ECLI:NL:RBOVE:2020:1123

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
13 maart 2020
Zaaknummer
ak_19 _ 858
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.F. Bijloo
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toekenning Wajong-uitkering; onvoldoende onderbouwde inschatting van arbeidsmogelijkheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. De eiser, geboren op 19 maart 1997, had op 18 juli 2018 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, welke door verweerder op 11 december 2018 werd geweigerd. Het bestreden besluit, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard, leidde tot beroep bij de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de inschatting van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige over de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie van eiser onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank stelde vast dat eiser op de datum van de aanvraag niet over arbeidsvermogen beschikte, maar dat er mogelijkheden waren voor toekomstige ontwikkeling van arbeidsvermogen, mits er adequate behandeling en begeleiding zou plaatsvinden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel, en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werden de proceskosten van eiser vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/858

uitspraak van de enkelvoudige kamer in het geschil tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. E.T. van Dalen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: M. Velten.

Procesverloop

Bij besluit van 11 december 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd om aan eiser een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toe te kennen.
Bij besluit van 28 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2020. Eiser is niet verschenen, maar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser, geboren op 19 maart 1997, heeft op 18 juli 2018 bij verweerder een Aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend.
2. Verweerder heeft aan de besluitvorming ten grondslag gelegd dat eiser geen arbeidsvermogen heeft, maar dat verwacht wordt dat hij dit in de toekomst wel kan ontwikkelen. Voorafgaand aan zowel het primaire als het bestreden besluit heeft verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden.
3. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd dat hij in de toekomst nog arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Voor wat betreft het stappenplan is bij stap 1 niet gemotiveerd hoe de verzekeringsarts bezwaar en beroep tot het oordeel komt dat geen sprake is van een progressief ziektebeeld. Bij stap 2 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangegeven dat de PTSS en de gameverslaving niet optimaal zouden worden behandeld zonder uit te leggen waarom geen sprake is van een optimale behandeling door de huidige behandelaars van eiser. Verder is verwezen naar het rapport van mevrouw [naam] van 23 mei 2018. Afgevraagd kan worden of die gegevens nog steeds actueel zijn. Mevrouw [naam] heeft aangegeven dat het waarschijnlijk is dat eiser met hulp wel in staat zal zijn tot leren en zelfstandig functioneren. Het blijft een inschatting van toekomstige ontwikkelingen, maar er moet toch iets concreets en objectiefs aan te ontlenen zijn. De inschatting van mevrouw [naam] is niet op concrete feiten en omstandigheden gebaseerd. Bij stap 3 heeft ook de arbeidsdeskundige geconcludeerd dat de ontwikkeling van het arbeidsvermogen zou zijn gestagneerd doordat er geen danwel geen optimale stappen zouden zijn gezet om tot verbetering van de medische situatie en tot adequate begeleiding te komen. Verweerder komt op basis van niet getoetste conclusies en veronderstellingen tot de conclusie dat eiser in de toekomst mogelijk nog arbeidsvermogen kan ontwikkelen.
Het wettelijk kader
4.1
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
In het vierde lid is bepaald dat onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben de situatie wordt verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
In het zesde lid is bepaald dat de beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.
In het achtste lid is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels worden gesteld.
4.2
Deze nadere regels zijn neergelegd in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheids-wetten (Schattingsbesluit). In artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit is bepaald dat betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
4.3
Voor het recht op uitkering op grond van de Wajong moet verweerder dus beoordelen of de betrokkene aan (ten minste) één van de vier in het eerste lid van artikel 1a van het Schattingsbesluit genoemde voorwaarden voldoet. Is dat het geval dan moet verweerder beoordelen of deze situatie duurzaam is als bedoeld in artikel 1a:1, vierde lid, van de Wajong. Nadere regels als bedoeld in artikel 1a, derde lid, van het Schattingsbesluit – ter beoordeling van de vraag of de betrokkene aan een van de vier in het eerste lid genoemde voorwaarden voldoet – zijn niet gesteld. Volgens de nota van toelichting bij het Besluit van
8 oktober 2014 tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de Invoeringswet Participatiewet (p. 5 e.v.) staat de term ‘mogelijkheden tot arbeidsparticipatie’ gelijk aan het begrip ‘arbeidsvermogen’. Arbeidsvermogen is het vermogen van een individu om doelgerichte handelingen in een arbeidsorganisatie te verrichten die resulteren in producten of diensten die een economische waarde hebben, waarmee wordt bedoeld dat een werkgever bereid is loon te betalen voor een verrichte taak. Verder blijkt uit de nota van toelichting bij voormeld Besluit dat het duurzaam niet hebben van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie betekent dat de mogelijkheden noch door medisch herstel noch door training (bijvoorbeeld scholing) kunnen verbeteren. De rechtbank wijst in dit kader op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 5 april 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:1018).
Het kader van verweerder
5. Voor de beoordeling of eiser voldoet aan de voorwaarden voor toekenning van een Wajong-uitkering heeft verweerder gebruik gemaakt van de Sociaal Medische Beoordeling Arbeidsvermogen (SMBA)-systematiek. Voor de toepassing van de SMBA-systematiek heeft verweerder het ‘Compendium Participatiewet’ (Compendium) ontwikkeld.
In Bijlage 1 van het Compendium is de wijze van beoordeling beschreven. Daarin is onder meer opgenomen dat de verzekeringsarts zich uitspreekt over de ontwikkeling van de mogelijkheden van cliënt, uitgaande van de medische situatie zoals die is op het moment waarop de beoordeling betrekking heeft. Indien geen sprake is van een progressief ziektebeeld en geen sprake is van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden, waarbij de aandoening zodanig ernstig is dat geen enkele toename van bekwaamheden mag worden verwacht, stellen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige in gezamenlijk overleg vast of het ontbreken van arbeidsvermogen van de cliënt duurzaam is. Zij betrekken daarbij tenminste de volgende aspecten in onderlinge samenhang:
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid;
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot verdere ontwikkeling;
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot toename van bekwaamheden.
Op grond van hun gezamenlijk overleg concluderen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige of het arbeidsvermogen al dan niet duurzaam ontbreekt.
6.1
Ten behoeve van de besluitvorming zijn de volgende onderzoeken verricht.
6.2
De verzekeringsarts heeft kennis genomen van de informatie bij de aanvraag en van de bevindingen van de arbeidsdeskundige. Verder is op 19 november 2018 tijdens het spreekuur met eiser en zijn moeder gesproken. Het rapport van het psychologisch onderzoek, zoals dit door [naam] gezondheidspsycholoog bij het UMCG, op 3 juli 2018 is ondertekend, is bij de beoordeling betrokken. De verzekeringsarts heeft de bevindingen neergelegd in het rapport van 25 november 2018.
6.3
De arbeidsdeskundige heeft dossierstudie verricht en eiser en zijn moeder op
4 september 2018 gesproken. Verder is op 26 september 2018 overleg geweest met de verzekeringsarts. De arbeidsdeskundige heeft haar beschouwingen in het arbeidskundig rapport van 7 december 2018 verwoord.
6.4
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier, het bezwaarschrift, de aangeleverde informatie en het verslag van de hoorzitting bestudeerd. Verder heeft hij medische informatie van eisers huisarts verkregen en heeft overleg met de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zijn conclusies neergelegd in het rapport van 4 maart 2019.
6.5
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht en heeft op
21 maart 2019 overleg gehad met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De bevindingen en conclusies heeft zij in het arbeidskundig rapport van 21 maart 2019 beschreven.
De overwegingen van de rechtbank
7.1
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser op 18 juli 2018, de dag waarop verweerder het aanvraagformulier heeft ontvangen, niet over arbeidsvermogen beschikte, omdat hij niet over basale werknemersvaardigheden beschikt en niet gedurende tenminste één uur aaneengesloten kan werken. Partijen zijn wel verdeeld over het antwoord op de vraag of eiser duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
Gelet op artikel 1a:1, vierde lid, van de Wajong moet voor het recht op uitkering worden beoordeeld of eiser in een situatie verkeert waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
7.2.1
De verzekeringsarts heeft in het rapport van 25 november 2018 als diagnose vermeld lichte verstandelijke beperking, PTSS en gameverslaving. Knelpunten in zijn functioneren zijn het niet zelfstandig naar buiten gaan (zonder moeder) en geen initiatief nemen. Zijn moeder helpt bij de zelfzorg en de activiteiten buitenshuis. Blijkens de dossiergegevens zijn er lichte executieve problemen en een laag intelligentieniveau die de klachten kunnen verklaren. In de termen van Methode Ondersteunend Instrument is sprake van een stoornis van de psychosociale functies en intellectuele functies, meer specifiek op het gebied van initiatief nemen en zelfstandigheid. Er is sprake van een zeer intensieve begeleidings-behoefte. Gelet op de onderliggende aandoeningen en de slepende en reeds langdurig aanwezige problemen op school acht de verzekeringsarts eiser niet in staat aaneengesloten te werken gedurende tenminste één periode van een uur. Er is immers een aandoening die een belemmering kan geven ten aanzien van het zelfstandig functioneren van eiser in relatie tot de continuïteit van het productieproces. Een noodzaak tot substantiële onderbreking van het productieproces is bij de onderliggende aandoening plausibel. Er is bij reeds een geringe overvraging zeer frequent een noodzaak om eiser bij te sturen. Er is nauwelijks sprake van zelfstandig functioneren.
Gezien de stringente criteria voor een arbeidsduurbeperking van de Standaard duurbelasting in arbeid (2015) is er geen aanleiding voor het aannemen van een arbeidsduurbeperking. Er is immers ook geen sprake van een aandoening die leidt tot een verminderd basaal energetisch vermogen, zoals een ernstige hartaandoening. Er is evenmin sprake van een fors verminderde beschikbaarheid voor arbeid door tijd opslokkende therapie. Er is derhalve geen noodzaak voor een urenbeperking. Hieruit vloeit voort dat eiser tenminste vier uur per dag belastbaar is voor werk.
Gezien de aard van de aandoeningen verwacht de verzekeringsarts wel dat eiser nog arbeidsvermogen zal ontwikkelen. De PTSS en gameverslaving werden nog niet optimaal behandeld. De Wmo is ingeschakeld om eiser te activeren en zelfstandiger te maken. Dit maakt dat er een gunstige prognose is met betrekking tot het ontwikkelen van arbeidsvermogen. Ook zal het zelfstandig functioneren naar verwachting nog verbeteren door de sociaal emotionele rijping.
7.2.2
De arbeidsdeskundige heeft in het rapport van 7 december 2018 aangegeven dat eiser niet over basale werknemersvaardigheden beschikt. Eiser kan geen instructies begrijpen, onthouden en als zodanig uitvoeren. Hij is bovendien niet in staat om afspraken met de werkgever na te komen. Volgens zowel verzekeringsgeneeskundig als arbeidskundig onderzoek blijkt dat nauwelijks sprake is van zelfstandig functioneren. Verder heeft de arbeidsdeskundige geen taak kunnen kiezen die eiser zou kunnen uitvoeren in een arbeidsorganisatie. De reden daarvoor is dat eiser op dat moment niet over arbeidsvermogen beschikt. Het onderzoek wijst uit dat eiser niet voldoet aan alle vier criteria en dus niet beschikt over arbeidsvermogen. Daarom is samen met de verzekeringsarts onderzocht of eiser arbeidsvermogen zou kunnen ontwikkelen. Daarbij is specifiek gekeken naar het criterium het één uur aaneengesloten kunnen werken. De conclusie is dat eiser met adequate behandeling en begeleiding wel arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Tevens is de verwachting dat de sociaal emotionele rijping zich verder kan ontwikkelen, hetgeen nog tot arbeidsvermogen zal kunnen leiden. Als eiser in staat kan worden gesteld tot één uur aaneengesloten werken, kan hij mogelijk vanuit de ontwikkelfase van behandeling naar arbeidsmatige dagbesteding en vervolgens naar arbeid in nieuw beschut worden begeleid en ondersteund. Na ontwikkeling op één uur aaneengesloten werken zal eiser mogelijk ook een taak in een arbeidsorganisatie kunnen uitvoeren en beschikken over basale werknemersvaardigheden.
7.2.3
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 4 maart 2019 vermeld dat het standpunt van de verzekeringsarts gevolgd kan worden. De verzekeringsarts heeft een volledig verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht en heeft met de aldus verkregen gegevens een weloverwogen oordeel gegeven over de belastbaarheid van eiser in het kader van de Wajong 2015 en de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen. Voor het beoordelen van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen dient de verzekeringsarts een door het UWV opgesteld stappenplan te volgen. Daarbij dient in de eerste plaats te worden beoordeeld of sprake is van een progressief ziektebeeld. Daarvan is geen sprake. Bij stap twee dient de verzekeringsarts te beoordelen of sprake is van een stabiel beeld zonder behandelmogelijkheden. Daarvan is geen sprake, omdat de verzekeringsarts heeft aangegeven dat de PTSS en gameverslaving niet optimaal werden behandeld. Daarnaast wordt bij de tweede stap aan de verzekeringsarts gevraagd of sprake is van een zodanig ernstige aandoening dat geen enkele toename van bekwaamheden mag worden verwacht. Daarmee wordt bedoeld of nog sprake is van leervermogen. Daarvan is sprake, omdat psycholoog [naam] in het rapport heeft aangegeven dat bij eiser sprake is van een licht verstandelijke beperking, waarbij er een redelijk harmonisch profiel is. Geheugen en aandacht functioneren normaal. Verder gaf de psycholoog aan dat het waarschijnlijk is dat eiser met hulp wel in staat is tot leren en zelfstandig functioneren. Toename van bekwaamheden in de toekomst mag derhalve worden verwacht. Nu de eerste twee stappen in de richtlijn geen aanleiding geven om te stellen dat het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is, dient bij de derde stap ook de arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) onderzoek te doen naar de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen. Daarna zal gezamenlijk overleg plaatsvinden tussen de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep en de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen.
7.2.4
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 21 maart 2019 vermeld dat zij zich kan vinden in de bevindingen van de primaire arbeidsdeskundige voor zover het betreft het beschikken van basale werknemersvaardigheden. Zij hecht eraan op te merken dat eiser in de basis wel over werknemersvaardigheden beschikt. Zijn opleidingen en zijn stageverleden laten zien dat problemen op het vlak van instructies kunnen begrijpen, onthouden, uitvoeren, niet dusdanig groot zijn dat geen sprake is van werknemersvaardig-heden. Er zijn geen problemen in het nakomen van afspraken. Op dit moment is zijn situatie echter medisch gezien zodanig dat de werknemersvaardigheden ontbreken. Bij het beoordelen van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen is het stappenplan gevolgd, waarbij de aspecten het al dan niet ontbreken van mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid, tot verdere ontwikkeling en tot toename van bekwaamheden zijn betrokken.
Met betrekking tot het al dan niet ontbreken van mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangegeven dat geen sprake is geweest van optimale behandeling en dat het waarschijnlijk is dat eiser met hulp wel in staat is tot leren en zelfstandig functioneren. Toename van bekwaamheden in de toekomst mag derhalve worden verwacht.
Met betrekking tot het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot verdere ontwikkeling is vermeld dat sprake is van beperkingen. Eiser beschikt op dit moment over onvoldoende werknemersvaardigheden en kan niet één uur achtereen werken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kunnen zich vinden in de bevindingen van de primaire verzekeringsarts en arbeidsdeskundige. Tot nu toe is ontwikkeling van het arbeidsvermogen gestagneerd doordat er geen c.q. geen optimale stappen zijn gezet om te komen tot verbetering van de medische situatie en tot adequate begeleiding. Als dat wel gebeurt, kan dat leiden tot arbeidsvermogen, zeker ook omdat eiser sociaal emotioneel nog niet gerijpt is. Eiser kan dan naar werk begeleid worden op de wijze zoals door de primaire verzekeringsarts en arbeidsdeskundige is besproken. Werknemers-vaardigheden zijn in aanleg aanwezig. Er zijn geen beperkingen waardoor er geen taken te duiden zijn.
Ten slotte heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten aanzien van het criterium al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot toename van bekwaamheden vermeld dat, gelet op de leeftijd van eiser, mag worden verwacht dat hij nog niet is uitgegroeid. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is het waarschijnlijk dat eiser met hulp wel in staat is tot leren en zelfstandig functioneren. Toename van bekwaamheden in de toekomst mag derhalve worden verwacht. Ook gelet op zijn opleiding en arbeidsverleden kan geconcludeerd worden dat eiser vaardigheden kan ontwikkelen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep komt tot de conclusie dat het mogelijk is dat eiser in de toekomst in staat is om arbeidsvermogen te ontwikkelen.
7.3
De CRvB heeft in voormelde uitspraak van 5 april 2018 overwogen dat het bij de vraag naar de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen gaat om de toekomstige mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige moeten een inschatting maken over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij de betrokkene kunnen ontwikkelen. Dit brengt voor een zorgvuldige besluitvorming mee dat de inschatting van de verzekeringsarts en/of de arbeidsdeskundige van de ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betrokkene aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de situatie van de betrokkene op de datum in geding. In het geval de inschatting van de mogelijkheden tot ontwikkeling berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de betrokkene. Als de betrokkene bezwaar maakt tegen het oordeel dat geen sprake is van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen, zullen de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, rekening houdend met alle medische en arbeidskundige gegevens die in de bezwaarfase voorhanden zijn, voor zover deze betrekking hebben op de datum in geding, beoordelen of de inschatting van het niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen gehandhaafd moet blijven.
7.4.1
De verzekeringsarts (bezwaar en beroep) heeft aangegeven dat de PTSS en de gameverslaving nog niet optimaal werden behandeld en dat een Wmo-traject is opgestart om eiser te activeren en zelfstandiger te maken. Dit zou volgens de verzekeringsarts maken dat er een gunstige prognose is met betrekking tot het ontwikkelen van arbeidsvermogen. Ook zal het zelfstandig functioneren van eiser naar verwachting nog verbeteren door de sociaal emotionele rijping. Volgens psycholoog [naam] is het waarschijnlijk dat eiser met hulp wel in staat is tot leren en zelfstandig functioneren. Ook de arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) heeft aangegeven dat eiser met adequate behandeling wel arbeidsvermogen kan ontwikkelen en dat de sociaal emotionele rijping zich kan ontwikkelen, wat nog tot arbeidsvermogen zal kunnen leiden.
7.4.2
Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgt echter niet hoe en op welke wijze de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij eiser door behandeling kunnen ontwikkelen. Niet wordt gemotiveerd op welke wijze eiser werknemersvaardigheden kan ontwikkelen en op welke wijze de behandeling ertoe kan leiden dat eiser wel in staat is om één uur aaneengesloten te werken. Het dossier maakt melding van een ingezet Wmo-traject en een verwijzing naar het Psychodiagnostiek en Advies Centrum Twente bij Mediant. Niet is onderbouwd hoe en op welke wijze dit traject en deze behandeling van invloed is op de ontwikkeling van de mogelijkheden van eiser om op enig moment in de toekomst over basale werknemersvaardigheden te kunnen beschikken en gedurende tenminste één uur aaneengesloten te kunnen werken. Ook met betrekking tot de bevindingen van psycholoog [naam] dat het waarschijnlijk is dat eiser met hulp wel in staat is tot leren en zelfstandig functioneren, is niet inzichtelijk gemaakt op welke wijze dit kan leiden tot het beschikken over basale werknemersvaardigheden en het één uur aaneengesloten kunnen werken.
Uit het voorgaande volgt dat de inschatting die de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) en de arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) hebben gemaakt over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij eiser kunnen ontwikkelen onvoldoende is onderbouwd. Verweerder had moeten onderzoeken wat een adequate behandeling inhoudt en op welke wijze de ingezette behandeling van invloed is en met welke concrete resultaten op de mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid, de mogelijkheden tot verdere ontwikkeling en de mogelijkheden tot toename van bekwaamheden van eiser als bedoeld bij stap 3 van het stappenplan. Door dit na te laten is onzorgvuldig gehandeld bij de voorbereiding van het bestreden besluit en is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd.
7.5
Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het motiveringsbeginsel van artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding om met toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, omdat de rechtbank niet uitsluit dat nieuw onderzoek moet plaatsvinden en niet is in te schatten op welke termijn herstel van het gebrek mogelijk is. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
7.6
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo, rechter, in aanwezigheid van
H. Blekkenhorst, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.