ECLI:NL:RBOVE:2019:650

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 februari 2019
Publicatiedatum
20 februari 2019
Zaaknummer
C/08/221958 / HA RK 18-118
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopig getuigenverhoor in faillissementszaak met betrekking tot verzekeringsdekking

In deze beschikking van de Rechtbank Overijssel, uitgesproken op 15 februari 2019, heeft de rechtbank het verzoek van mr. S. Winkels-Koerselman, curator in het faillissement van Xidy B.V., afgewezen. Het verzoek strekte tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor in verband met een brand op 21 september 2015 waarbij het bedrijfspand van Xidy volledig is afgebrand. Winkels-Koerselman q.q. wilde getuigen horen over de vraag of ABN AMRO Verzekeringen B.V. en ABN AMRO Schadeverzekering N.V. op de hoogte waren van het bestaan van het pand en of dit pand verzekerd had moeten zijn.

De rechtbank oordeelde dat Winkels-Koerselman q.q. onvoldoende belang had bij het verzochte getuigenverhoor. De rechtbank stelde vast dat er geen polisdekking gold voor de brandschade, omdat het pand niet als verzekerd object was aangemeld. De verweersters, ABN AMRO Schadeverzekering N.V. en ABN AMRO Verzekeringen B.V., voerden aan dat het verzoek enkel zou leiden tot nodeloze kosten, aangezien er geen bewijs geleverd kon worden dat het pand onder de dekking van de polis viel.

De rechtbank benadrukte dat voor een verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor niet vereist is dat de verzoeker al precies aangeeft welke feiten en stellingen aan de vordering ten grondslag liggen. Echter, in dit geval was het belang van de verzoeker onvoldoende om het verzoek toe te wijzen. De rechtbank concludeerde dat de mogelijke uitkomsten van het getuigenverhoor niet zouden afdoen aan het feit dat het pand nooit was aangemeld als verzekerd object. De rechtbank wees het verzoek af en veroordeelde Winkels-Koerselman q.q. in de proceskosten, die aan de zijde van de verweersters zijn begroot op € 1.712,00 per partij.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer : C/08/221958 / HA RK 18-118
Beschikking van 15 februari 2019
in de zaak van
MR. S. WINKELS-KOERSELMAN, in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Xidy B.V., statutair gevestigd en kantoorhoudende te Eindhoven, (hierna te noemen Xidy),
verzoekende partij, hierna te noemen Winkels-Koerselman q.q.,
advocaat: mr. S. Winkels-Koerselman te Best,
tegen
1. de naamloze vennootschap
ABN AMRO SCHADEVERZEKERING N.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
verwerende partij, hierna te noemen Schadeverzekering N.V.,
advocaat: mr. R. Evers te Zwolle,
2. de besloten vennootschap
ABN AMRO VERZEKERINGEN B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
verwerende partij, hierna te noemen Verzekeringen B.V.,
advocaat: mr. J.M.H.W. Bindels te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift
  • het verweerschrift van Schadeverzekering N.V.
  • het verweerschrift van Verzekeringen B.V.
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnotitie van Winkels-Koerselman q.q.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor zal bevelen.
2.2.
Schadeverzekering N.V. en Verzekeringen B.V. verzetten zich tegen inwilliging van het verzoek en voeren daartoe het volgende aan. Verzekeringen B.V. ontzegt Winkels-Koerselman q.q. voldoende belang omdat het resultaat van een getuigenverhoor gelet op het probandum niets gaat opleveren in de zin dat het nimmer als te verzekeren opgegeven pand Hurksestraat 26e te Eindhoven onder de dekking van de polis zou (hebben moeten) vallen. Het bevelen van een getuigenverhoor leidt daarom slechts tot nodeloze kosten.
Schadeverzekering N.V. wijst vooraf op haar geheel andere positie dan die van Verzekeringen B.V., waar de laatste als tussenpersoon heeft te gelden bij het tot stand komen van een verzekering bij Schadeverzekering N.V., die daarom geen directe positie ten opzichte van Xidy heeft (gehad). Ook Schadeverzekering N.V. ontzegt Winkels-Koerselman q.q. voldoende belang omdat Winkels-Koerselman q.q. met haar probandum onmogelijk bewijs bij kan brengen dat Schadeverzekering N.V. het genoemde pand had moeten verzekeren zonder bekendheid met het pand door toedoen c.q. nalaten van Xidy.
Winkels-Koerselman q.q. heeft daarom geen vordering op haar en de beoogde getuigenverhoren kunnen dat niet veranderen, zo betoogt Schadeverzekering N.V..
2.3.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 186 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) om een voorlopig getuigenverhoor kan worden verzocht ter voorbereiding van een procedure, in het bijzonder om te kunnen beoordelen of het zinvol is een procedure aanhangig te maken. Niet vereist is dat de verzoekende partij reeds in het verzoekschrift nauwkeurig aangeeft welke feiten en stellingen zij aan haar voorgenomen vordering ten grondslag wil leggen en omtrent welke feiten zij getuigen wil doen horen (vgl. onder meer HR 19 februari 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0878). Evenmin hoeft de verzoeker zich uit te laten over de precieze aard van de in te stellen vordering en, in voorkomend geval, de omvang van de geleden schade. In de procedure tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ligt dan ook niet de toewijsbaarheid van de in het verzoekschrift aangeduide vordering ter toetsing voor (vgl. onder meer HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL8146). Ingevolge vaste jurisprudentie heeft als uitgangspunt te gelden dat een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor -indien aan de daartoe gestelde eisen is voldaan- dient te worden toegewezen, behoudens indien er sprake is van misbruik van bevoegdheid, strijd met goede procesorde dan wel een ander zwaarwichtig geoordeeld bezwaar of indien er met het verzoek geen rechtens te respecteren belang is gediend (vgl. onder meer HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3250). De rechter komt in de beoordeling van het verzoek aldus geen discretionaire bevoegdheid toe.
2.4.
Gegeven dit uitgangspunt is de rechtbank van oordeel dat het verzoek moet worden afgewezen op de grond dat Winkels-Koerselman q.q. onvoldoende belang heeft bij het verzochte.
2.5.
Het verzoek is gedaan tegen de achtergrond van een brand op 21 september 2015 waarbij een bedrijfspand van Xidy op het adres Hurksestraat 26e te Eindhoven volledig is afgebrand.
Tussen partijen staat vast dat voor de brandschade geen polisdekking gold krachtens een door tussenkomst van Verzekeringen B.V. door Xidy bij Schadeverzekering N.V. afgesloten verzekering. Xidy heeft Verzekeringen B.V. aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft geleden door nalaten van Verzekeringen B.V., omdat volgens haar het aan Verzekeringen B.V. te wijten is dat het pand Hurksestraat 26e als tweede pand (naast dat van de hoofdvestiging) niet als verzekerd object op de polis stond vermeld.
Verzekeringen B.V. heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het niet verzekerd zijn van het pand afgewezen, omdat zij nooit op de hoogte is gesteld van het bestaan van dit pand.
2.6.
Winkels-Koerselman q.q. heeft het verzoek gedaan teneinde haar procespositie in een bodemprocedure te kunnen beoordelen in verband met een vordering tot nakoming ex artikel 3:296 BW jegens Schadeverzekering N.V. althans in verband met een vordering wegens onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW van Schadeverzekering N.V. en/of van Verzekeringen B.V..
2.7.
Met het oog daarop heeft zij als probandum in het verzoekschrift in hoofdzaak aangegeven:
- het ophelderen van de vraag of ABN AMRO Verzekeraars (zijnde de door Winkels-Koerselman q.q. gehanteerde aanduiding voor verweersters samen) de gewijzigde polis bij IAK heeft ontvangen en er aldus bekendheid was of had kunnen zijn met het feit dat na verhuizing van het kantoor naar Eindhoven de opslag aan de Nuenenseweg 167 te Geldrop daarnaast ook nog werd gehandhaafd;
-het ophelderen van de vraag of bij ABN AMRO Verzekeraars een tweede risicoadres wel expliciet op verzekeringspolissen wordt vermeld en zo ja, hoe en op welke plaats normaliter;
- het vergaren van bewijs over wat een zgn. verhuisservice van Verzekeringen B.V. inhoudt en wat daarbij is beloofd of toegezegd wat betreft het zorgdragen voor dezelfde verzekeringen en verzekeringsvoorwaarden volgens de polis bij vorige verzekeraar IAK (waaronder dekking op twee risicoadressen);
- het vaststellen of er tussen Xidy en Verzekeringen B.V. is gesproken over vervoer tussen locaties en/of over het hebben van twee locaties en/of is gesproken over het feit dat beide locaties binnen enkele maanden naar wederom twee locaties in Eindhoven zouden verhuizen;
- de vraag aan wie het te verwijten of toe te rekenen is dat het tweede risicoadres, te weten eerst de Nuenenseweg 167 te Geldrop en later de Hurksestraat 26e te Eindhoven niet in de polissen was opgenomen;
- bewijs of het doorgeven van de verhuizing van de opslaglocatie in Geldrop naar de separate locatie in Eindhoven zou hebben geleid tot gewijzigde verzekeringsvoorwaarden (met een expliciete vermelding van het tweede risicoadres), en
- kort gezegd - vragen betreffende de dekking van gevolgschade, bekendheid met de wisselende voorraden bij Xidy, de verdeling van dekking bij twee niet beide in de polis vermelde locaties en de vraag naar de reden van het inschakelen van schade-expertise om de brandschade vast te stellen.
2.8.
De rechtbank stelt vast dat Winkels-Koerselman q.q. in het verzoekschrift heeft vermeld dat de adreswijziging van de opslagruimte van de Nuenenseweg 167 te Geldrop in Hurksestraat 26e te Eindhoven abusievelijk niet door Xidy aan ABN AMRO Verzekeraars is doorgegeven.
Bij de mondelinge behandeling heeft zij dit bijgesteld in de zin dat de wijziging niet schriftelijk is doorgegeven en dat de vraag is of hieromtrent wel of niet is gesproken met [A] , medewerker van Verzekeringen B.V., reden waarom zij dit van getuigen wil weten.
2.9.
Wat er zij van hetgeen Winkels-Koerselman q.q. aan de hand van het probandum met oproeping van zes getuigen wenst te onderzoeken, de rechtbank is van oordeel dat de mogelijke uitkomsten hiervan niet wegnemen het als zodanig aan te nemen feit dat het pand Hurksestraat 26e nimmer is aangemeld bij (één van) verweersters als te verzekeren object. Waar uit de stukken en het verweer niet anders kan worden afgeleid, resteert enkel de veronderstelling - meer gewicht kan de rechtbank hieraan niet toekennen - dat die melding wellicht mondeling zou kunnen zijn gedaan aan medewerker [A] van Verzekeringen B.V. Aanwijzingen hiervoor acht de rechtbank evenwel onvoldoende gesteld of gebleken, het verweer in aanmerking genomen, hetgeen een aanmelding niet aannemelijk doet zijn.
2.10.
Zonder zich daarmee uit te laten omtrent de haalbaarheid van de eventueel in rechte in te stellen vorderingen acht de rechtbank het aldus te begrijpen belang van Winkels-Koerselman q.q. van onvoldoende gewicht om een voorlopige getuigenverhoor te bevelen.
Voor zover in de bodemprocedure alsnog de noodzaak aanwezig zou worden geacht om van de betreffende medewerker een verklaring te verkrijgen, zou daarin naar het oordeel van de rechtbank in die procedure op eenvoudige wijze kunnen worden voorzien, bijvoorbeeld met een schriftelijke getuigenverklaring.
2.11.
Het verzoek wordt derhalve afgewezen.
2.12.
Winkels-Koerselman q.q. zal worden veroordeeld in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Schadeverzekering N.V. begroot op € 626,00 wegens griffierecht en € 1.086,00 (salaris advocaat 2 punten x tarief € 543,00) en aan de zijde van Verzekeringen B.V. op dezelfde bedragen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen af,
3.2.
veroordeelt Winkels-Koerselman q.q. in de proceskosten, aan de zijde van Schadeverzekering N.V. tot op heden begroot op € 1.712,00 alsmede aan de zijde van Verzekeringen B.V. tot op heden begroot op € 1.712,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2019.