4.5Naar het oordeel van de rechtbank houdt ook de weigeringsgrond strijd met redelijke eisen van welstand geen stand. Normaliter mag verweerder het deskundige advies van de Stadsbouwmeester volgen. Het tegenadvies dat eiser in beroep heeft overgelegd van De Bruin architecten, de ontwerper van het bouwplan, is – zoals eiser ter zitting heeft erkend – niet afkomstig van een onpartijdig en onafhankelijke adviseur en legt geen gewicht in de schaal. De rechtbank volgt evenwel de opvatting van de deskundige prof. Struiksma, neergelegd in zijn notitie van 9 mei 2019 en ter zitting nader uiteengezet. Uit de door verweerder overgelegde adviezen van 23 november 2018 en 7 december 2018 van de Stadsbouwmeester blijkt dat hij het plan niet aan de criteria van het Beeld Kwaliteitsplan (BKP) kon toetsten, omdat daarin geen criteria zijn opgenomen voor individueel ontsloten grondgebonden woningen, maar voor gebouwen en complexen. De Stadsbouwmeester heeft vervolgens eigen criteria ontwikkeld. Verweerder moest zich er op grond van het bepaalde in artikel 3:9 van de Awb van vergewissen of de adviezen van de Stadsbouwmeester niet zodanige gebreken vertoonden dat hij die adviezen niet mocht volgen. Verweerder had in dit geval moeten onderkennen dat de Stadsbouwmeester door middel van zijn eigen criteria de bouw van woningen die overeenstemden met het oude bestemmingsplan blokkeerde. De rechtbank wijst er met Struiksma op dat het BKP een verkavelingsschets behelst die overeenkomsten vertoont met de aangevraagde situatie. Overleg van eiser met de Stadsbouwmeester had volgens verweerder, die ter zitting verklaarde dat er een niet overgelegd advies van de Stadsbouwmeester bestond, al wel geleid tot een welstandshalve bevredigender bouwplan. Verder overleg tussen architect en Stadsbouwmeester lijkt aangewezen.
5. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor wat betreft de weigering om een omgevingsvergunning te verlenen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:9 van de Awb. Het beroep is in zoverre gegrond. Wat partijen verder te berde hebben gebracht, behoeft geen bespreking.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien.
7. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden.
8. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
9. Omdat de rechtbank het beroep gedeeltelijk gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 345,-- vergoedt.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 525,-- en een wegingsfactor 1).