Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding met producties,
- de mondelinge behandeling op 27 februari 2019.
2.De feiten
zal deze blijven bewonen en de vrouw[ [gedaagde] , toevoeging van de voorzieningenrechter]
gaat elders wonen zodra zij een huurwoning/woonruimte heeft. De vaste lasten met betrekking tot de echtelijke woning die betrekking hebben op de periode tot aan de datum waarop de vrouw een eigen huurwoning/ woonruimte heeft, waaronder de maandelijkse hypotheekrente, de woonhuis- en inboedelverzekeringspremie, de WOZ-belasting, de waterschapslasten, de vaste kosten
3.Het geschil
19 november 2018. Daarnaast wenst [eiser] de kinderen de “veilige haven” van de woning niet te ontnemen. [gedaagde] weigert haar medewerking. [gedaagde] is geadviseerd om nog minimaal één jaar te wachten, omdat het de verwachting is dat de woningmarkt zal aantrekken en de woning dan voor een gunstiger bedrag kan worden getaxeerd. Verder wenst [gedaagde] niet met een restschuld van (ongeveer) € 4.587,83 te worden geconfronteerd. [eiser] stelt zich op het standpunt dat hij niet één jaar kan wachten. Het is geen realistische verwachting dat de rentestand voor een periode van één jaar nog zo laag blijft. Bovendien is de huidige huizenmarkt overspannen. Dit betekent dat de woning voor een zo hoog mogelijk bedrag is getaxeerd. De verwachting van [gedaagde] dat de taxatiewaarde zal stijgen gaat dan ook niet op. [eiser] stelt dat [gedaagde] haar verplichtingen uit het echtscheidingsconvenant, meer in het bijzonder hetgeen is opgenomen in artikel 3.2., gestand moet doen. Indien [gedaagde] blijft volharden in haar houding niet haar medewerking te willen verlenen, ziet [eiser] zich genoodzaakt de woning in de verkoop te zetten. [eiser] wenst gebruik te maken van de lage rente om een woning in eigendom te verkrijgen.