ECLI:NL:RBOVE:2020:1243

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
24 maart 2020
Zaaknummer
C/08/238465 / FA RK 19-2454
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot aanpassing van alimentatie door vader van meerderjarige zoon met Asperger

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 18 maart 2020 uitspraak gedaan in een verzoek van een vader tot aanpassing van de alimentatie voor zijn meerderjarige zoon, die gediagnosticeerd is met Asperger. De vader verzocht de rechtbank om de bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van zijn zoon te wijzigen, omdat hij meende dat de onderlinge verstandhouding tussen hen zo slecht was dat hij niet langer in staat was om de alimentatie te betalen. De zoon, die op zichzelf woont, heeft een problematische relatie met zijn vader en heeft in het verleden te maken gehad met verschillende problemen, waaronder gokverslaving en schoolverzuim. De vader heeft zijn alimentatieverplichtingen enige tijd niet nagekomen, maar heeft deze later weer voldaan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader zijn betrokkenheid bij het leven van zijn zoon benadrukt, terwijl de zoon aanvoert dat hij geen verantwoording hoeft af te leggen over de besteding van de ontvangen bijdrage. De rechtbank heeft vastgesteld dat de onderhoudsverplichting van de vader jegens zijn meerderjarige zoon niet kan worden gematigd op basis van de onderlinge verhoudingen, en heeft het verzoek van de vader afgewezen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de zoon niet verplicht is om zijn vader verantwoording af te leggen over de besteding van de alimentatie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/238465 / FA RK 19-2454
beschikking van 18 maart 2020
inzake
[verzoeker],
verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoeker,
advocaat: mr. J.G. Kalk,
en
[verweerder],
verder te noemen: [verweerder] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
verweerder,
advocaat: mr. J.W. Haafkes.

1.Het procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen, binnengekomen op 11 oktober 2019;
- het verweer met bijlagen, binnengekomen op 6 december 2019;
- nadere stukken van mr. Haafkes, binnengekomen op 3 februari 2020;
- nadere stukken van mr. Kalk, binnengekomen op 7 februari 2020; en
- nadere stukken van mr. Haafkes, binnengekomen op 13 februari 2020.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op
18 februari 2020. Beide partijen zijn met hun advocaat verschenen en gehoord.

2.De feiten

De vader is gehuwd geweest met [X] .
Uit dit huwelijk is [verweerder] geboren. Ook is [verweerder] ’ jongere zus [A] uit dit huwelijk geboren.
Bij beschikking van 5 december 2012 heeft deze rechtbank de echtscheiding tussen de vader en [X] uitgesproken. Deze beschikking is op 16 januari 2013 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij beschikking van deze rechtbank van 5 februari 2014 is de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [verweerder] vastgesteld op € 446,50 per maand.
Ingevolge de wettelijke indexering beloopt deze bijdrage met ingang van 1 januari 2020 € 493,97 per maand.

3.Het verzoek

De vader verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bij beschikking van deze rechtbank van 5 februari 2014 vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (thans in de kosten van levensonderhoud en studie) van [verweerder] te wijzigen en deze bijdrage met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift, dan wel met ingang van een door de rechtbank te bepalen datum, nader vast te stellen op nihil, dan wel op een zodanig bedrag als de rechtbank juist acht.
De vader stelt hiertoe - kort en zakelijk weergegeven - het volgende.
Na de echtscheiding is er nauwelijks sprake geweest van een zorg- en contactregeling tussen de vader en [verweerder] . [verweerder] is gediagnosticeerd met Asperger. [verweerder] heeft hierdoor baat bij onder meer structuur, het nakomen van afspraken, het innemen van zijn medicatie en het volgen van een opleiding. De vader heeft er alles aan gedaan om [verweerder] te begeleiden op zijn weg naar volwassenheid. Vanaf zijn meerderjarigheid betaalt de vader de bijdrage (volgens zijn stelling in 2019 geïndexeerd naar € 503,51 per maand) rechtstreeks aan [verweerder] . [verweerder] is op zichzelf gaan wonen, terwijl de vader graag zou zien dat hij begeleid zou gaan wonen. [verweerder] heeft sindsdien een puinhoop van zijn leven gemaakt. Zijn situatie is verslechterd en hij glijdt steeds verder af. [verweerder] gokt, hij drinkt bovenmatig veel alcohol, hij gebruikt drugs, hij maakt schulden en hij verzuimt school veelvuldig. Voor dit schoolverzuim is hij strafrechtelijk veroordeeld. De kantonrechter heeft [verweerder] een voorwaardelijke straf opgelegd. [verweerder] heeft zich echter niet aan de gestelde voorwaarden gehouden.
De vader heeft afspraken met [verweerder] gemaakt over het op de rit krijgen van zijn leven, maar [verweerder] is die afspraken niet nagekomen. [verweerder] accepteert het niet dat hij door zijn vader wordt aangesproken op zijn gedrag. [verweerder] communiceert op een onbeschofte wijze via WhatsApp met zijn vader. Ook heeft [verweerder] zijn vader via de e-mail bericht dat hij officieel afstand neemt van zijn vader. [verweerder] heeft een verzoek gedaan om zijn geslachtsnaam te laten wijzigen in die van zijn moeder. Dit verzoek is toegewezen.
[verweerder] maakt zich door dit alles schuldig aan wangedrag jegens zijn vader in de zin van artikel 1:399 Burgerlijk Wetboek (BW). De vader verzoekt daarom de alimentatie op nihil te stellen, danwel de alimentatie te matigen. De vader heeft als gevolg van het gedrag van [verweerder] een aantal maanden de alimentatie niet betaald, maar wel voor [verweerder] gereserveerd. [verweerder] heeft toen het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) ingeschakeld. De vader heeft daarop meteen de alimentatie weer aan [verweerder] betaald, inclusief de achterstallige alimentatie.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader een uitgebreide brief aan [verweerder] voorgelezen, waarin hij een aantal vragen aan [verweerder] heeft gesteld. Ook heeft hij daarin een beeld geschetst van de rol die hij als vader in het leven van [verweerder] heeft gehad. De vader stelt nadrukkelijk altijd voor [verweerder] klaar te hebben gestaan, ook of juist op de moeilijke momenten in [verweerder] ’ leven. Het afgewezen worden door [verweerder] is voor de vader uitermate pijnlijk en verdrietig.

4.Het verweer

[verweerder] verzoekt de rechtbank het verzoek van de vader tot het matigen van zijn onderhoudsverplichting af te wijzen. Hij verzoekt de rechtbank te verstaan dat dat hij geen rekening en verantwoording hoeft af te leggen aan zijn vader over de besteding van de te ontvangen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie.
[verweerder] voert daartoe het volgende aan. Hij heeft het syndroom van Asperger, waardoor zijn belastbaarheid zeer laag is. Het contact tussen hem en zijn vader verliep altijd zeer problematisch. Bij beschikking van de kinderrechter van 26 januari 2012 is [verweerder] onder toezicht gesteld en is een machtiging tot uithuisplaatsing in een crisispleeggezin verleend.
Er is sprake geweest van een zeer omvangrijke vechtscheiding tussen de ouders van [verweerder] . De relatie tussen [verweerder] en zijn vader is behoorlijk beschadigd. Deze relatie is, mede door de verhuizing van de vader naar [provincie] , nooit meer helemaal hersteld. Ook met [A] , de zus van [verweerder] , heeft de vader geen goede relatie.
De vader probeert een verkeerd beeld van [verweerder] te schetsen. Ook probeert hij op iedere mogelijke manier macht uit te oefenen over [verweerder] . De alimentatie wordt structureel te laat betaald. [verweerder] heeft inderdaad het LBIO ingeschakeld toen zijn vader de alimentatie niet meer betaalde. Zijn vader wenst dat [verweerder] regelmatig rekening en verantwoording aflegt over zijn inkomsten en uitgaven. [verweerder] is [2018] meerderjarig geworden en hij heeft zich sindsdien gedurende een periode van een half jaar veel vrijheden toegeëigend. Hij wilde van het leven genieten en veel dingen ontdekken. [verweerder] erkent een groot deel van de door zijn vader geuite beschuldigingen. Het schoolverzuim is mede veroorzaakt door zijn lage belastbaarheid. Vanaf april 2019 gaat het beter met [verweerder] . [verweerder] zag toen nog niet in dat hij hulp nodig heeft. Hij ziet nu in dat er sprake is van een forse problematiek. [verweerder] is aangemeld bij het traject Yes We Can Clinics. Dit is een erkende specialistische ggz-instelling. Hij zal daar in de periode van 4 december 2019 tot en met
12 februari 2020 intern gaan verblijven. De kantonrechter heeft de verdere behandeling van de leerplichtzaak aangehouden tot 4 maart 2020 om de resultaten van dit traject af te wachten. [verweerder] heeft zich aangemeld voor het staatsexamen VWO. Het is de bedoeling dat hij in het voorjaar van 2020 zijn diploma behaalt. [verweerder] heeft zelf een entree-verbod aangevraagd voor Holland Casino. Dit verbod is van kracht sinds 13 februari 2019 en inmiddels op eigen verzoek van [verweerder] verlengd.
[verweerder] is van mening dat er geen sprake is van wangedrag jegens zijn vader. Wat hij gezegd en gedaan heeft tijdens zijn minderjarigheid kunnen hem in het kader van voormeld artikel 1:399 BW in ieder geval niet worden tegengeworpen. De door zijn vader gestelde gedragingen tijdens de meerderjarigheid van [verweerder] hebben plaatsgevonden in een relatief korte periode. [verweerder] is vrij in zijn keuze om geen contact te hebben met zijn vader en om zijn geslachtsnaam te wijzigen. Deze omstandigheden rechtvaardigen niet een matiging van de door de vader aan [verweerder] te betalen onderhoudsbijdrage.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verweerder] toegelicht dat hij het traject bij Yes We Can helaas voortijdig heeft moeten afbreken, omdat hij niet goed kon omgaan met de vele prikkels die hij te verwerken kreeg. [verweerder] is nu bezig met de voorbereidingen op het staatsexamen VWO dat hij over enkele maanden wil gaan afleggen. [verweerder] woont inmiddels weer bij zijn moeder thuis. Na het staatsexamen wil [verweerder] zich gaan oriënteren op een vervolgopleiding. Momenteel heeft [verweerder] een gestructureerd weekschema, waarin hij ook gedeeltelijk werkt en inkomsten genereert. Hij moet hiervan ook een gedeelte afdragen als kostgeld aan zijn moeder.
Volgens [verweerder] hebben zijn vader en hij een andere waarheid over hoe de zaken tussen hen zijn gelopen. De manier waarop de vader het contact en zijn betrokkenheid heeft willen invullen, is niet de manier waarop [verweerder] dit graag wilde. Het is [verweerder] niet gelukt duidelijk te maken aan de vader wat hij wel graag zou willen. Dit heeft [verweerder] erg bezeerd en uiteindelijk is dit de reden geweest om uit een vorm van zelfbescherming het contact te verbreken.

5.De beoordeling

Ouders hebben een wettelijke onderhoudsverplichting naar hun kinderen. Deze onderhoudsverplichting berust niet op lotsverbondenheid, zoals tussen ex-echtgenoten, maar op verwantschap.
De wet kent de mogelijkheid om een matiging toe te passen (artikel 1:399 BW) op grond van zodanige gedragingen van de onderhoudsgerechtigde dat verstrekking van levensonderhoud naar redelijkheid niet of niet ten volle van de onderhoudsplichtige kan worden gevergd. Ten aanzien van de onderhoudsverplichting jegens minderjarige kinderen geldt deze matigingsbevoegdheid niet, maar voor meerderjarige kinderen wel. Uit de parlementaire geschiedenis, alsmede uit de jurisprudentie, blijkt dat de onderhoudsverplichting jegens meerderjarige kinderen slechts in zeer uitzonderlijke gevallen vervalt. Een enkele grievende bejegening van de onderhoudsgerechtigde is hiervoor in elk geval onvoldoende. Ook het ontbreken van contact en het wijzigen van de geslachtsnaam vormen op zichzelf geen reden om tot een nihilstelling, dan wel matiging te komen. De verwantschap, die aan de onderhoudsverplichting ten grondslag ligt, maakt dat deze onderhoudsplicht zwaar weegt. De aan de rechter toegekende matigingsbevoegdheid geeft de rechter een grote mate van beoordelingsvrijheid, waarbij een afweging van belangen gemaakt dient te worden.
De vraag die ter beantwoording voorligt is of er sprake is van zodanig kwetsend gedrag van [verweerder] naar zijn vader, dat betaling van een onderhoudsbijdrage in redelijkheid niet of niet ten volle van de vader kan worden gevergd. Naar het oordeel van de rechtbank is daar in deze zaak geen sprake van. Daarbij heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verhouding tussen [verweerder] en zijn vader is door de jaren heen ernstig verstoord geraakt. De rechtbank heeft -summier- kennis kunnen nemen van de moeizame en turbulente echtscheidingsprocedure die tussen de ouders van [verweerder] gevoerd is, waarin onder andere sprake is geweest van een periode van uithuisplaatsing van [verweerder] , een verhuizing van de vader naar [provincie] en een strafrechtelijke aangifte tegen de vader. Bij zowel [verweerder] als de vader heeft deze periode sporen achtergelaten en in elk geval heeft het hun onderlinge verstandhouding geen goed gedaan.
Vaststaat dat [verweerder] is gediagnosticeerd met Asperger. Dit maakt dat [verweerder] onder andere, meer dan andere kinderen, behoefte heeft aan een bepaalde structuur en beperking van prikkels. Zoals [verweerder] het benoemde: “Bij mij in de bovenkamer werkt het anders.” Van jongs af aan heeft dit extra zorg en bemoeienis van de ouders gevraagd.
Gebleken is dat [verweerder] in de periode rondom zijn meerderjarigheid moeilijk te hanteren is geweest. Beide ouders zijn in die periode gezamenlijk en ieder voor zich druk bezig geweest om de veiligheid van [verweerder] , maar ook van de moeder en [A] , te waarborgen en te zoeken naar een plek waar [verweerder] kon gedijen. Op diverse levensgebieden zoals wonen, opleiding, gezondheid, financiën, was er sprake van instabiliteit, dan wel ontsporing. [verweerder] accepteerde niet of nauwelijks meer het gezag van zijn ouders en ging zijn eigen gang, waarbij hij in korte tijd veel gokte en schulden maakte. Ook zette [verweerder] zich daarbij in woord en daad af tegen zijn vader. [verweerder] erkent dat hij in die periode uitlatingen heeft gedaan richting zijn vader die door hem als kwetsend zullen zijn ervaren. Naar het oordeel van de rechtbank dienen de gebeurtenissen in deze periode mede bezien te worden tegen het proces van ‘coming of age’ in combinatie met de diagnose Asperger. Hoewel deze periode voor beide ouders zeer moeilijk en zwaar is geweest, acht de rechtbank de gebeurtenissen niet zodanig dat deze tot een einde, dan wel een vermindering van de onderhoudsverplichting zouden moeten leiden.
Inmiddels lijkt het erop dat deze ‘losbandige’ periode tot een einde is gekomen en dat [verweerder] , ondanks de moeilijkheden die hij vanwege zijn Asperger ervaart, zich inspant om zijn opleiding te voltooien en te werken aan een zinvolle route richting zijn toekomst. Op dit moment is daarbij geen ruimte voor een relatie met zijn vader, vanwege de teleurstelling die [verweerder] daarbij herhaaldelijk heeft ervaren.
De rechtbank heeft een beeld gekregen van een vader, die uiterst betrokken is bij het welzijn van [verweerder] en dolgraag invulling zou willen geven aan zijn vaderschap, door [verweerder] te steunen en met raad en daad terzijde te staan. Zoals door de vader is verwoord: “Mijn deur en mijn hart staan altijd open voor [verweerder] .”
De rechtbank ziet een intelligente jonge man, die met vallen en opstaan vorm en inhoud probeert te geven aan zijn leven en een gekwetste vader, die zich gediskwalificeerd voelt in zijn ouderrol. Wellicht dat het partijen lukt, met het verstrijken van de tijd, elkaar weer te vinden en te erkennen.
[verweerder] heeft de rechtbank verzocht te verstaan dat hij geen rekening en verantwoording hoeft af te leggen aan zijn vader over de besteding van de ontvangen bijdrage. Naar het oordeel van de rechtbank kan van een dergelijke verplichting ook geen sprake zijn. Anderzijds kan van [verweerder] wel worden verwacht dat hij zijn vader periodiek (bijvoorbeeld eens per drie maanden) op de hoogte houdt van de voortgang in zijn opleidingstraject.

6.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek van vader af.
verstaat dat [verweerder] geen rekening en verantwoording hoeft af te leggen aan zijn vader over de besteding van de te ontvangen bijdrage in zijn kosten van levensonderhoud en studie.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. M.H. van der Lecq en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2020 in tegenwoordigheid van M.T. Hovius-Huisman, griffier.