ECLI:NL:RBOVE:2020:114

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 januari 2020
Publicatiedatum
14 januari 2020
Zaaknummer
Awb 19/2354
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W.F. Bijloo
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluit last onder dwangsom wegens strijdig gebruik van gronden en bouwwerken op perceel in De Lutte

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 14 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster uit Beuningen en het college van burgemeester en wethouders van Losser. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening tegen een besluit van 2 oktober 2019, waarbij de verzoekster een last onder dwangsom is opgelegd wegens strijdig gebruik van gronden en bouwwerken op haar perceel in De Lutte, waar Erve Beverborg is gelegen. De verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om schorsing van de last onder dwangsom. Tijdens de zitting op 6 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter de belangen van de verzoekster afgewogen tegen die van de verweerder en een derde partij. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar bedrijfsvoering door de opgelegde last gevaar loopt, en dat er zekere verwachtingen zijn gewekt ten aanzien van de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de belangen van de verzoekster zwaarder wegen dan die van de verweerder en de derde partij, en heeft het besluit van 2 oktober 2019 geschorst tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist. Tevens is de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/2354
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in het geschil tussen
[verzoekster], te Beuningen, verzoekster,
gemachtigde: mr. S.P.M. Schaap,
en
het college van burgemeester en wethouders van Losser, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam 1]te Beuningen.

Procesverloop

Bij besluit van 2 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoekster een last onder dwangsom opgelegd wegens strijdig gebruik van gronden en bouwwerken op het perceel [adres 1] te De Lutte, het perceel waarop Erve Beverborg is gelegen.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 januari 2020.
Verzoekster is verschenen bij haar gemachtigde, [naam 2] commissaris van landgoed Het Meuleman, en [naam 3] , huurder van Erve Beverborg.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden D.M.Wild en
T. van Leussen. Derde-partij is in persoon verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verzoekster is eigenaresse van de locaties aan de [adres 1] Beuningen (Erve Beverborg) en aan de de [adres 2] te Beuningen (het Wesselinkhoes) die zijn gelegen op het gelijknamige landgoed. De locatie Erve Beverborg wordt gebruikt als trouwlocatie en voor tal van andere activiteiten.
3. Verweerder acht het gebruik van de grond waarop Erve Beverborg is gelegen voor activiteiten als bruiloften, reünies en diners in strijd met het bestemmingsplan. Verweerder is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan zij van handhaving dient af te zien. Er is onder meer geen concreet zicht op legalisatie nu er nog geen sprake is van een vastgesteld ontwerpbestemmingsplan.
Spoedeisend belang
4. Ter zitting heeft H.T.P. Hulshof meegedeeld dat in januari 2020 een tweetal activiteiten op Erve Beverborg plaatsvinden en dat er vanaf februari 2020 bruiloften, reünies en diners zijn gepland. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat de bedrijfsvoering van verzoekster door de opgelegde last gevaar loopt, zodat haar een spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening niet kan worden ontzegd.
Bezwaargronden
4. Naar het oordeel van verzoekster is in de last onder dwangsom onvoldoende c.q. ten onrechte geen rekening gehouden met haar belangen noch met het feit dat er een nieuw bestemmingsplan voorhanden is dat ter besluitvorming aan het college is voorgelegd.
Mede gezien het zeer intensieve bestemmingsplantraject dat heeft plaatsgevonden, had deze besluitvorming op zijn minst afgewacht dienen te worden.
Toepasselijk planologisch kader
5. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Buitengebied” (hierna; het bestemmingsplan). Op grond van dit plan rust op het perceel de bestemming “ Maatschappelijk”. Artikel 16.1 van het bestemmingsplan geeft aan waarvoor de met “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd. In het bestemmingsplan wordt dit als volgt beschreven:
Maatschappelijke voorzieningen:
Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.”
Oordeel voorzieningenrechter
6. Niet in geschil is dat de activiteiten als het houden van bruiloften, feesten, reünies en diners, in strijd zijn met het thans geldende bestemmingsplan. Verweerder is dan ook bevoegd handhavend op te treden.
Moet verweerder optreden?
7. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dat kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Concreet zicht op legalisatie?
8. Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoekster toegelicht dat vanaf januari 2018 in nauwe samenwerking met het gemeentelijk apparaat onderzoek is verricht naar de vraag in hoeverre de activiteiten konden voldoen aan een goed woon- en leefklimaat en ruimtelijke ordening en in hoeverre de activiteiten planologisch konden worden ingepast. In dit verband is de voorzieningenrechter gebleken dat diverse onderzoeken zijn uitgevoerd waarvan de resultaten in rapporten zijn neergelegd. Verder is gebleken dat verzoekster heeft geïnvesteerd in een geluidsbegrenzer en is in het bestemmingsplan een gedetailleerde maatwerkregeling opgenomen voor het toegestane geluidsniveau. De voorzieningenrechter wijst verder op het door akoestisch bureau Tideman uitgevoerde akoestisch onderzoek en de in het bestemmingsplan opgenomen specifieke gebruiksregels (artikel 3.4.1.). In de gronden van het bezwaar heeft verzoekster het gehele traject uitvoerig omschreven.
Gelet op het verhandelde ter zitting twijfelt de voorzieningenrechter er dan ook niet aan dat verzoekster de klachten van de derde partij serieus neemt en dat er direct op klachten wordt gereageerd wanneer deze aan de orde zijn. Naast het werken aan een nieuw bestemmingsplan waarin de activiteiten gelegaliseerd worden, blijkt dit ook uit de aanwezigheid van een huisreglement om ervoor te zorgen dat omwonenden geen (onrechtmatige) hinder ondervinden.
Een en ander heeft er toe geleid dat er sinds 24 oktober 2019 een concept-bestemmingsplan “Buitengebied partiële herziening Holtweg 1, Beuningen-Lutterzandweg 15 te De Lutte” ter besluitvorming bij verweerder voor ligt. De voorzieningenrechter stelt vast dat besluit-vorming over dit concept-bestemmingsplan tot op heden niet heeft plaatsgevonden.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder desgevraagd meegedeeld dat er nog een nader ambtelijk advies uitgebracht moet worden. Het is de voorzieningenrechter niet duidelijk geworden waarop dit advies specifiek betrekking heeft. Voor zover dit advies betrekking heeft op geluidsmettingen is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze metingen reeds veel eerder gedaan hadden kunnen worden. Zo heeft [naam 3] onweersproken gesteld dat hij reeds in februari 2019 aan verweerder alle data had doorgegeven van feesten en partijen tot en met 22 juni 2019.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de voorzieningenrechter vast dat de derde partij enkel geluidsoverlast van activiteiten op Erve Beverborg heeft ervaren en op grond hiervan aan verweerder heeft verzocht handhavend op te treden. Gelet op het feit dat na de aanschaf van de geluidsbegrenzer de klachten lijken te zijn afgenomen en de door verzoekster in het bestemmingsplan opgenomen maatwerkregeling, acht de voorzieningen-rechter op dit moment niet uitgesloten dat het concept-bestemmingsplan binnenkort ter inzage gelegd kan worden.
De voorzieningenrechter betrekt daarbij voorts dat dat verweerder zekere verwachtingen heeft gewekt bij verzoekster ten aanzien van het vaststellen en in werking treden van het nieuwe bestemmingsplan. Zo heeft verzoekster toegelicht dat op 24 oktober 2019 na intensief overleg met verweerder en het indienen van meerdere concepten een aangepast bestemmingsplan bij verweerder is aangeboden waarop ambtelijk een positief advies is afgegeven om het als ontwerp ter inzage te leggen. Verweerder heeft dit niet of onvoldoende weersproken.
9. Nu naar het oordeel van de voorzieningenrechter, zij het niet formeel ,concreet zicht op legalisatie bestaat, behoeft de vraag of het handhavend optreden al of niet onevenredig is geen beantwoording meer.
10. Gelet op het feit dat verweerder heeft meegedeeld dat in februari 2020 waarschijnlijk een hoorzitting zal plaatsvinden, is de voorzieningenrechter tot het oordeel gekomen dat de belangen van verzoekster bij schorsing van het bestreden besluit - ook gezien het feit dat op dit moment de activiteiten op Erve Beverborg beperkt zijn en voornamelijk binnen zullen plaatsvinden – op dit moment zwaarder wegens dan de belangen van verweerder en de derde partij bij handhaving.
De voorzieningenrechter ziet derhalve voldoende aanleiding om het bestreden besluit te schorsen tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist.
10. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het verzoek om voorlopige voorziening en
1. punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het besluit van 2 oktober 2019 tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist;
- bepaalt dat verweerder de door verzoekster betaalde griffierechten van € 345,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van C. Kuiper, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Verder mis ik in de overwegingen dat wij vinden Dat is volgens ons een reden nu geen last op te leggen.