ECLI:NL:RBOVE:2019:801

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 maart 2019
Publicatiedatum
7 maart 2019
Zaaknummer
08/700393-05
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde met complexe psychische problematiek

Op 7 maart 2019 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1985, die verblijft in de Van der Hoevenkliniek te Utrecht. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met een jaar verlengd, na een vordering van de officier van justitie op 6 december 2018. De terbeschikkinggestelde is eerder ter beschikking gesteld na een veroordeling voor doodslag en andere misdrijven, en zijn terbeschikkingstelling is al meerdere keren verlengd. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende rapporten, waaronder adviezen van psychologen en psychiaters, die de complexe psychische problematiek van de terbeschikkinggestelde beschrijven, waaronder schizofrenie en verslavingsproblematiek. Tijdens de zitting op 21 februari 2019 heeft de terbeschikkinggestelde zijn voorkeur uitgesproken voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging of een plaatsing op de longstay afdeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde onvoldoende meewerkt aan zijn behandeling en dat er een hoog risico op terugval in gewelddadig gedrag bestaat. De rechtbank heeft besloten om de terbeschikkingstelling te verlengen met een jaar, zodat er ruimte is voor een onderzoek door het Pieter Baan Centrum, waarvan de rapportage naar verwachting over tien maanden beschikbaar zal zijn. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 509o, 509q, 509s en 509t van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/700393-05
Datum beslissing: 7 maart 2019
Beslissing van de rechtbank Overijssel, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van de officier van justitie ten aanzien van de terbeschikkinggestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ( [land] ) ,
verblijvende bij Van der Hoevenkliniek te Utrecht .

1.De aanleiding

Bij arrest van 8 juni 2007 van het gerechtshof Arnhem is de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd, na bewezenverklaring van de misdrijven:
  • doodslag;
  • poging tot opzettelijk brandstichten en een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
  • diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
De maatregel is ingegaan op 13 januari 2009 en is laatstelijk verlengd bij beschikking van de rechtbank Overijssel van 26 april 2018 voor de duur van een jaar. De maatregel eindigt, behoudens nadere voorziening, op 13 januari 2019.

2.De stukken

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het op grond van artikel 509o Sv uitgebrachte adviesrapport van de Van der Hoevenkliniek, gedateerd op 23 november 2018, opgemaakt en ondertekend door drs. [naam 1] , klinisch psycholoog, hoofd behandelzaken, plaatsvervangend hoofd van de inrichting, en drs. [naam 2] , GZ-psycholoog en hoofd behandeling;
- het in artikel 509o Sv bedoelde afschrift van de wettelijke aantekeningen over de periode van 20 maart 2018 tot en met 19 juni 2018 en 19 september 2018 tot en met 18 december 2018;
- het door drs. [naam 3] , forensisch psychiater, op 6 oktober 2018 uitgebracht pro justitia rapport;
- het door [naam 4] , psycholoog, op 5 november 2018 uitgebracht pro justitia rapport;
- de brief van mr. [naam 5] van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing Langdurige Forensisch Psychiatrische Zorg gedateerd 6 februari 2019;
- de brief van mr. [naam 6] van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing Langdurige Forensisch Psychiatrische Zorg gedateerd 12 februari 2019.

3.De procedure

De officier van justitie heeft op 6 december 2018 een vordering tot verlenging van de
terbeschikkingstelling met een periode van twee jaren ingediend.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 21 februari 2019. De officier van justitie mr. L. Ruessink en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman
mr. A. Ytsma, advocaat in Haarlem, zijn op de vordering gehoord.
Als getuige-deskundige is op de zitting gehoord [naam 2] , GZ-psycholoog en hoofd behandeling.
4. De standpunten van de officier van justitie en de raadsman met de terbeschikkinggestelde
Ter zitting heeft de officier van justitie de vordering gewijzigd in een verlenging van de terbeschikkingstelling met een periode van een jaar teneinde – conform het advies van genoemde Landelijke Adviescommissie Plaatsing Langdurige Forensisch Psychiatrische Zorg (hierna: LAP) – de terbeschikkinggestelde door het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) te laten onderzoeken.
De raadsman heeft verlenging van de maatregel voor de duur van een jaar bepleit en verzocht de officier van justitie opdracht te geven de terbeschikkinggestelde door het PBC te laten onderzoeken. De rapportage van het PBC zal naar verwachting over ongeveer tien maanden gereed zijn en kan dan op de volgende zitting worden besproken. Bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren, zal de rapportage van het PBC ter gelegenheid van de volgende verlengingszitting meer dan een jaar oud zijn hetgeen onwenselijk is.
De terbeschikkinggestelde heeft verklaard dat hij bij voorkeur een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging wil en anders een plaatsing op de longstay afdeling. De terbeschikkinggestelde is het niet eens met de gestelde diagnose van schizofrenie. Hij wil niet meewerken aan het opmaken van rapportages door een psychiater en psycholoog van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna: NIFP). De terbeschikkinggestelde wil wel meewerken aan een onderzoek in het PBC.

5.De beoordeling

Het verlengingsadvies van de kliniek
Bij de terbeschikkinggestelde is sprake van schizofrenie, verslavingsproblematiek en een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en obsessief-compulsieve trekken.
Evenals gedurende de eerdere behandelpogingen geeft de terbeschikkinggestelde ook in de huidige kliniek met enige regelmaat aan weinig vertrouwen te hebben in (voortgang van) de behandeling. Hij uit reeds kort na opname in de kliniek de wens om — als dan geen sprake kan zijn van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging — over te mogen gaan naar ‘de longstay’. Dit beargumenteert hij vooral door te benoemen dat hij ‘rust’ wil. In het begin van de opname in de kliniek is gepoogd hem tot inzicht te laten komen, met name middels genoemde medicatiewijzigingen c.q. pogingen middels een betere instelling op antipsychotische medicatie tot verbetering van het functioneren en het algemeen welbevinden te komen, teneinde tot daadwerkelijke behandeling te kunnen komen. In de loop van 2018 is echter geconstateerd dat ook in deze kliniek op dit punt geen wezenlijke vorderingen worden bereikt en dat een aanvraag longstay-status aangewezen is. Hierbij wordt overwogen dat de mogelijkheid bestaat dat de terbeschikkinggestelde bij overgang naar een kliniek voor Langdurige Forensisch Psychiatrische Zorg (ook: LFPZ) een verdere verlaging van de behandeldruk en meer aandacht voor kwaliteit van leven gaat ervaren en dat hiermee op termijn ruimte komt voor enige bijstelling in zijn attitude, in het bijzonder ten opzichte van medicatie. Na inzending van de aanvraag longstay-status op 16 juli 2018 blijft de terbeschikkinggestelde zich overwegend inzetten voor diverse onderdelen van zijn behandelprogramma, dat wil zeggen dat hij werkt in een kliniekwerkplaats, kunstvakken volgt en sport. Hierbij is de behandeldruk sterk verlaagd; de terbeschikkinggestelde wil en krijgt geen activiteiten aangeboden zoals individuele psychotherapie of andere therapieën, die de behandeling van zijn kernproblematiek ten goede zouden kunnen komen. Voorts krijgt hij meer ruimte op de afdeling en krijgt hij een meer individueel en minder groepsgericht beleid c.q. wordt ingestemd met minder deelname aan groepsbehandeling. Desondanks geeft de terbeschikkinggestelde na verloop van tijd regelmatig aan dat de spanningen hem teveel worden en meldt hij zich diverse keren af bij activiteiten waar hij normaal gesproken veel plezier aan beleeft. Voorts is hij recent — na jarenlange abstinentie — teruggevallen in harddrugsgebruik. Eerder heeft hij al aangegeven dat hij zal proberen zich aan de afspraken te houden, maar dat hij het niet onwaarschijnlijk acht dat hij, als het wachten op uitsluitsel over de longstay-status te lang gaat duren, terug zal vallen in gebruik. In
deze periode speelt mee dat hij zich verzet tegen de ingestelde medicamenteuze dwangbehandeling en dat het beklag en het afwachten van de beoordeling hiervan door de betrokken partijen bij hem voor extra spanning zorgt. Hij blijft volharden in zijn wens om naar ‘de longstay’ te gaan en zit zijn tijd min of meer uit tot het zover is. Daarbij uit hij recent ook verkapte bedreigingen. Zo zegt hij dingen als “ik wil hier goed weg” terwijl ondertussen de spanning merkbaar is.
Gegeven de recente ontwikkeling — of eerder het gebrek hieraan — in de behandeling blijft de kliniek bij het standpunt dat een longstay-status aangewezen is en in het verlengde hiervan dat verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk is voor een termijn van twee jaar. De kliniek constateert dat ook gedurende deze derde behandelpoging onvoldoende sprake is van samenwerking en dientengevolge van behandeling van de kernproblematiek en uiteindelijk van vermindering van het risico op recidive. Het is daarbij onmogelijk gebleken zelfs een begin te maken met een resocialisatietraject, onder meer ook omdat de terbeschikkinggestelde het afgelopen jaar verschillende keren aangeeft bang te zijn dat hij ingeval van verloven direct drugs zal gaan gebruiken en daarbij opmerkingen maakt die sterk de indruk wekken dat zijn adoptieouders in dat geval niet veilig zijn. De recente terugval in harddrugsgebruik stemt mede in dit licht somber. Het risico op terugval in ernstig gewelddadig gedrag wordt bij de start met begeleid verlof ingeschat als matig tot hoog en zonder het kader van de terbeschikkingstelling ook na jarenlange behandeling nog immer hoog. Hierbij dient vermeld dat de behandeldruk — inherent aan verblijf in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) ofwel een behandelsetting — het risico op terugval in middelengebruik en gewelddadig gedrag ook intramuraal opstuwt.
De toelichting van de getuige-deskundige ter zitting
Ter zitting heeft de getuige-deskundige [naam 2] verklaard dat de terbeschikkinggestelde de diagnose schizofrenie niet accepteert. Ondanks de spanningen het afgelopen jaar, valt de terbeschikkinggestelde niet terug, wat een compliment verdient. De getuige-deskundige acht het met het oog op de werkrelatie met de terbeschikkinggestelde het beste dat hij, conform het advies van de LAP, ter observatie naar het PBC gaat. Hoewel het de voorkeur van de getuige-deskundige heeft dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd met twee jaren, kan zij zich in verband met de houdbaarheid van het eventueel door het PBC op te stellen rapport verenigen met een verlenging met een jaar.
Het advies van de psycholoog
Bij de terbeschikkinggestelde is sprake van schizofrenie met een mogelijke stemmingscomponent en ernstige verslavingsproblematiek. Zonder steun, structuur en toezicht zal de terbeschikkinggestelde snel stoppen met zijn antipsychotische medicatie en is hij kwetsbaar om terug te vallen in ernstig verslavingsgedrag. Op basis van psychotische decompensatie waarbinnen zich snel vijandig paranoïde gedrag kan aandienen, al dan niet versterkt door drugsgebruik, is de kans op gewelddadige escalatie bij conflicten groot, ook binnen het FPC. Op basis van de huidige situatie wordt ingeschat dat ook begeleid verlof vooralsnog risicovol is. De psycholoog stelt dat de kliniek inzet heeft getoond om tot een samenwerkingsrelatie te komen, maar dat de terbeschikkinggestelde de boot steeds heeft afgehouden. Hij adviseert om binnen de beloopsdiagnostiek oog te houden voor mogelijke stemmingscomponenten binnen de problematiek en eventuele medicamenteuze interventies. Omdat niet te verwachten is dat een op verandering gerichte behandeling gestalte kan krijgen, wordt geadviseerd om de terbeschikkinggestelde de longstay-status toe te kennen en te plaatsen binnen de LFPZ. Volgens de psycholoog is het, gezien de jonge leeftijd van de terbeschikkinggestelde, voorstelbaar dat een verblijf binnen de longstay niet blijvend is. Daarbij adviseert hij om te spreken bij de terbeschikkinggestelde van een hoog beveiligingsniveau (gegeven het impliciete hoge beveiligingsniveau van een FPC), zonder dat er op basis van het huidige functioneren noodzaak is voor plaatsing binnen de LFPZ-locatie te Vught. Gelijktijdig wordt geadviseerd om binnen de LFPZ Zeeland stevig risicomanagement te bieden, gelet op het hoog risicoprofiel voor geweld, ook binnen een FPC. De rapporteur vindt verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren aangewezen.
Het advies van de psychiater
De terbeschikkinggestelde heeft zijn medewerking aan het onderzoek geweigerd, zodat de psychiater niet heeft kunnen adviseren.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt allereerst vast dat op de vordering tot verlenging niet uiterlijk twee maanden na de dag waarop de vordering is ingediend, is beslist. De rechtbank acht dit ongewenst, maar volstaat met de constatering dat genoemde termijn is overschreden.
De rechtbank is van oordeel dat, de inhoud van de rapportage en het besprokene ter zitting hierbij in aanmerking nemend, de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten doodslag.
De rechtbank stelt vast dat de terbeschikkinggestelde bezig is met zijn derde behandelpoging en dat in de afgelopen periode wederom zijn gebrek aan motivatie voor behandeling en het weigeren van medicatie de boventoon voeren. De kliniek en de psycholoog schatten het risico op terugval in ernstig gewelddadig gedrag bij begeleid verlof als matig tot hoog en zonder het kader van de terbeschikkingstelling ook na jarenlange behandeling nog immer hoog. De terbeschikkinggestelde is het niet eens met de gestelde diagnose schizofrenie, weigert aan iedere vorm van behandeling mee te werken en wenst een longstay-status te krijgen dan wel een observatie binnen het PBC. Uit de rapporten van de afgelopen jaren blijkt dat de diagnostiek niet eenduidig is. Zowel de kliniek, de raadsman als het LAP adviseren een opname in het PBC, teneinde een diagnose te stellen en te adviseren over de mogelijkheden van behandeling. De rechtbank acht het van belang dat meer zicht wordt verkregen op het behandelperspectief van de terbeschikkinggestelde. De rechtbank ziet, anders dan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, geen meerwaarde in het opnieuw laten onderzoeken van de terbeschikkinggestelde door deskundigen van het NIFP, nu de terbeschikkinggestelde heeft laten weten geen vertrouwen te hebben in deze deskundigen, zodat de verwachting is dat hij aan het opstellen van rapportages door deze deskundigen geen medewerking zal verlenen. In het PBC kan opnieuw onderzoek worden gedaan naar de (complexe) problematiek van de terbeschikkinggestelde. De officier van justitie heeft ter zitting gesteld dat het noodzakelijk is om de terbeschikkinggestelde in het PBC te laten onderzoeken. De terbeschikkinggestelde heeft desgevraagd toegezegd mee te zullen werken aan opname en observatie in het PBC. De rechtbank gaat er, gelet op de toezegging, vanuit dat de officier van justitie de terbeschikkinggestelde in het PBC laat opnemen en observeren.
De rechtbank acht verlenging van de terbeschikkingstelling geboden. De rechtbank heeft als uitgangspunt dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de maatregel met een termijn van een jaar, de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. Echter, aangezien te verwachten valt dat er binnen een jaar een recent opgemaakt rapport van het PBC beschikbaar komt, acht de rechtbank het van belang die informatie bij haar beoordeling van het verdere verloop van de terbeschikkingstelling mee te kunnen nemen. Gelet hierop acht de rechtbank op dit moment een verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar geïndiceerd.
De rechtbank ziet in het voorgaande grond voor verlenging van de maatregel met een termijn van een jaar.

6.De wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 38d en 38e Sr en de artikelen 509o, 509q, 509s en 509t Sv.

7.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]met een jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mr. C. Verdoold en
mr. E.J.M. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2019.
Mr. Bos is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.