulp van de sterke arm van politie en justitie ten uitvoer te leggen;
III. zal bepalen dat de man voor iedere keer dat hij, na een eerdere overtreding van het verbod, enig onderdeel van de hiervoor gegeven verboden overtreedt, in gijzeling kan worden genomen voor de duur van 24 uur;
IV. de man zal veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
De vrouw legt - samengevat - aan haar vordering ten grondslag dat zij grote vrees heeft voor de man. De man is altijd agressief geweest en heeft een kort lontje. In combinatie met zijn middelengebruik, dat naast pijnstillers en anabolen ook uit overmatig alcoholgebruik zou bestaan, is dit zeer gevaarlijk. Bovendien heeft de man kunnen beschikken over wapens, wat de vrouw grote zorgen baart. Daar komt bij dat de vrouw een verzoek tot echtscheiding heeft ingediend en met [X] op een geheime locatie verblijft. Het feit dat de man doelbewust haar vader heeft opgezocht en mishandeld, laat volgens de vrouw zien dat de man van zijn periode in detentie niets geleerd heeft en volledig onvoorspelbaar is. De vrouw vreest voor nieuwe incidenten.
Ook de hulpverleningsinstanties maken zich zorgen. Er is een veiligheidsplan opgesteld waarin staat vermeld dat [X] uit huis wordt geplaatst als de vrouw teruggaat naar de man. De persoonlijke levenssfeer van de vrouw en [X] wordt door het gedrag van de man ernstig aangetast. Dit heeft op hen een negatieve impact. Daarvoor dient onverwijld een voorziening in de vorm van een contactverbod te komen. Een civiel contactverbod wijkt af van het reeds aan de man opgelegde strafrechtelijke contactverbod, zowel qua duur als de aan de overtreding te verbinden sancties. De vrouw stelt daarom belang te hebben bij onderhavige vorderingen.
3.3.
De man voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Voor het toewijzen van een ingrijpende maatregel als een contactverbod moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die een dergelijke inbreuk op de persoonlijke vrijheid van in dit geval de man kunnen rechtvaardigen.
Daarbij dient in elk geval een reële dreiging te bestaan van actueel en toekomstig onrechtmatig handelen.
4.2.
De vrouw heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de man haar op
21 augustus 2018 heeft mishandeld en met de dood heeft bedreigd, waarbij twee vuurwapens in de echtelijke woning zijn aangetroffen. De man heeft dit gedrag niet betwist en is hiervoor, hoewel nog niet onherroepelijk, strafrechtelijk veroordeeld.
4.3.
De door de man geschetste omstandigheden in verband met zijn gezondheid kunnen, hoe vervelend voor de man ook, deze gedragingen niet rechtvaardigen. Dat geldt ook voor de stelling van de man dat hij samen met de vrouw besloten heeft om wapens aan te schaffen, omdat partijen bedreigd werden door Satudarah. Van belang is dat de man kennelijk over vuurwapens kan beschikken, wat een reële dreiging oplevert voor toekomstig onrechtmatig handelen.
4.4.
De man heeft aangevoerd dat hij de vrouw na 21 augustus 2018 niet meer heeft benaderd, wat de vrouw heeft betwist. De man zou haar op 13 december 2018 hebben gebeld op haar zakelijke telefoon, waarvan de man weet dat alleen zij die zou kunnen opnemen. Ook zou de man op 19 december 2018 de vader van de vrouw hebben mishandeld. Omdat dit iemand uit haar netwerk betreft, beschouwt de vrouw dit als een aanval op zichzelf. Ook stelt de vrouw dat de man in hoger beroep is gekomen van zijn veroordeling voor de op 21 augustus 2018 gepleegde strafbare feiten, wat volgens haar blijk geeft van een gebrek aan erkenning van wat zich heeft voorgedaan.
4.5.
Ook deze gedragingen heeft de vrouw voldoende aannemelijk gemaakt. De man heeft niet betwist dat hij de vrouw op 13 december 2018 op haar zakelijke telefoon heeft gebeld. Weliswaar is dit volgens hem per ongeluk gebeurd en heeft er geen daadwerkelijk contact tussen partijen plaatsgevonden, maar dat laatste komt volgens de vrouw omdat zij de oproep niet heeft beantwoord.
4.6.
De stelling van de man dat hij op 19 december 2018 enkel bij de vader van de vrouw heeft geïnformeerd hoe het met [X] ging en dat er verder niets is voorgevallen, acht de voorzieningenrechter ongeloofwaardig. De vader van de vrouw heeft aangifte van zware mishandeling gedaan en het proces-verbaal dat daarvan is opgemaakt (door de vrouw in het geding gebracht als productie 5) bevat een gedetailleerde omschrijving van wat zich op 19 december 2018 zou hebben voorgedaan. Volgens de vrouw is haar vader zodanig mishandeld dat hij daar een gebroken neus aan heeft overgehouden en zijn gehoorapparaten in het ziekenhuis uit zijn oren moesten worden verwijderd. Niet valt in te zien waarom de vader van de vrouw, met wie de man stelt altijd een goede band te hebben gehad, een dergelijke aangifte zou doen als er niet daadwerkelijk sprake zou zijn geweest van mishandeling. Daarbij heeft de man niet betwist dat hij na dit incident opnieuw gedetineerd is geraakt tot 7 februari 2019.
4.7.
Dat de vrouw angst heeft voor de man is gelet op het voorgaande begrijpelijk. De ernst van de situatie blijkt ook uit de opstelling van de hulpverleningsinstanties in deze, waaronder het door hen opgestelde veiligheidsplan dat er niet om liegt. [X] wordt uit huis geplaatst als de vrouw zou terugkeren naar de man. De vrouw heeft onbetwist gesteld dat de instanties, nadat de laatste periode van detentie van de man is geëindigd, weer hebben opgeschaald naar code rood. Het spoedeisend belang van de vrouw bij haar vordering is daarmee gegeven. Mede gelet op het onbetwiste middelengebruik door de man is de vrees voor nieuwe incidenten ruim voldoende om het contactverbod zoals gevorderd te kunnen dragen.
4.8.
Dat aan de man reeds een strafrechtelijk contactverbod is opgelegd doet daaraan niet af. Niet is betwist dat de vrouw hiervoor afhankelijk is van de reclassering. Een civielrechtelijk contactverbod met een zelfstandig recht op tenuitvoerlegging, dat geldt voor een bepaalde duur, biedt de vrouw meer waarborgen en rust dan enkel een strafrechtelijk contactverbod.
4.9.
Ook voor [X] , die tijdens het incident op 21 augustus 2018 in de echtelijke woning aanwezig was en sindsdien met zijn moeder in een blijf-van-mijn-lijfhuis verblijft en van school heeft moeten wisselen, acht de voorzieningenrechter het van belang dat er voor een langere periode rust komt. Daarbij wordt opgemerkt dat de mogelijkheid voor de man blijft bestaan om via zijn advocaat contact op te nemen met de advocaat van de vrouw, indien dat in het kader van de echtscheidingsprocedure noodzakelijk is.
4.10.
De op te leggen dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. De gevorderde gijzeling c.q. lijfsdwang zal worden afgewezen. Dit dwangmiddel is een ultimum remedium en niet is gebleken dat de gevorderde dwangsom niet afdoende is.
4.11.
De voorzieningenrechter ziet in de aard van de vordering aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat in geschillen in de relatiesfeer de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd. De man zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Aangezien aan de vrouw een toevoeging is verleend zijn de kosten voor het uitbrengen van de dagvaarding in debet gesteld. Deze kosten komen daarom niet voor vergoeding aan de vrouw in aanmerking. De kosten aan de zijde van de vrouw worden begroot op € 81,-- aan griffierecht en € 980,-- aan salaris advocaat, totaal derhalve € 1.061,--.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt de man met ingang van de datum van dit vonnis voor de duur van twaalf maanden om zich in de nabijheid van de vrouw en/of [X] te begeven, en tevens om de vrouw en/of [X] op enigerlei wijze te benaderen, ook door de telefoon en/of via de computer, en bepaalt dat de man een dwangsom verbeurt van € 250,-- voor iedere keer dat hij niet aan het opgelegde verbod voldoet, tot een maximum van € 20.000,-- is bereikt,
5.2.
machtigt de vrouw om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien de man in gebreke blijft aan het in 5.1. opgelegde verbod te voldoen,
5.3.
veroordeelt de man in de proceskosten, aan de zijde van de vrouw tot op heden begroot op € 1.061,--,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2019. [1] (PM)

Voetnoten

1.type: