Op 31 januari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om verlenging van een crisismaatregel die op 29 januari 2020 was opgelegd aan betrokkene, geboren in 2001 en wonende in [woonplaats]. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 31 januari 2020 gehouden, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de betrokkene zelf, een GZ-psycholoog en de ouders van betrokkene, aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan angsten, depressie, posttraumatische stressstoornis en borderline persoonlijkheidsstoornis. Er zijn in het verleden meerdere suïcidepogingen geweest. Na het plotselinge overlijden van een vriendin van betrokkene, heeft zij suïcidale uitingen gedaan en was het noodzakelijk om haar fysiek tegen te houden. De psycholoog heeft echter aangegeven dat er op dat moment geen acuut dreigend ernstig nadeel was, behalve het gevaar van chronische suïcidaliteit.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel dat voortvloeit uit de psychische stoornis van betrokkene, en heeft daarom het verzoek tot verlenging van de crisismaatregel afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.H. van der Lecq en schriftelijk uitgewerkt op 6 februari 2020.