6.1De rechtbank constateert dat eisers in hun beroepschrift hebben aangegeven dat de leerplichtambtenaar geen rekening heeft gehouden met de persoonlijke situatie van hun zoon. Daarbij is aangegeven dat de onderwijsdeskundigen die [naam 1] kennen (zijn leerkracht en plusklas-leerkracht) en de directeur van de school het voor zijn ontwikkeling beter, waardevoller en leerzamer achten dat hij de reis met zijn ouders kan gaan maken.
Uit de jurisprudentie volgt dat verweerder beoordelingsvrijheid heeft bij het verlenen van verlof op grond van artikel 11, aanhef en onder g, juncto artikel 14 van de Leerplichtwet. De rechter moet het besluit van verweerder hierover dan ook terughoudend toetsen. De rechtbank verwijst als voorbeeld naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 5 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3953, overweging 5.1. De door verweerder aangehaalde Beleidsregel is op 21 juni 2012 vastgesteld door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en heeft onder meer als doel de hoofden van scholen duidelijkheid te verschaffen over de uitleg van het begrip ‘andere gewichtige omstandigheden’ in verband met de toepassing van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 27 van de Leerplichtwet bij overtreding van de vrijstellingsgronden van geregeld schoolbezoek als bedoeld in artikel 14, derde lid, eerste volzin, van de Leerplichtwet.
De relevante passages uit de Beleidsregel luiden als volgt.
“Artikel 2. Andere gewichtige omstandigheden
Op grond van artikel 11, onderdeel g, en artikel 14 van de Leerplichtwet zijn in bepaalde situaties bijzondere vormen van verlof toegestaan voor maximaal tien dagen per schooljaar. Het gaat hier om zogenaamde ‘andere gewichtige omstandigheden’. Dit zijn omstandigheden die niet eerder in de limitatieve opsomming van artikel 11 van de Leerplichtwet zijn genoemd en die veelal buiten de wil of invloedsfeer van de ouders of leerling zijn gelegen. Het hoofd van de school of instelling kan verlof verlenen voor afwezigheid als gevolg van een dergelijke andere gewichtige omstandigheid.
In de hierna te noemen gevallen kan, zolang het totaal aan een jongere te verlenen verlof het aantal van 10 verlofdagen in een schooljaar niet te boven gaat, verlof worden gegeven voor de hierna genoemde periode:
• Voor verhuizing: maximaal 1 schooldag;
• voor het voldoen aan wettelijke verplichtingen, voor zover dit niet buiten de lesuren kan geschieden: maximaal 10 dagen;
• voor het bijwonen van het huwelijk van bloed- of aanverwant tot en met de 3e graad: in Nederland maximaal 2 schooldagen indien er ver gereisd moet worden, anders maximaal 1 dag, in het buitenland maximaal 5 schooldagen. Soort bewijs: trouwkaart (indien twijfelachtig kopie trouwakte);
• bij ernstige levensbedreigende ziekte zonder uitzicht op herstel van bloed- of aanverwant tot en met de 3e graad: maximaal 10 dagen. Soort bewijs: doktersverklaring waar ernstige ziekte uit blijkt;
• bij overlijden van bloed- of aanverwant:
– In de 1e graad maximaal 5 schooldagen;
– In de 2e graad maximaal 2 schooldagen;
– In de 3e en de 4e graad maximaal 1 schooldag;
– In het buitenland: 1e t/m 4e graad maximaal 5 schooldagen.
Soort bewijs: rouwkaart (indien twijfelachtig akte van overlijden);
• bij 25, 40 of 50 jarig ambtsjubileum en het 12 ½, 25, 40, 50 en 60 jarig huwelijksjubileum van ouder(s)/verzorger(s) of grootouders: maximaal 1 schooldag;
• voor andere naar het oordeel van het hoofd van de school/instelling gewichtige omstandigheden: maximaal 10 dagen.
Daarbij geldt het volgende:
(…).
In de volgende gevallen wordt in ieder geval geen extra verlof gegeven:
• Familiebezoek in het buitenland;
• goedkope tickets in het laagseizoen;
• omdat tickets al gekocht zijn of omdat er geen tickets meer zijn in de vakantieperiode;
• vakantiespreiding;
• verlof voor een kind, omdat andere kinderen uit het gezin al of nog vrij zijn;
• eerder vertrek of latere terugkomst in verband met verkeersdrukte;
• samen reizen/in konvooi rijden door bijvoorbeeld de Balkan;
• kroonjaren;
• sabbatical;
• wereldreis/verre reis.”
De rechtbank acht deze invulling van het wettelijke begrip ‘andere gewichtige omstandigheden’, die aansluit bij de vóór de totstandkoming van de Beleidsregel bestaande vaste jurisprudentie, niet onjuist. De rechtbank verwijst als voorbeeld naar de uitspraken van de Afdeling van 12 juni 2002, ECLI:NL:RVS:2002:AE3957, en 23 mei 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA5503. Nu de Minister in de Beleidsregel expliciet heeft opgenomen dat voor een situatie als hier aan de orde geen verlof mag worden verleend heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat de door eisers gestelde redenen niet kunnen worden geduid als ‘andere gewichtige omstandigheden’ waarvoor verweerder in beginsel verlof mag verlenen.