ECLI:NL:RBOVE:2019:755

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 maart 2019
Publicatiedatum
4 maart 2019
Zaaknummer
08/952240-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een oplichter voor meervoudige oplichting en verduistering met vervalste facturen

Op 4 maart 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 25-jarige verdachte uit Almelo, die werd beschuldigd van meervoudige oplichting en verduistering. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar vervalste facturen die door de verdachte waren verzonden naar verschillende slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Deze slachtoffers werden door de verdachte bewogen tot de afgifte van aanzienlijke geldbedragen door gebruik te maken van valse facturen met gewijzigde rekeningnummers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vervalste geschriften en zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte een geleasede Volkswagen Transporter had verduisterd. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar voor de bewezenverklaarde feiten en legde een gevangenisstraf op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte failliet was verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08/952240-18 (P)
Datum vonnis: 4 maart 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonplaats 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 februari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Veen en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na toelating van de vordering nadere omschrijving tenlastelegging van 18 februari 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, al dan niet te samen met (een) ander(en),:
feit 1:gebruik heeft gemaakt van een (ver)vals(t) geschrift;
feit 2 primair:[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft opgelicht;
subsidiair:geldbedragen heeft witgewassen;
feit 3:een Volkswagen Transporter heeft verduisterd;
feit 4:gebruik heeft gemaakt van een (ver)vals(t) geschrift en/of [slachtoffer 4] heeft opgelicht;
feit 5:valsheid in geschrift heeft gepleegd en/of [slachtoffer 5] heeft opgelicht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 18 november 2016 tot en met 7 januari 2017
te Almelo, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik
heeft gemaakt van een valselijk opgemaakte en/of vervalst geschrift dat
bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een of meer
facu(u)r(en), te weten:
- een factuur van [bedrijf 1] B.V. (naar [slachtoffer 1] ), en/of
- een factuur van [bedrijf 2] B.V. naar ( [slachtoffer 2] ), en/of
- een factuur van [bedrijf 3] naar ( [slachtoffer 3] ), als het ware het echt en onvervalst, door deze vervalste factu(u)r(en) door
te sturen naar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] teneinde
voornoemde geadresseerden te bewegen tot afgifte van enig goed, te weten een
of meer geldbedrag(en);
2.
hij in of omstreeks de periode van 18 november 2016 tot en met 7 januari 2017
te Almelo, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het
oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het
aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende personen heeft/hebben bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de
navolgende geldbedragen:
- [slachtoffer 1] , tot de afgifte van een bedrag 50.000,00 euro, en/of
- [slachtoffer 2] , tot de afgifte van een bedrag van 25.750,00 euro, en/of
- [slachtoffer 3] , tot de afgifte van een bedrag van 354,19 euro,
door de/het rekeningnummer(s) op een of meer door [bedrijf 1] B.V. en/of
[bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] verzonden factu(u)r(en) te
(laten) vervalsen, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer ander(en)
het oorspronkelijke rekeningnummer op de verzonden factu(u)r(en) vervangen
door zijn, verdachtes, rekeningnummer en/of een rekeningnummer van een ander/katvanger (waardoor benadeelde(n) de bovenstaande bedrag(en)
(onterecht) op het rekeningnummer van verdachte en/of die ander/katvanger
heeft/hebben gestort);
ALTHANS, voor zover het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 18 november 2016 tot en met 7 januari 2017
te Almelo en/of te Enschede en/of te Nijverdal en/of te Goor, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer geldbedrag(en), te weten 50.000 euro en/of 25.750 euro, heeft
verworven en/of voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van deze/dit geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat deze/dit
geldbedrag(en) afkomstig - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
misdrijf;
3.
hij op of omstreeks 9 maart 2018 tot en met 18 september 2018 te Almelo,
althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk een Volkswagen Transporter (met
kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [bedrijf 4] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich
had, te weten door middel van een leaseovereenkomst, wederrechtelijk zich
heeft toegeëigend;
4.
hij op of omstreeks 28 december 2017 te Almelo opzettelijk gebruik heeft
gemaakt van een valselijk opgemaakt en/of vervalst geschrift dat bestemd was
om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een ABN-AMRO applicatie, als
ware het echt en onvervalst, door 2.250 euro door middel van de
valse/nagemaakte ABN-AMRO applicatie fictief over te boeken/schrijven naar
een rekeningnummer van [slachtoffer 4] en/of deze fictieve
overboeking/overschrijving op de valse/nagemaakte ABN-AMRO applicatie aan die
[slachtoffer 4] te tonen, waardoor die [slachtoffer 4] in de veronderstelling was dat de
overboeking/overschrijving daadwerkelijk had plaatsgevonden;
en/of
hij op of omstreeks 28 december 2017 te Almelo, althans (elders) in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of
een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een crossmotor, door met die [slachtoffer 4] een koopovereenkomst met betrekking tot een crossmotor te sluiten en/of (vervolgens) het overeengekomen bedrag (van 2.250 euro) fictief naar de rekening van die [slachtoffer 4] over te boeken door middel van een vervalste/nagemaakte ABN-AMRO bankierenapp en/of (vervolgens) de afschrijving door middel van de valse/nagemaakte ABN-AMRO bankierenapp aan die [slachtoffer 4] te tonen, waardoor die [slachtoffer 4] in de veronderstelling was dat de overboeking/overschrijving daadwerkelijk had plaatsgevonden;
5.
hij op of omstreeks 28 augustus 2018 te Almelo een geschrift dat bestemd was
om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een kopie van een overboeking
en/of een kopie van een transactiebewijs, valselijk heeft opgemaakt en/of
heeft vervalst, door op dit geschrift te vermelden/te doen voorkomen dat een
overboeking van een geldbedrag aan aangever had plaatsgevonden terwijl dit in
strijd met de waarheid was, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij op of omstreeks 28 augustus 2018 te Almelo, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse
hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een personenauto (Audi S4), door met die [slachtoffer 5] een koopovereenkomst met betrekking tot die personenauto te sluiten en/of (vervolgens) het overeengekomen bedrag (van 21.000,00 euro) fictief naar de rekening van die [slachtoffer 5] over te boeken en/of (vervolgens) een vals/nagemaakt overschrijvingsbewijs te tonen / te overleggen aan die [slachtoffer 5] (waardoor die [slachtoffer 5] in de veronderstelling was dat verdachte het overeengekomen bedrag naar zijn rekening had overgemaakt/overgeschreven).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het door de verdachte geschetste alternatieve scenario is volgens de officier van justitie niet aannemelijk.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het onder 1, 2 primair en subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte de geldbedragen op zijn rekening heeft ontvangen in verband met de verkoop van auto’s aan anderen. Verdachte heeft hiermee een alternatief scenario geschetst voor het feit dat het geld op zijn rekening terecht is gekomen. Verder wordt betwist dat opzettelijk gebruik is gemaakt van valse facturen. Verdachte had geen wetenschap van valse facturen en oplichting en dus ook geen opzet. Wat betreft het onder 3 ten laste gelegde is volgens de verdediging geen sprake van verduistering, omdat er geen sprake is van opzet, verdachte had de auto immers niet meer onder zich. Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde is de verdediging van mening dat er slechts sprake is van één bewijsmiddel. Wat betreft het onder 5 ten laste gelegde oplichting en valsheid in geschrift heeft verdachte bekend dat hij een print screen van de betalingsopdracht heeft overhandigd aan de aangever. Later is gebleken dat de betaling is teruggeboekt door de bank omdat er niet genoeg geld stond op zijn rekening. Dit levert geen valsheid in geschrift of oplichting op.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten 1 en 2
De rechtbank stelt op basis van de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen het volgende vast.
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) heeft aangifte gedaan van factuurfraude. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij in juni 2016 bij het bedrijf [bedrijf 1] B.V. een mantelzorgchaletwoning heeft gekocht voor een bedrag van € 105.000,--. Op 18 november 2016 ontving [slachtoffer 1] via de post een tweede termijnfactuur d.d. 16 november 2016 van het bedrijf [bedrijf 1] B.V. ter hoogte van € 35.000,--. Met [bedrijf 1] B.V. had [slachtoffer 1] afgesproken dat hij bij de tweede factuur een deel van de eerst factuur, te weten een bedrag van € 15.000,--, zou overmaken. Op 25 november 2016 heeft [slachtoffer 1] een bedrag van € 50.000,-- overgemaakt op het rekeningnummer: [rekeningnummer 1] , welk rekeningnummer op de factuur van 16 november 2016 stond vermeld. Uit onderzoek is gebleken dat de factuur die aangever heeft ontvangen niet overeenkwam met de originele factuur die door [bedrijf 1] B.V. was verstuurd. Op de factuur die aangever heeft ontvangen stond een ander rekeningnummer en een andere datum dan op de originele factuur.
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft aangifte gedaan van oplichting. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij in juni 2016 een keuken heeft besteld bij [bedrijf 2] ter waarde van € 25.750,--. Op 2 december 2016 heeft [slachtoffer 2] een factuur ontvangen van [bedrijf 2] en op 8 december 2016 heeft zij de rekening via telebankieren per computer betaald op de rekening die op de factuur stond vermeld. Dit was het rekeningnummer [rekeningnummer 2] . Op 13 december 2016 werd de partner van [slachtoffer 2] , [naam 1] , gebeld door [bedrijf 2] om te verifiëren waarom het bedrag nog niet op de rekening van het bedrijf was gestort. Na controle bleek dat er op de factuur een rekeningnummer stond dat niet het rekeningnummer van [bedrijf 2] was. Op de originele factuur van [bedrijf 2] stond een andere rekeningnummer vermeld, namelijk [rekeningnummer 3] .
[naam 2] (hierna: [naam 2] ) heeft namens [bedrijf 2] B.V. aangifte gedaan van vervalsing van zijn facturen. Uit onderzoek bleek dat de familie [naam 1] (mevrouw [slachtoffer 2] ) de factuur van € 25.750,-- heeft voldaan door overmaking aan op vervalst rekeningnummer.
[slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) heeft aangifte gedaan van oplichting. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 26 november 2016 zijn personenauto voor een APK-keuring heeft aangeboden bij [bedrijf 3] te De Klomp. Op 26 november 2016 ontving [slachtoffer 3] een factuur ter waarde van € 354,19. Hij heeft het bedrag op 30 november 2016 overgemaakt op het rekeningnummer [rekeningnummer 4] , dat op de factuur vermeld stond. Uit onderzoek bleek dat [bedrijf 3] het bedrag niet heeft ontvangen en dat het bedrag is gestort op een rekening van een ander.
Onderzoek naar de rekeningnummers
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de politie van 7 februari 2017 blijkt dat het rekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam staat van [verdachte] n/o [bedrijf verdachte] . Ook blijkt uit dit proces-verbaal dat op 28 november 2016 door [slachtoffer 1] €50.000,-- is overgemaakt op deze rekening en dat op dezelfde dag het overgrote deel van dit bedrag door geldopnamen/pintransacties van deze rekening is opgenomen.
Uit een e-mailbericht als bijlage van de vordering verstrekking identificerende gegevens van de politie van 17 januari 2017 blijkt dat het rekeningnummer [rekeningnummer 4] op naam staat van [verdachte] .
Uit een e-mailbericht als bijlage van de vordering verstrekking identificerende gegevens van de politie van 30 december 2016 blijkt dat het rekeningnummer [rekeningnummer 2] op naam staat van [naam 3] h/o [bedrijf 5] .
[naam 3] is op zitting als getuige gehoord en heeft verklaard dat hij zijn pinpas sinds eind 2016 kwijt was en dat hij de rekening sindsdien niet meer heeft gebruikt. [naam 3] heeft verklaard dat hij geen geld op die rekening ontving, omdat hij wegens ziekte niet meer in zijn klussenbedrijf actief was en dat de rekening later werd geblokkeerd.
Op 8 december 2016 is er op de rekening van [naam 3] € 25.750,-- overgeschreven door [slachtoffer 2] . Vanaf de rekening van [naam 3] is binnen 24 uur na overmaking van dit bedrag nagenoeg het gehele bedrag ( € 25.600,--) afgeboekt. Bedragen van € 5000,-- en
€ 12.100,-- zijn overgemaakt naar het rekeningnummer van verdachte. Een bedrag van € 4000,-- is betaald bij [bedrijf 6] te Almelo. Uit een bijlage van het proces-verbaal van vordering verstrekking gebruikersgegevens blijkt dat vanaf het IP-adres van verdachtes woning op 8 en 9 december 2016 32 keer is ingelogd op de rekening van [naam 3] .
Alternatief scenario
Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario dat verdachte – kort gezegd – meerdere auto’s heeft verkocht aan niet nader genoemde ‘jongens’ en aan [naam 3] en dat verdachte dacht dat de hiervoor genoemde geldbedragen die op zijn rekening werden gestort, betalingen voor deze auto’s door die jongens betroffen, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. Dit alternatieve scenario is op geen enkel punt nader onderbouwd en wordt evenmin ondersteund door enige verklaring of andere bewijsmiddelen in het dossier.
Tegen dit geschetste scenario pleit bovendien het feit dat verdachte, direct nadat de betalingen op zijn rekening werden bijgeschreven, deze bedragen deels contant opnam en deels via pinbetalingen uitgaf. De verdachte heeft niet kunnen verklaren waarom de gestorte bedragen door de aangevers aan hem zijn overgemaakt en niet door de door hem gestelde onbekend gebleven kopers van niet nader genoemde auto’s. Evenmin kan verdachte niet verklaren hoe het kan dat zo vaak vanaf zijn IP-adres is ingelogd op de bankrekening van [naam 3] rond het moment van overboeking door [slachtoffer 2] naar die rekening. De rechtbank ziet daarnaast geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van aangevers en de verklaring van de op zitting gehoorde getuige [naam 3] .
Nu verdachte geen concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd ter onderbouwing van het alternatieve scenario, wijst de rechtbank het (voorwaardelijke) verzoek van de verdediging om haar standpunt nader te onderbouwen af.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat verdachte de door aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ontvangen facturen heeft vervalst door de rekeningnummers op de verzonden facturen te (laten) vervangen door zijn rekeningnummer. Hoewel op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte zelf degene is geweest die de rekeningnummers op de facturen heeft vervalst, is hij degene die heeft geprofiteerd van deze vervalsing. Dit in combinatie met het feit dat hij geen aannemelijke verklaring heeft voor deze geschetste gang van zaken, maakt dat de rechtbank hem hiervoor strafrechtelijk verantwoordelijk houdt. Aldus heeft verdachte aangevers bewogen tot afgifte van geldbedragen. De rechtbank is gelet op het voren overwogene van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het gebruik maken van een (ver)vals(t) geschrift en oplichting.
Niet bewezen is dat verdachte dat samen met een ander heeft gedaan.
4.3.2
Feit 3
[naam 4] (hierna: [naam 4] ) heeft namens [bedrijf 4] aangifte gedaan van verduistering. [naam 4] heeft verklaard dat op of omstreeks
3 september 2015 er een leaseovereenkomst is gesloten tussen [bedrijf 4] en [bedrijf verdachte] met betrekking tot het leasen van een Volkswagen Transporter met kenteken [kenteken 1] . Vanwege het niet nakomen van de financiële verplichtingen, met als gevolg betalingsachterstanden, heeft [bedrijf 4] de leaseovereenkomst ontbonden en opdracht gegeven om het voertuig te traceren en in te nemen en/of de vordering te incasseren. [naam 4] heeft verklaard dat na meerdere pogingen eindelijk contact is gelegd met de heer [verdachte] . Tijdens dit gesprek gaf [verdachte] aan dat hij het voertuig niet wilde inleveren en dat hij niet in staat was om het volledige saldo af te lossen. Ook gaf [verdachte] in dit gesprek aan dat ze het voertuig mochten zoeken, maar dat ze het toch niet zouden vinden.
Verdachte heeft deze feitelijke toedracht bekend tijdens het verhoor bij de politie. Verdachte heeft verklaard dat hij in 2015 een leaseovereenkomst heeft afgesloten met de [bedrijf 4] voor een Volkswagen Transporter met kenteken
[kenteken 1] . Verdachte heeft verder verklaard dat hij het volledige saldo niet kon aflossen en dat hij de bus niet wilde inleveren. Hij ging er liever voor de cel in dan dat hij de bus zou inleveren. Ook heeft verdachte verklaard dat hij de bus aan iemand anders had gegeven als onderpand.
De rechtbank is op grond van de aangifte en de verklaring van verdachte van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij de Volkswagen Transporter die hij anders dan door misdrijf onder zich had (namelijk uit hoofde van een leaseovereenkomst) opzettelijk wederrechtelijk zich heeft toegeëigend. Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan verduistering. Het verweer van de verdediging dat hij niet schuldig is aan verduistering omdat hij de Volkswagen Transporter feitelijk niet meer onder zich had, is naar het oordeel van de rechtbank niet relevant, nu verdachte door het in onderpand geven van de Volkswagen Transporter aan een ander reeds als heer en meester over het goed heeft beschikt.
Niet bewezen is dat verdachte dat samen met een ander heeft gedaan.
4.3.3
Feit 4
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is voor het feit dat er sprake was van een fictieve ABN-AMRO applicatie, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde.
4.3.4
Feit 5
[slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5] ) heeft aangifte gedaan van oplichting. [slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij op 28 augustus 2018 werd gebeld door een persoon die zich voorstelde als [verdachte] en dat die [verdachte] geïnteresseerd was in zijn auto, een Audi S4, die te koop stond op Marktplaats. Na een proefrit te hebben gemaakt, kocht [verdachte] de auto voor een bedrag van € 21.000,--. [slachtoffer 5] heeft verklaard dat de auto op 28 augustus 2018 is overgeschreven op de naam van [naam 5] en dat [slachtoffer 5] , [verdachte] en [naam 5] na de overschrijving naar de woning van [verdachte] in Almelo zijn gereden om de koopsom over te maken op rekening van [slachtoffer 5] . [verdachte] heeft op zijn vaste computer de betaling per internetbankieren verricht en heeft voor [slachtoffer 5] een schermafbeelding uitgeprint ter bevestiging van de betaling. Later bleek dat het geld niet op de rekening van [slachtoffer 5] was bijgeschreven.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij een schermafbeelding van de overboeking van de koopsom heeft uitgeprint en deze aan [slachtoffer 5] heeft overhandigd. Verder heeft verdachte verklaard dat hij wist dat de overboeking geweigerd zou worden omdat hij te weinig geld op zijn rekening had staan om de auto te kunnen betalen en dat hij zich daarvoor schaamde.
De rechtbank is gelet op de aangifte en de verklaring van verdachte van oordeel dat verdachte zich zowel schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte als aan oplichting. Niet bewezen is dat verdachte dat samen met een ander heeft gedaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 18 november 2016 tot en met 7 januari 2017
te Almelo, althans (elders)in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,meermalen,
althans eenmaal,opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een
valselijk opgemaakte en/ofvervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
een of meer factu(u)r(en), te weten:- een factuur van [bedrijf 1] B.V. (naar [slachtoffer 1] ), en
/of
- een factuur van [bedrijf 2] B.V. naar ( [slachtoffer 2] ), en
/of
- een factuur van [bedrijf 3] naar ( [slachtoffer 3] ),
als het ware het echt en onvervalst, door deze vervalste factu
(u)r
(en
)door te sturen naar die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] en
/ofdie [slachtoffer 3] teneinde voornoemde geadresseerden te bewegen tot afgifte van
enig goed, te weten een of meergeldbedragen;
2 primair.
hij in
of omstreeksde periode van 18 november 2016 tot en met 7 januari 2017
te Almelo, althans (elders)in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,meermalen,
althans eenmaal, (telkens)met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen
en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende personen heeft/
hebbenbewogen tot de afgifte van
enig goed, te wetende navolgende geldbedragen:
- [slachtoffer 1] , tot de afgifte van een bedrag 35.000,00 euro, en
/of- [slachtoffer 2] , tot de afgifte van een bedrag van 25.750,00 euro, en
/of
- [slachtoffer 3] , tot de afgifte van een bedrag van 354,19 euro, door de
/hetrekeningnummer
(s
)op
een of meerdoor [bedrijf 1] B.V. en
/of[bedrijf 2] B.V. en
/of[bedrijf 3] verzonden factu
(u)r
(en
)te
(laten
)vervalsen, immers heeft
/hebbenverdachte
en/of een of meer ander(en)het oorspronkelijke rekeningnummer op de verzonden factu
(u)r
(en
)vervangen door zijn, verdachtes, rekeningnummer en
/ofeen rekeningnummer van een ander
/katvanger(waardoor benadeelde
(n
)de bovenstaande bedrag
(en
)(onterecht) op het rekeningnummer van verdachte en/of die ander
/katvanger
heeft/hebben gestort);
3.
hij in de periode van
op of omstreeks9 maart 2018 tot en met 18 september 2018
te Almelo, althans (elders)in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)opzettelijk een Volkswagen Transporter (met kenteken [kenteken 1] ),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [bedrijf 4] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten door middel van een leaseovereenkomst, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
5.
hij op
of omstreeks28 augustus 2018 te Almelo een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een kopie van een overboeking
n/of een kopie van een transactiebewijs,valselijk heeft opgemaakt,
en/of heeft vervalst,door op dit geschrift
te vermelden/te doen voorkomen dat een overboeking van een geldbedrag aan aangever had plaatsgevonden terwijl dit in strijd met de waarheid was, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en
/of
hij op
of omstreeks28 augustus 2018 te Almelo,
althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een
valse naam en/of eenvalse hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen
en/of door een samenweefsel van verdichtsels,[slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van
enig goed, te weteneen personenauto (Audi S4), door met die [slachtoffer 5] een koopovereenkomst met betrekking tot die personenauto te sluiten en
/of(vervolgens) het overeengekomen bedrag (van 21.000,00 euro) fictief naar de rekening van die [slachtoffer 5] over te boeken en/
of(vervolgens) een vals/nagemaakt overschrijvingsbewijs te tonen / te overleggen aan die [slachtoffer 5] (waardoor die [slachtoffer 5] in de veronderstelling was dat verdachte het overeengekomen bedrag naar zijn rekening had overgemaakt
/overgeschreven).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 225, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1 en 2 primair
eendaadse samenloop van de misdrijven: opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, lid 1, Sr , als ware het echt en onvervalst en oplichting, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: verduistering;
feit 5
eendaadse samenloop van de misdrijven: valsheid in geschrift en oplichting.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie vindt daarbij onder meer van belang dat het gaat om ernstige feiten en stelselmatige oplichting, met een grote impact op de betrokkenen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, een gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de duur van het voorarrest een passende sanctie is. Subsidiair verzoekt de raadsman om een taakstraf op te leggen. Verdachte is bereid om een taakstraf te verrichten, aldus de raadsman.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft particulieren en bedrijven op uiterst geraffineerde en professionele wijze opgelicht en benadeeld, waardoor zij voor grote bedragen zijn gedupeerd. Verdachte heeft
verschillende facturen vervalst door de rekeningnummers van de desbetreffende ontvangers te (laten) veranderen in andere rekeningnummers waardoor hij grote betalingen op zijn eigen bankrekeningen heeft ontvangen van de aangevers. Verder heeft verdachte een geleasete auto verduisterd. Verdachte was niet in staat om de auto af te betalen en weigerde de auto terug te geven aan de leasemaatschappij. Verdachte heeft de auto naar eigen zeggen zelfs als onderpand gegeven aan een ander aan wie hij nog geld schuldig was. Daarnaast heeft verdachte een auto door oplichting in zijn bezit gekregen. Slechts door het doortastend optreden van de benadeelde zelf is diens schade beperkt gebleven. Ter terechtzitting heeft verdachte geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen, terwijl de slachtoffers voor veelal grote bedragen zijn benadeeld. Verdachte heeft in geen enkel opzicht laten blijken de verwerpelijkheid van zijn handelen in te zien, noch enige vorm van berouw of compassie getoond ten opzichte van de slachtoffers. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Omtrent verdachte is op 23 november 2018 gerapporteerd door J. Groen van de Reclassering Nederland. De reclassering heeft gelet op de ontkennende houding van verdachte geen zicht gekregen op delict gerelateerde factoren. De reclassering heeft de indruk gekregen, tijdens het contact met verdachte, dat verdachte sterk de neiging heeft om de delicten te bagatelliseren of de verantwoordelijkheid buiten zichzelf te leggen. Het recidiverisico kan de reclassering niet inschatten en zij onthoudt zich van een advies over een sanctie.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte daarvan acht geslagen op met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het uittreksel van de justitiële documentatie van de verdachte van 20 december 2018.
Gelet op het hiervoor overwogene alsmede de aard, ernst van de feiten, het aantal slachtoffers en de impact die de feiten op de slachtoffers hebben gehad, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, om verdachte er in de toekomst van te weerhouden dat hij zich opnieuw schuldig maakt aan strafbare feiten.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partijen vorderen verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot respectievelijk:
- [slachtoffer 1] : € 50.000,00;
- [slachtoffer 3] : € 354,19;
- [slachtoffer 4] : € 2.769,52;
- [naam 6] : € 10.000,00;
- [naam 1] : € 5.000,00;
telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en onder oplegging van de Terwee maatregel.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, omdat verdachte failliet is verklaard en de vorderingen daarom ter verificatie bij de curator ingediend moeten worden.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de rechtbank rekening dient te houden met het faillissement van verdachte. De raadsman heeft verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [naam 6] en [naam 1]
De vorderingen van benadeelde partijen in het strafproces dienen beoordeeld te worden naar civiel recht. Daaruit volgt dat vorderingen die zijn ontstaan voor het (persoonlijk) faillissement van een verdachte, ter verificatie dienen te worden ingediend bij de curator. Verdachte is rond augustus 2018 persoonlijk failliet verklaard. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn daarvoor ontstaan, zodat de benadeelden hun vorderingen ter verificatie bij de curator moeten indienen en er geen rol is weggelegd voor de strafrechter bij de beoordeling van deze vorderingen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen in hun vorderingen in dit strafproces niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4]
De vordering heeft betrekking op het onder 4 ten laste gelegde. Nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 en 2: eendaadse samenloop van de misdrijven: opzettelijk gebruik maken van een
vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1, Sr als ware het echt en onvervalst en oplichting, meermalen gepleegd;
feit 3: verduistering;
feit 5: eendaadse samenloop van de misdrijven: valsheid in geschrift en oplichting;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1] , in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 3] , in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [naam 6] , in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [naam 1] , in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 4] , in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van Z. Ülger-Demir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2019.
Mr. Venekatte en mr. Heijink zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district Twente, met nummer PL0600-2018502149. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feiten 1 en 2:
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 5 december 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever, pagina’s 11 en 12:
In juni 2016 heb ik bij het bedrijf " [bedrijf 1] B.V" een mantelzorg chaletwoning gekocht voor een bedrag van 105.000 euro. Op vrijdag 18 november 2016 ontving ik via de post een factuur van het bedrijf " [bedrijf 1] B.V". Deze factuur was een verzoek tot de tweede betaling voor een bedrag van 35,000 euro. Ik had nog een bedrag open staan van 15,000 euro van de eerste termijn. Volgens afspraak zou ik dit openstaande bedrag gelijk overmaken als ik het tweede termijn zou voldoen. Op vrijdag 25 november 2016 heb ik een bedrag van 50,000 euro overgemaakt op rekeningnummer: [rekeningnummer 1] zoals op de factuur vermeld stond, bij de omschrijving heb ik vermeld "een gedeelte van de 1ste betaling en 2 de termijn".
Afgelopen zaterdag 3 december 2016 kwam de eigenaar van het bedrijf " [bedrijf 1] B.V", genaamd de heer [naam 6] thuis bij mij aan de deur. Hij gaf aan dat hij de betaling zoals wij hadden afgesproken nog steeds niet had ontvangen. Ik heb toen de factuur erbij gepakt en de heer [naam 6] gaf direct aan dat hij niet bij de ABN Amro bank zat zoals op de factuur vermeld stond. Op de originele factuur die ik persoonlijk gekregen heb van de heer [naam 6] , staat inderdaad een ander banknummer vermeld namelijk: [rekeningnummer 5] , tevens is de datum aangepast van 12 november 2016 naar 16 november 2016, verder zijn alle gegevens gelijk.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 14 december 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster, pagina’s 45 en 46:
In juni 2016 hebben wij een keuken besteld bij [bedrijf 2] , gevestigd in Barneveld. Deze keuken heeft aankoopwaarde van 25.750,00 Euro. Er is met het bedrijf afgesproken dat het aankoopbedrag uiterlijk op 13 december 2016 door ons betaald zou zijn. Dat was één dag voor de afgesproken plaatsing/levering op 14 december 2016.
Door het keukenbedrijf is op 2 december er 2016 de factuur aan ons verzonden vanuit
hun bedrijf in Barneveld. Deze factuur is kort daarna bij ons woonadres door een reguliere postdienst bezorgd. De factuur die door ons is ontvangen heb ik op 8 december 2016 via telebankieren door mij thuis per computer betaald. Ik heb hiervoor de gegevens gebruikt die op de factuur vermeld stonden. Op de factuur stond het IBAN nummer: [rekeningnummer 2] . Ik heb het totale bedrag van 25.750,00 Euro in één betaling overgemaakt. Tijdens het verwerken van de betaling is mij niets bijzonders opgevallen.
Het bedrag is even "apart" gezet. Hiervoor moest ik een extra controle uitvoeren. Dit was vanwege de hoogte van het bedrag. Vervolgens is de betaling geaccepteerd en het bedrag is afgeschreven naar het hierboven genoemde ING bankrekeningnummer. Er is geen waarschuwing gegeven dat de combinatie van rekeningnummer met het bedrijf niet juist zou zijn. Op dinsdag 13 december 2016 werd mijn echtgenoot door [bedrijf 2] gebeld om te verifiëren waarom het bedrag nog niet op de rekening van het bedrijf was gestort.
De betaling zou plaatsvinden voor de levering en daarom werd dit nagetrokken door het
bedrijf. [bedrijf 2] had op dat moment de betaling nog niet ontvangen. Bij controle van het rekeningnummer van [bedrijf 2] bleek op dat moment bleek dat er op de factuur een rekeningnummer stond niet het rekeningnummer van [bedrijf 2] was.
Ik heb vervolgens via de mail een afschrift van de originele factuur ontvangen. Hierop stond het IBAN rekeningnummer [rekeningnummer 3] . Kennelijk is dus het IBAN nummer op de factuur die op 2 december is verzonden vervalst. Opvallend is dat op de factuur die ik heb ontvangen met de daarbij behorende begeleidingsbrief een cijfer 8 en 9 links onder in de hoek is geprint. Bij navraag blijkt dat niet vanuit de administratie van [bedrijf 2] te zijn.
3. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] namens [bedrijf 2] B.V. van 14 december 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever, pagina’s 52 tot en met 54:
Ik doe aangifte van vervalsing van mijn facturen. Op vrijdag 02 december 2016 omstreeks 15.00 uur heeft een collega, [naam 7] post afgegeven in gesloten enveloppen bij [bedrijf 7] in Barneveld. Maandag 12 december 2016 ben ik gebeld door een klant, de heer [naam 8] . De heer [naam 8] was gebeld door zijn bank. Zijn bank had een melding ontvangen van ongebruikelijke transactie. Dinsdag 13 december 2016 kreeg ik een vermoeden dat er misschien meerdere facturen vervalst waren. Ik ben de klanten, waar op 02 december 2016 de facturen naar gezonden waren, en nog niet betaald hadden, gaan bellen.
Ik heb gevraagd of de klanten de facturen hadden ontvangen, en of we de rekeningnummers konden controleren. Hieruit bleek dat minstens vijf andere klanten een vervalste factuur hadden ontvangen, waaronder:
De fam. [naam 1] , [woonplaats 2]
Factuurbedrag 25.750 euro. Factuurnummer 16418
Vervalst rekeningnummer: [rekeningnummer 2]
Opgevallen is, dat op de vervalste facturen aan de linker zijde een cijfer staat vermeld, welke niet op de originele factuur staat.
4. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] namens [bedrijf 3] van 7 januari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever, pagina’s 80 en 81:
Op 22 november 2016, heb ik mijn personenauto, merk Volkswagen, type Golf, voorzien
van het kenteken [kenteken 2] en kleur zwart, voor een APK keuring aangeboden bij [bedrijf 3] te de Klomp. Op 26 november 2016, ontving ik op mijn thuisadres een factuur van dit bedrijf € 354,19. Dit bedrag diende ik over te maken op IBAN [rekeningnummer 6] . Dit bedrag heb ik dan ook overgemaakt op 30 november 2016.
Op vrijdag 6 januari 2017, kreeg ik een mail van [bedrijf 3] . In deze mail kreeg ik de
vraag of ik het openstaande bedrag al had betaald. Aangezien ik dat dus al gedaan had en ik dat nog even dubbel checkte, nam ik contact met hem op en vertelde hem dat ik het bedrag op 30 november 2016 had overgemaakt naar het IBAN, welke op de factuur stond vermeld.
Dit nummer is echter niet het IBAN van [bedrijf 3] . Dit is namelijk IBAN
[rekeningnummer 7] .
5. Het proces-verbaal van bevindingen van 7 februari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, pagina’s 26 tot en met 28:
Door collega [naam 9] is op 8 december 2016 een vordering opgemaakt naar aanleiding van het gebruikte rekeningnummer op de valse factuur. Dit betreft rekeningnummer [rekeningnummer 1] .
Naar aanleiding van deze vordering zijn door ABN AMRO de gegevens van de rekeninghouder, alsmede camerabeelden van de pintransacties vanaf deze rekening aan ons toegezonden. Deze zijn op 21 december 2016 door collega [naam 9] ontvangen.
De rekeninghouder zou moeten zijn:
De heer [verdachte] n/o [bedrijf verdachte]
Op de afschriften is te zien dat op 28 november 2016 om 10:53 uur een bedrag van €50.000,- is overgemaakt door [slachtoffer 1] . Dit is de aangever in dit onderzoek.
Vervolgens is te zien dat op 28 november 2016 op 3 momenten een geldbedrag wordt opgenomen bij een geldautomaat:
- 14:41 uur, €2.000,- ABN AMRO Grotestraat 126 te Goor;
- 15:09 uur, €2.000,- ABN AMRO Windmolenbroeksweg 14 te Almelo;
- 15:10 uur, €2.000,- ABN AMRO Windmolenbroeksweg 14 te Almelo.
Verder is te zien dat op 28 november 2016 op 3 momenten een pintransactie plaatsvindt:
- 15:15 uur, €5.000,- bij/naar [bedrijf 6] Almelo;
- 16:47 uur, €29.000,- bij/naar [bedrijf 8] Almelo;
- 18:03 uur, €7.500,- bij/naar [bedrijf 9] .
6. Een e-mailbericht als bijlage bij vordering verstrekking identificerende gegevens van 17 januari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, pagina 85:
Naar aanleiding van uw verzoek met betrekking tot rekeningnummer [rekeningnummer 6] , deel ik u het volgende mee.
Bovengenoemd rekeningnummer heeft de volgende tenaamstelling:
Naam: [verdachte]
Adres: [woonplaats 1]
Geslacht: Man
Geboortedatum: [geboortedatum 1] 1993
7. Het proces-verbaal van vordering verstrekking identificerende gegevens van 30 december 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, pagina’s 55 en 56:
Eigenaar van rekeningnummer [rekeningnummer 2] :
[naam 3] h/o [bedrijf 5]
De enige zakelijke betrokkene is de heer [naam 3] zelf:
[naam 3]
[woonplaats 3]
in Nederland
Geboren op [geboortedatum 2] 1970
8. Het proces-verbaal van verdenking van verbalisant [verbalisant] van 21 april 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, pagina 68:
In juni 2016 is er aangifte gedaan van factuur fraude. Uit de opgevraagde gegevens
blijkt dat van de rekening [rekeningnummer 2] op naam van [naam 3] staat waar een geld bedrag van € 25,750,= op gestort is. Dit geld is voor een groot gedeelte op 8 en 9 december 2016 doorgestort naar rekening nummer [rekeningnummer 8] op naam van
[verdachte] . De verdachte [naam 3] verklaarde sinds januari 2016 geen gebruik meer gemaakt te hebben van zijn rekening. Nu blijkt uit de opgevraagde gegevens dat er op 8 en 9 december 2016 diverse overschrijvingen hebben plaats gevonden waaronder de overschrijving van 16.100,= euro naar de rekening van [verdachte] .
Door de historie van het rekeningnummer van [verdachte] op te vragen is het te bewijzen dat de € 16.100,= op zijn rekening is gestort en ook waar het geld is gebleven.
9. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 18 september 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte
V = vraag verdachte
A = antwoord verdachte
V: Er is op 5 december 2016 aangifte gedaan van fraude waarbij er geld is overgemaakt
naar IBAN [rekeningnummer 1] , ken je dit rekeningnummer?
A: Dit was mijn rekeningnummer. Deze stond op mijn naam. Deze rekening heeft
waarschijnlijk bestaan tot ongeveer eind december 2016 of begin januari 2017.
V: Uit onderzoek is gebleken dat jij de rekeninghouder bent van dit rekeningnummer,
wat kun je daarover verklaren?
A: Dit klopt.
V: Wat heb je met dit geld gedaan?
A: Ik heb van het geld een auto gekocht bij [bedrijf 10] in Almelo. Ik heb hiernaast een caravan gekocht bij een bedrijf in Nijverdal. De auto die ik gekocht heb betrof een Audi.
Ik weet zeker dat er een bedrag van 50.000 Euro op de ABN AMRO is gestort. Ik heb alleen maar naar het saldo gekeken, dus ik heb niet gekregen van wie ik het geld heb gekregen. Ik heb ook nog een bedrag van ongeveer 10.000 Euro gestort gekregen. Ik weet niet meer zeker of dit op de ABN AMRO of op de ING rekening is gestort.
V: Op deze afschriften is ook te zien dat je op dezelfde dag dat het geld op jouw rekening kwam een bedrag van 29.000 euro hebt uitgegeven bij [bedrijf 8] , wat heb je hier gekocht?
A: Dit was dan inderdaad [bedrijf 8] en niet [bedrijf 10] . Dit was voor een Audi S5.
V: Daarnaast heb je 7500,00 euro uitgegeven bij [bedrijf 9] in Nijverdal, wat heb je hier gekocht?
A: Ik heb hier een caravan gekocht.
10. Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] van 18 februari 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben mijn pinpas sinds eind 2016 kwijt. Ik heb sindsdien geen gebruik gemaakt van mijn rekening. Ik kreeg ook geen geld meer op die rekening, omdat ik wegens ziekte niet meer aan het werk was in mijn klussenbedrijf. De rekening werd later geblokkeerd.
11. Bijlage bij het proces-verbaal van vordering verstrekking gebruikersgegevens van
25 april 2017, pagina 71, een geschrift als zijnde een uitdraai van de transactiegegevens van bankrekeningnummer [rekeningnummer 8] :
Rekeningnummer
Rekeninghouder
Datum
Omschrijving
Ontvangen bedrag
NL [rekeningnummer 8]
[verdachte]
09-12-2016.
[bedrijf 5]
Rekeningnummer: [rekeningnummer 2]
€ 12.100,--
NL [rekeningnummer 8]
[verdachte]
08-12-2016
[bedrijf 5]
Rekeningnummer: [rekeningnummer 2]
€ 5.000,--
12. Bijlage bij het proces-verbaal van vordering verstrekking gebruikersgegevens van
26 juli 2017, pagina 76, een geschrift als zijnde een uitdraai van de inloggegevens op het IP-adres van verdachte:
13. Het proces-verbaal van vordering verstrekking gebruikersgegevens, met bijlagen, van 5 augustus 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, pagina’s 76 tot en met 79:
IP Adres: [ip-adres]
Periode: 8 december tot en met 9 december 2016
Gebruikersgegevens:
[verdachte]
[woonplaats 1]
.
Feit 3:
14. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] namens [bedrijf 4] van 31 maart 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever, pagina’s 87 tot en met 89:
Ik doe aangifte van verduistering van het voertuig Volkswagen, type Transporter, voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Deze aangifte richt zich tegen: [bedrijf verdachte] , KvK [nummer] , [adres 1] Overijssel en de heer [verdachte] , geboortedatum [geboortedatum 1] 1993, wonende aan de [woonplaats 1] . Op of omstreeks 3 september 2015 is er een leaseovereenkomst gesloten tussen [bedrijf 4] en [bedrijf verdachte] , met betrekking tot het leasen van bovengenoemd voertuig. Vanwege het niet nakomen van de financiële verplichtingen, met als gevolg van betalingsachterstanden, heeft [bedrijf 4] de leaseovereenkomst ontbonden en [bedrijf 11] B.V. de opdracht gegeven om het voertuig te traceren en in te nemen en/of de vordering te incasseren.
Na meerdere poging om telefonisch of via e-mail in contact te komen met de heer [verdachte] nam hij uiteindelijk op 9 maart 2017 contact op. Hij gaf in dit gesprek erg stellig aan het voertuig niet in te willen leveren, maar ook geen gelegenheid had om het volledige saldo in te lossen. De heer [verdachte] heeft meerdere malen aangegeven dat hij het voertuig nimmer in zou gaan leveren en gaf aan dat wij of de Politie het voertuig maar moesten gaan zoeken.
15. De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 1 oktober 2018 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb die Transporter niet ingeleverd. Ik heb gezegd dat hij mocht zoeken, maar dat hij de bus niet zou vinden.
Feit 5
16. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 5 september 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever, pagina’s 177 en 178:
Op 13 of 14 augustus 2018 heb ik mijn auto te koop aangeboden op Marktplaats voor een
bedrag van 22.500,00 euro wat ik later verlaagd heb naar 21.000,00 euro. Op 28 augustus 2018 werd ik gebeld door een persoon die zich voorstelde als [verdachte] . Dhr. [verdachte] gaf aan dat hij graag mijn auto wilde komen bekijken die ik op Marktplaats had staan. Samen hebben zij de auto bekeken en na een proefrit te hebben gemaakt besloot dhr. [verdachte] om de auto te kopen. Wij zijn vervolgens naar de supermarkt [bedrijf 12] gegaan aan de
[adres 2] te Almelo, hier hebben wij bij het PostNL loket de auto overgeschreven. Vlak voor het overschrijven zei dhr. [verdachte] dat hij [naam 8] had en dat hij even een blikje drinken ging halen in de supermarkt, hij zei tegen zijn maatje [naam 5] : "Zet hem maar op jouw naam. Op het vrijwaringsbewijs is te zien dat de overschrijving plaats heeft gevonden op 28 augustus 2018 om 18:57 uur. Hierna zijn wij naar de woning van [verdachte] aan de [adres 3] gereden waar hij de betaling per internetbankieren heeft afgerond. Hij heeft dit op zijn vaste computer gedaan die in woonkamer stond, hij had hier een printer naast staan. Hij heeft voor mij een schermafbeelding uitgeprint als bevestiging van de betaling. De monitor van zijn computer stond op een tafel, ik zat aan de andere kant van de tafel en keek dus tegen de achterkant van de monitor, zodoende heb ik zijn handelingen op de computer niet kunnen zien. Op de schermafbeelding die hij voor mij heeft uitgeprint is te zien dat hij mij een bedrag van 20.500,00 euro heeft overgemaakt van het rekeningnummer [rekeningnummer 1] naar mijn rekeningnummer [rekeningnummer 9] . Hij heeft mij daar 500 euro contant betaald, zodoende kwam het totaal zoals afgesproken op 21.000,00 euro. Toen ik op woensdag 29 augustus 2018 nog geen geld had ontvangen heb ik hem een bericht via WhatsApp gestuurd, hierop kreeg ik een reactie waaruit duidelijk was dat dit het nummer van [naam 5] betrof en niet van [verdachte] . [naam 5] vertelde mij via WhatsApp dat hij het nummer van [verdachte] niet had, hij belde hem altijd via snapchat. [naam 5] heeft op mijn verzoek contact gezocht met [verdachte] en vertelde mij later dat ik mij geen zorgen hoefde te maken, dat 100 procent goed kwam, eind van de avond of de volgende ochtend. [naam 5] vertelde mij dat [verdachte] mij zou bellen, dit heeft hij echter nooit gedaan. Op donderdag 30 augustus 2018 vond ik op internet dat zijn onderneming sinds juli 2018 failliet verklaard is. Ik heb de curator Kolkman te Almelo die avond een e-mail gestuurd. Op vrijdag 31 augustus 2018 omstreeks 09:15 heb telefonisch contact gezocht met de curator. Toen werd mij medegedeeld dat dhr. [verdachte] een bekende van de politie is en dat hij dit soort praktijken vaker uitgehaald heeft.
17. De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 1 oktober 2018 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 5 september 2018 hem een print screen van de overschrijving overhandigd.