Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
ABN AMRO BANK N.V.,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
5.De beslissing
10 juni 2020,
Rechtbank Overijssel
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd op 1 april 2020, wordt de vervroegde onteigening van bepaalde perceelsgedeelten ten name van de Staat der Nederlanden uitgesproken. De onteigening is noodzakelijk voor de reconstructie van de rijksweg A1, specifiek de delen die zich bevinden in de gemeenten Deventer en Lochem. De Staat heeft een verzoek ingediend op basis van de Onteigeningswet, waarbij de rechtbank oordeelt dat de Staat voldoende heeft aangetoond dat er geen serieuze onderhandelingen hebben plaatsgevonden met de eigenaar van de te onteigenen gronden, aangeduid als [gedaagde]. De rechtbank concludeert dat het verweer van [gedaagde] niet slaagt, omdat hij niet inhoudelijk heeft gereageerd op de herhaalde aanbiedingen van de Staat en onvoldoende heeft aangetoond waarom de aangeboden prijs niet acceptabel zou zijn.
De rechtbank wijst erop dat de Staat bij herhaling een aanbod heeft gedaan dat gebaseerd was op een grondprijs van € 20,00 per m2, maar dat [gedaagde] dit aanbod enkel op basis van de hoogte van de prijs heeft afgewezen zonder een tegenbod te doen. De rechtbank stelt vast dat de Staat de wettelijke formaliteiten en termijnen in acht heeft genomen en dat er geen andere (beperkt) gerechtigden op de aangewezen perceelsgedeelten zijn. De rechtbank geeft opdracht aan de benoemde deskundigen om de schadeloosstelling voor [gedaagde] te begroten, en bepaalt het voorschot op de schadeloosstelling op € 295.260,00. De uitspraak wordt openbaar gemaakt in het nieuwsblad De Stentor, editie Deventer.