1.1.Bij brief van 17 oktober 2019 heeft eiser 1 vermeld gemachtigd te zijn om tevens beroep in te dienen namens eisers 2, 3, 4, 5 en 6. De rechtbank is van oordeel dat deze brief als een eerste beroepsschrift moet worden aangemerkt van voornoemde eisers. In geval van termijnoverschrijding blijft niet-ontvankelijk verklaring op grond daarvan ingevolge artikel 6:11 van de Awb, achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Ter zitting is namens eisers betoogd dat het beroepschrift
van 12 september 2019 namens alle eisers is ingediend, althans dat dit werd beoogd.
De rechtbank is van oordeel dat uit het beroepschrift van 12 september 2019 blijkt dat deze enkel is ingediend door eiser 1. Het is de rechtbank voorts niet gebleken van omstandigheden die maken dat eisers 2, 3, 4, 5 en 6 redelijkerwijs niet tijdig beroep konden aantekenen.
De rechtbank verklaart de beroepen van eisers 2, 3, 4, 5 en 6 om die reden dan ook
niet-ontvankelijk.
Dit betekent dat de rechtbank alleen de gronden van beroep die door eiser 1 zijn aangevoerd bij haar beoordeling betrekt.
2. Op 5 februari 2019 heeft belanghebbende bij verweerder een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het realiseren van een dojo in het bedrijfsgebouw op het perceel [adres] in Hasselt ingediend. Een dojo is een zaal waarin men oefent in Japanse zelfverdedigingskunsten of vechtsporten zoals onder meer jiujitsu en judo. In deze aanvraag is opgenomen dat de focus zal liggen op jongeren tussen de 8 en 18 jaar. De sportlessen zullen worden uitgevoerd in een groep van circa 4 tot 12 personen in lessen van 50 minuten. Verder heeft belanghebbende in de aanvraag gesteld dat, omdat de klanten gezien leeftijd en woonplaats voornamelijk met de fiets of lopend naar de dojo zullen komen, er geen extra verkeershinder zal ontstaan. Tevens zullen er op het eigen terrein, bij de ingang en uit het zicht, fietsenrekken worden geplaatst. Gezien de groepsgrootte per uur zal er volgens belanghebbende nauwelijks belasting voor de omgeving zijn. In de aanvraag is ten slotte aangegeven dat de geopteerde openingstijden als volgt zijn:
- maandag van 13.00 uur tot 19.00 uur
- woensdag van 13.00 uur tot 19.00 uur
- donderdag van 15.00 uur tot 19.00 uur
- zaterdag van 10.00 uur tot 20.00 uur.
3. Verweerder heeft de omgevingsvergunning verleend voor de activiteit “handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening”. Meer specifiek ziet de vergunning op het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan. Dit betreft een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Deze vergunning is verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 1°, van de Wabo.
4. De rechtbank stelt vast dat het perceel [adres] in Hasselt volgens het bestemmingsplan ‘Binnen de Veste 2009’ de bestemming ‘Bedrijf’ heeft. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder 1, van de planregels zijn gronden met deze bestemming bestemd voor het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten in de categorieën 1 en 2 van de bij de planregels behorende Lijst van bedrijfstypen, met de daarbij behorende bebouwing en voorzieningen.
Niet in geschil is dat een sportschool niet is opgenomen in de Lijst van bedrijfstypen en dat de aangevraagde activiteit om die reden in strijd is met artikel 2.1, eerste lid, van de planregels.
5. Artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 1°, van de Wabo bepaalt dat, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en, indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking.
Artikel 3.4, aanhef en onder 1, van de bestemmingsplanregels bepaalt dat burgemeester en wethouders, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing kunnen verlenen van het bepaalde in deze planregels of de aanwijzingen op de plankaart voor de vestiging van een bedrijf dat niet is genoemd in de bij de planregels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten maar dat naar zijn aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met een rechtstreeks toegelaten bedrijf.
6. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat een dojo vergelijkbaar is met een sportschool en dat een sportschool een bedrijf uit categorie 2 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering is. Omdat de dojo zich richt op jongeren tussen de 8 en 18 jaar, is de parkeerbehoefte volgens verweerder beperkt en wijkt deze niet af van de parkeerbehoefte van functies die bij recht zijn toegestaan. Verder zijn de openingstijden relatief beperkt. Ook zal de dojo, omdat deze wordt gevestigd in een gemengd centrumgebied, volgens verweerder niet leiden tot onevenredige aantasting van het leefklimaat in de binnenstad. Op grond van deze overwegingen heeft verweerder geconcludeerd dat de dojo naar aard en invloed op de omgeving gelijk is aan de bedrijven
die bij recht ter plaatse zijn toegestaan en dat er geen ruimtelijk relevante redenen zijn om medewerking aan vergunningverlening te weigeren.
7. Eiser heeft tegen het bestreden besluit aangevoerd dat verweerder ten onrechte de vergunning heeft verleend omdat dit in strijd is met het conserverende karakter van het maatgevende bestemmingsplan voor de historisch belangwekkend en beschermde binnenstad. Het beleid is er op gericht de binnenstad en de directe periferie zoveel mogelijk autovrij te maken en de economische bedrijvigheid in het historisch centrum te concentreren. Uitbreiding naar aantal en aard is niet het beoogde beleid. Eisers verwijzen hiervoor naar enkele passages uit de toelichting van het bestemmingsplan. De vestiging van de dojo is in strijd met dit beleid.