Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[X],
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats],
BKBD BV,
gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X], een besloten vennootschap die financiële en juridische dienstverlening aanbiedt, en BKBD BV, een beveiligingsbedrijf. [X] vorderde betaling van openstaande facturen ter hoogte van € 20.789,-, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en contractuele rente. De vordering was gebaseerd op een mondelinge overeenkomst die volgens [X] was bevestigd per e-mail. BKBD betwistte de overeenkomst en stelde dat er alleen afspraken waren gemaakt met [A], de bestuurder van [X], als eenmanszaak, en dat het maandbedrag was komen te vervallen.
De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding niet nietig was, ondanks dat deze niet volledig aan de wettelijke eisen voldeed. De kantonrechter concludeerde dat de afspraken die [X] aanvoerde, enkel betrekking hadden op [A] en niet op [X] zelf. Hierdoor had [X] geen vordering tot schadevergoeding wegens wanprestatie tegenover BKBD. De rechtbank merkte op dat de vordering ook gebrekkig was onderbouwd, omdat niet duidelijk was welk maandbedrag was overeengekomen en de som van de overgelegde facturen niet overeenkwam met het gevorderde bedrag.
Uiteindelijk wees de kantonrechter de vorderingen van [X] af en veroordeelde [X] in de proceskosten van BKBD, die werden begroot op € 720,00, plus nakosten van € 120,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.