ECLI:NL:RBOVE:2020:1390

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 april 2020
Publicatiedatum
3 april 2020
Zaaknummer
08/960102-15 (P) (LP)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting en witwassen door gemeenteambtenaar en medeverdachten

Op 6 april 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 45-jarige werf- en wagenparkbeheerder van de gemeente Amsterdam, die samen met zijn vrouw en twee medeverdachten is veroordeeld voor oplichting en witwassen. De hoofdverdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 43 maanden, terwijl zijn vrouw een straf van 32 maanden kreeg opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachten gedurende een periode van 7,5 jaar de gemeente Amsterdam en een leasebedrijf voor een totaalbedrag van ongeveer 3 miljoen euro hebben opgelicht door middel van valse facturen voor niet geleverde goederen en diensten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten opzettelijk gebruik hebben gemaakt van valse en vervalste geschriften, en dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan gewoontewitwassen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij het vertrouwen in de integriteit van het financiële verkeer ernstig is geschaad. De rol van de hoofdverdachte werd als significant beschouwd, en de rechtbank heeft een lange gevangenisstraf opgelegd om recht te doen aan de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/960102-15 (P) (LP)
Datum vonnis: 6 april 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] ( [land] ),
thans niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen, volgens eigen opgaaf wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
1 oktober 2018, 3 maart 2020, 5 maart 2020 en 23 maart 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. van Doorn en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. T.P.A.M. Wouters, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven op neer dat verdachte - samen met haar echtgenoot/medeverdachte [medeverdachte] de gemeente Amsterdam en [bedrijf 1] , het bedrijf dat aankopen van onder andere voertuigen voor de gemeente administratief regelde, 7,5 jaar lang heeft opgelicht. Daarvoor heeft [medeverdachte] onder meer facturen van [bedrijf 2] ( [bedrijf 2] , het bedrijf op naam van verdachte) opgemaakt ter zake van niet daadwerkelijk geleverde goederen en diensten en deze valse facturen bij de gemeente of [bedrijf 1] ingediend. [medeverdachte] heeft daarmee bijna 3 miljoen euro ontvangen. Bij een en ander heeft verdachte hem geholpen. Dat geld en de uit misdrijf verkregen gelden van [bedrijf 3] ( [bedrijf 3] ) en [bedrijf 4] ( [bedrijf 4] ) heeft verdachte samen met [medeverdachte] witgewassen door het aan allerlei zaken uit te geven.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte (na de toegestane wijziging ter terechtzitting van 3 maart 2020) dat:
1.
(oplichting art. 326 Sr)
Zij,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 januari 2008 tot en met 7 september 2015 te (Amsterdam), althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
de gemeente Amsterdam en/of [bedrijf 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten:
(via [bedrijf 2] )
  • Een (giraal) geldbedrag van in totaal€ 864.852,40door de gemeente Amsterdam overgemaakt aan [bedrijf 2] en/of
  • Een (giraal) geldbedrag van in totaal€ 2.162.097,69door de gemeente Amsterdam overgemaakt aan [bedrijf 1] , waarvan [bedrijf 1] in totaal€ 2.013.488,65over heeft gemaakt aan [bedrijf 2] ,
hebbende zij, verdachte en/of haar mededader(s) met het vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
  • een bedrijf, zijnde een eenmanszaak op naam van verdachte ( [bedrijf 2] ) opgericht en/of
  • een werkplek gehuurd voor [bedrijf 2] en/of
  • zich middels [bedrijf 2] voorgedaan als betrouwbare leverancier van goederen en/of diensten en/of werkzaamheden ten behoeve van (het wagenpark en/of de werven) van de gemeente Amsterdam en/of
  • meerdere facturen op naam van [bedrijf 2] opgemaakt en/of gestuurd en/of ingediend bij [bedrijf 1] en/of de gemeente Amsterdam en/of
  • (schriftelijke en/of mondelinge) mededelingen gedaan over de gefactureerde goederen en/of diensten en/of werkzaamheden aan de gemeente Amsterdam en/of aan [bedrijf 1]
  • de indruk gewekt dat goederen en/of diensten en/of werkzaamheden vermeld op deze facturen aan de gemeente Amsterdam en/of [bedrijf 1] geleverd en/of verricht zijn door [bedrijf 2] , terwijl deze of goederen en/of diensten en/of werkzaamheden niet zijn geleverd en/of verricht,
waardoor de gemeente Amsterdam en/of [bedrijf 1] (telkens) werden bewogen tot bovenomschreven afgifte(s).

2. (valsheid in geschrifte ex artikel 225 lid 2 Sr)

Zij,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 januari 2008 tot en met 7 september 2015 te Amsterdam, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen als ware deze echt en onvervalst door:
  • 81 facturen op naam van [bedrijf 2] aan de gemeente Amsterdam (voor een totaalbedrag van € 864.852,40)(ZD p.17 en bijlage p.132 ev) te versturen en/of te laten sturen aan en/of in te dienen bij de gemeente Amsterdam en/of [bedrijf 1] , en/of
  • 113 facturen op naam van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] (voor een totaalbedrag van € 2.013.488,65) (ZD p.19 en bijlage p. .318 ev) te versturen en/of te laten sturen aan en/of in te dienen bij de gemeente Amsterdam en/of [bedrijf 1] .

terwijl zij, verdachte en/of haar mededaders wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat voornoemde facturen bestemd waren om gebruik van te maken als ware deze echt en onvervalst

3. ((gewoonte)witwassen artt. 420bis en 420ter Sr)

Zij,
op diverse tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2008 tot en met 7 september 2015 te Amsterdam, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen,
immers heeft zij, verdachte, en/of (één of meer van) haar mededaders,
a.
a) van een of meerdere (grote) geldbedragen van in totaal€ 3.012.939,44bestaande uit:
  • € 126.043,95 (6.1 Overschrijvingen naar Rabobankrekening ten name van [naam 1] ),
  • € 185.544,- (6.2: betalingen voor de drie voertuigen van het merk Porsche, type Cayenne),
  • € 14.888,- (6.3: betaling voor het voertuig van het merk Mini),
  • € 40.000,- (6.4: betaling voor het vaartuig merk Baja),
  • € 15.000,- (6.4: betaling voor het vaartuig merk Chapparal),
  • € 8.000,- (6.4: betalingen voor het vaartuig merk Sea Ray),
  • € 18.345,65 (6.5: betalingen aan het [hotel 1] Maastricht),
  • € 3.568,24 (6.5: betalingen aan het [hotel 2] te Valkenburg aan [adres 2] ),
  • € 1.040,93 (6.5: betalingen voor het vliegticket naar Suriname ten name van [naam 2] ),
  • € 5.078,33 (6.5: betalingen voor overige reizen),
  • € 1.542.063,- (6.6: uitgaven in [casino] en ten behoeve van online gokken),
  • € 212.800,- (6.7: uitgaven bij [juwelier] te Maastricht),
  • € 63.587,50 (6.7: uitgaven bij [opticien] te Maastricht),
  • € 60.122,07 (6.7: uitgaven bij diverse tabakswinkels en loterij loten),
  • € 598.428,88 (6.7: diverse uitgaven),
  • € 98.349,77 (6.8: betalingen voor huurkosten op verschillende locaties),
  • € 20.079,12 (6.9: overschrijvingen naar derden),

de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats, en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen of verhuld wie de rechthebbende is of het voorhanden heeft,

en/of
b) een of meerdere (grote) geldbedragen van in totaal€ 3.012.939,44bestaande uit:
  • € 126.043,95 (6.1 Overschrijvingen naar Rabobankrekening ten name van [naam 1] ),
  • € 185.544,- (6.2: betalingen voor de drie voertuigen van het merk Porsche, type Cayenne),
  • € 14.888,- (6.3: betaling voor het voertuig van het merk Mini),
  • € 40.000,- (6.4: betaling voor het vaartuig merk Baja),
  • € 15.000,- (6.4: betaling voor het vaartuig merk Chapparal),
  • € 8.000,- (6.4: betalingen voor het vaartuig merk Sea Ray),
  • € 18.345,65 (6.5: betalingen aan het [hotel 1] Maastricht),
  • € 3.568,24 (6.5: betalingen aan het [hotel 2] te Valkenburg aan [adres 2] ),
  • € 1.040,93 (6.5: betalingen voor het vliegticket naar Suriname ten name van [naam 2] ),
  • € 5.078,33 (6.5: betalingen voor overige reizen),
  • € 1.542.063,- (6.6: uitgaven in [casino] en ten behoeve van online gokken),
  • € 212.800,- (6.7: uitgaven bij [juwelier] te Maastricht),
  • € 63.587,50 (6.7: uitgaven bij [opticien] te Maastricht),
  • € 60.122,07 (6.7: uitgaven bij diverse tabakswinkels en loterij loten),
  • € 598.428,88 (6.7: diverse uitgaven),
  • € 98.349,77 (6.8: betalingen voor huurkosten op verschillende locaties),
  • € 20.079,12 (6.9: overschrijvingen naar derden),

verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van voornoemde geldbedragen gebruik gemaakt,

terwijl zij, verdachte en/of één of meer van haar mededaders, wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voornoemde geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Aanleiding start onderzoek:
In februari 2015 is door medewerkers van de Dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid van Politie, in het kader van de bestrijding van witwassen onderzoek gedaan naar zogeheten “patserboten”. Dat zijn grotere, vaak snelle, opvallende en vooral dure types speedboten, die populair zijn binnen het criminele milieu. Bij dit onderzoek kwam [medeverdachte] [2] , echtgenoot van verdachte, in beeld en ten aanzien van beiden is de verdenking gerezen dat zij zich bezighielden met (gewoonte)witwassen, gelet op het feit dat zij verscheidene dure goederen hadden aangeschaft, te weten 3 snelle motorboten en 19 voertuigen, waaronder 3 Porsches, terwijl een en ander niet in verhouding stond tot hun (vermoedelijke) gezamenlijke inkomsten uit arbeid die werden geschat op een totaalbedrag van maximaal 6.900 euro bruto per maand.
Op grond van voornoemde verdenking is in juni 2015 op last van de officier van justitie het onderzoek 26Hippo ingesteld. Op 21 juli 2015 is door de rechter-commissaris op vordering van officier van justitie een machtiging verleend tot een strafrechtelijk financieel onderzoek (SFO) teneinde meer inzicht te verkrijgen in de vermogensposities van verdachte en [medeverdachte] .
Verdenking ter zake van oplichting, valsheid in geschrift en witwassen
Bij aanvang van het onderzoek bleek onder meer dat op de bankrekening van [bedrijf 2] ( [bedrijf 2] ), het bedrijf dat op naam stond van verdachte, door de gemeente Amsterdam ( [stadsdeel] ) diverse girale overschrijvingen waren gedaan voor een totaalbedrag van ongeveer € 500.000,--, ter voldoening van facturen van [bedrijf 2] ten laste van de gemeente Amsterdam. In verband met het gerezen vermoeden dat sprake zou kunnen zijn van onterechte betalingen door de gemeente Amsterdam aan [bedrijf 2] is de gemeente Amsterdam als toenmalig werkgeefster van [medeverdachte] eind augustus 2015 geïnformeerd. De gemeente Amsterdam is daarop een eigen intern onderzoek, onderzoek Tulp, gestart, dat (deels) parallel met het SFO is uitgevoerd en waarvan het onderzoeksrapport Tulp is toegevoegd aan het strafdossier.
Uit het opsporingsonderzoek en het onderzoek Tulp is gebleken dat in de periode vanaf januari 2008 tot en met september 2015 diverse malen geldbedragen zijn overgemaakt door de gemeente Amsterdam of [bedrijf 1] ter voldoening van ingediende facturen door [bedrijf 2] , [bedrijf 4] ( [bedrijf 4] ) en van [bedrijf 3] ( [bedrijf 3] ), waarbij naar voren kwam dat die facturen zeer waarschijnlijk vals zijn, omdat de gefactureerde goederen en/of diensten nooit lijken te zijn geleverd of uitgevoerd,
onder meer omdat uit de bankafschriften van [bedrijf 2] niet bleek van enige uitvoering van bedrijfsactiviteiten zoals inkoop van goederen en betaling van bedrijfskosten.
Uit onderzoek naar de bankrekeningen op naam van verdachte en/of [medeverdachte] kwam naar voren dat zij diverse malen aanzienlijke geldbedragen hebben ontvangen, afkomstig van [bedrijf 2] , [bedrijf 4] en [bedrijf 3] en dat zij die geldbedragen hebben gebruikt voor privé-uitgaven en privébetalingen, op grond waarvan de verdenking is gerezen dan wel nader geconcretiseerd ter zake van oplichting, valsheid in geschrift en witwassen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor het onder 1, 2 en 3 (in beide cumulatieven) ten laste gelegde op grond van de daartoe in haar schriftelijk requisitoir omschreven bewijsmiddelen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de aan de verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten en heeft daartoe - kort samengevat - primair gesteld dat er geen sprake is (van bewijs) voor fictieve facturen van [bedrijf 2] en daarmee ook geen sprake van oplichting of valsheid in geschrift.
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde subsidiair aangevoerd dat
niet kan worden vastgesteld dat verdachte, na de oprichting van [bedrijf 2] , werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf 2] , bestaande uit, bijvoorbeeld, het opmaken of versturen van facturen of het onderhouden van contact met de gemeente en/of [bedrijf 1] , terwijl ook anderszins niet kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij de tussen
[bedrijf 2] en de gemeente en [bedrijf 1] gemaakte afspraken.
De verdediging heeft meer subsidiair aangevoerd dat de naar voren gekomen feiten en omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat er ten aanzien van verdachte sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. De handelingen van verdachte zijn van niet voldoende gewicht geweest om de kwalificatie medeplegen te rechtvaardigen. Volgens de verdediging kan in dit verband evenmin worden vastgesteld dat verdachte opzettelijk heeft samengewerkt en daarbij het oogmerk tot wederrechtelijke bevoordeling had.
De verdediging heeft over feit 2 subsidiair aangevoerd dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor betrokkenheid van verdachte bij het indienen van facturen van [bedrijf 2] bij de gemeente en/of [bedrijf 1]
De verdediging heeft meer subsidiair - op dezelfde gronden als vermeld onder 1 subsidiair - aangevoerd dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor medeplegen van valsheid in geschrift, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte opzet heeft gehad op een samenwerking, laat staan dat opzet (al dan niet in voorwaardelijke zin) gericht is geweest op het gebruik maken van valselijk opgemaakte geschriften.
De verdediging heeft ten aanzien van het aan de verdachte onder 3 ten laste gelegde witwassen aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat de geldbedragen die zij tot haar beschikking had van misdrijf afkomstig waren. Evenmin kan volgens de verdediging worden vastgesteld dat sprake is geweest van schuldwitwassen, omdat geen sprake is geweest van een situatie waarin verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig was.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de ten laste gelegde feiten, gelet op hun onderlinge samenhang, gezamenlijk bespreken. De inhoud van de bewijsmiddelen wordt steeds gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft.
De rechtbank gaat daarbij uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Aangifte gemeente Amsterdam
Op 2 oktober 2015 is door [aangever] namens de gemeente Amsterdam aangifte gedaan van onder meer oplichting en valsheid in geschrift, nadat uit onderzoek was gebleken dat de praktijk rondom de inkoopprocessen afwijkend was ten opzichte van de voorgeschreven procedure en onder meer was vastgesteld dat betalingen van grote bedragen van [bedrijf 1] naar [bedrijf 2] (de rechtbank begrijpt: [bedrijf 2] ) waren gedaan ter zake van onder meer 7 gefactureerde tractoren, die niet werden aangetroffen op de gemeentewerf in [stadsdeel] en eventuele onderhoudskosten aan voertuigen die nooit geleverd zijn, op grond waarvan het vermoeden is ontstaan dat [medeverdachte] als wagenparkbeheerder/coördinator en werfbeheerder van [stadsdeel] de gemeente Amsterdam heeft opgelicht door opdrachten te initiëren en goed te keuren en voor ontvangst van goederen en diensten te tekenen, terwijl die nooit geleverd zijn. [3] Op 16 november 2016 is ook aangifte gedaan tegen [bedrijf 4] , omdat deze ook een rol heeft gespeeld bij voorgaande. [4]
Functie en werkzaamheden van [medeverdachte]
is van 1 januari 2004 tot 2 december 2015 werkzaam geweest bij de gemeente Amsterdam. Vanaf 1 januari 2007 was hij in dienst als wagenpark- en werfbeheerder van het [stadsdeel] bij de gemeente Amsterdam. In die hoedanigheid was hij onder meer verantwoordelijk voor de inkoop van voertuigen, appendages en onderhoud/reparaties met betrekking tot het wagenpark en de werven waar de voertuigen zijn geplaatst. [5]
Het inkoopproces en het beheer van voertuigen van de gemeente Amsterdam
[bedrijf 1] is het administratiekantoor voor het wagenpark van de gemeente Amsterdam. De door de gemeente Amsterdam gekochte voertuigen worden administratief ondergebracht bij [bedrijf 1] .
[bedrijf 1] beheert de voertuigen. De gemeente Amsterdam is de eigenaar van de voertuigen.
[bedrijf 6] was tot 2014 verantwoordelijk voor de administratieve afhandeling van bestellingen door Stadsdelen bij [bedrijf 1] . Vanaf 2014 heeft het [bedrijf 7] die taak overgenomen. [6]
Girale betalingen door gemeente Amsterdam ter zake van facturen van [bedrijf 2]
- In de periode van 14 januari 2009 tot en met 29 juli 2015 is door de gemeente Amsterdam door middel van 52 girale overschrijvingen een geldbedrag van in totaal € 864.852,40 overgemaakt aan [bedrijf 2] [7] , ter voldoening van 81 facturen van [bedrijf 2] aan de gemeente Amsterdam, welke facturen door [bedrijf 2] waren verzonden in de periode van 15 december 2008 tot en met 29 juli 2015 ter zake van door [bedrijf 2] verrichte werkzaamheden en/of geleverde goederen voor/aan de gemeente Amsterdam [8] ;
- In het dossier zijn 59 van de 81 facturen van [bedrijf 2] aan de gemeente Amsterdam aangetroffen [9] ;
- In de periode van 24 april 2009 tot en met 19 augustus 2015 is door de gemeente Amsterdam een geldbedrag van in totaal € 2.162.097,69 overgemaakt aan [bedrijf 1] , ter voldoening door [bedrijf 1] van 113 facturen van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] (door [bedrijf 1] ontvangen in de periode van 16 april 2009 tot en met 24 juli 2015) ter zake van door [bedrijf 2] verrichte werkzaamheden en/of geleverde goederen voor/aan de gemeente Amsterdam [10] ;
-In het dossier zijn 109 van de 113 facturen van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] aangetroffen [11] ;
Girale betalingen door [bedrijf 1] aan [bedrijf 2] ter zake van facturen van [bedrijf 2]
- In de periode van 28 april 2009 tot en met augustus 2015 is door [bedrijf 1] door middel van 28 girale overschrijvingen in totaal een geldbedrag van € 2.013.488,65 overgemaakt aan [bedrijf 2] , ter voldoening van 113 facturen van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] [12] (door [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] verzonden in de periode van 16 april 2009 tot en met 24 juli 2015) [13] ;
Bevindingen ten aanzien van facturen van [bedrijf 2] aan de gemeente Amsterdam
In de 81 rechtstreeks aan de gemeente Amsterdam verzonden facturen zijn verschillende werkzaamheden (rioleringswerkzaamheden en reparaties) en materialen ten behoeve van het wagenpark of de werven gedeclareerd. [14]
Opvallend aan de facturen is dat:
- als projectnaam verschillende (benamingen van) gemeentewerven zijn vermeld;
- bij de referentie altijd een naam en soms ook een nummer vermeld is; dat de naam van verdachte op 56 facturen is vermeld, vaak alleen, soms met een andere naam erbij;
- vanaf 1 oktober 2012 is gefactureerd met verschillende btw-tarieven, terwijl het btw-tarief sinds 1 oktober 2012 is verhoogd naar 21%;
- de vermelde betalingstermijn varieert tussen de 8 en 14 dagen;
- er continu wisselingen in telefoon- en faxnummers plaatsvinden, met wisselende vermelding van een vast telefoonnummer en een mobiel telefoonnummer. [15]
Bevindingen ten aanzien van facturen [bedrijf 2] aan [bedrijf 1]
In de 113 aan [bedrijf 1] verzonden facturen worden voertuigen en appendages gedeclareerd, alsmede klein materieel en arbeidsloon. [16]
De door [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] verzonden facturen voor door de gemeente Amsterdam bestelde voertuigen en appendages voldoen niet aan de door de Belastingdienst gestelde eisen.
Opvallend aan de facturen is verder dat:
- er is gevarieerd in het vermelde vaste en mobiele telefoonnummer;
- de type voertuigen en appendages veelal beginnen met de aanduiding “ [aanduiding] ”;
- een standaard opmaak ten aanzien van de factuurnummers ontbreekt: er is een mix zichtbaar van verwijzingen naar dagen en maanden;
- in 2012 op 5 en 6 december 2012 56 facturen naar [bedrijf 1] worden verstuurd, 24 voor het aanbrengen van snelheidsafhankelijke sproeisystemen en 32 voor het aanbrengen van fijnstof beperkende maatregelen;
- op alle facturen de leverdatum ontbreekt en wordt vermeld: “geleverd” met een omschrijving van de goederen. [17]
Bevindingen ten aanzien van bedrijfslocatie, bedrijfsvoering en bedrijfsadministratie [bedrijf 2]
Blijkens informatie van de Kamer van Koophandel is [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1973, (verdachte) wonende te [adres 3] , sinds 28 november 2008 gestart met eenmanszaak [bedrijf 2] , met als bezoekadres: [adres 4] , en luidt het postadres [adres 5] .
Volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel heeft [bedrijf 2] de navolgende activiteiten: “groothandel in containers en klein gereedschap, het leveren van diensten op technisch, operationeel en facilitair gebied en tevens bedrijfsorganisatie-adviesbureau. [18]
Het bedrijfsadres van [bedrijf 2] betreft een hooischuur die sinds 2008 werd verhuurd aan verdachte. Vanaf ongeveer 2012 werd de huur door [medeverdachte] en [verdachte] (verdachte) opeens voor een heel jaar vooruit per bank overgemaakt aan verhuurster [naam 4] en sindsdien heeft [naam 4] hen niet meer bij de hooischuur gezien. Zij heeft wel gezien dat [medeverdachte] regelmatig met een vriend aan het klussen was met auto’s en dat verdachte er dan bij zat. [19]
Uit de verstrekte fiscale gegevens blijkt dat de door verdachte zelf opgegeven omzet over 2009 tot en met 2012 telkens € 0,-- bedroeg en € 0,-- omzetbelasting is betaald. Over de jaren 2013 tot en met 2016 is geen omzet opgegeven. [20]
Betrokkenheid van verdachte bij [bedrijf 2]
- Op de laptop van verdachte zijn onder meer relevante e-mails van [bedrijf 2] en offertes van [bedrijf 2] aangetroffen. [21]
- verdachte heeft in augustus 2015 op verzoek van [medeverdachte] namens [bedrijf 2] telefonisch contact gezocht met [bedrijf 1] in verband met een factuur van [bedrijf 2] die nog niet was voldaan en heeft daarna daarover met hem gesproken. [22]
- Vanaf het e-mailadres [mailadres] (gekoppeld aan mevrouw [naam 3] ) is op 8 december 2013 een e-mail verzonden aan hetzelfde e-mailadres (gekoppeld aan “ [bedrijf 5] ) met in de bijlage drie facturen van 9 december 2013 op naam van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] ; deze e-mail had het onderwerp: afdrukken en opsturen”;
- verdachte heeft blijkens een e-mail van 10 juni 2014 facturen van [bedrijf 2] geprint en verzonden. [23]
- verdachte had wetenschap van de bankrekening van [bedrijf 2] en heeft ook feitelijk gebruik gemaakt van de bankrekening, gelet op (onder meer) de door haar op verzoek van [medeverdachte] gedane vijf overboekingen van 20.000 euro. [24]
Analyse van de bankrekening [rekeningnummer 1] op naam van [bedrijf 2]
Uit analyse van de bankrekening van [bedrijf 2] blijkt dat tegenover alle door de gemeente Amsterdam bijgeschreven bedragen ter voldoening van de gefactureerde diensten en goederen/materialen geen uitgaven zijn terug te vinden die kunnen wijzen op daarvoor gemaakte inkoopkosten of onkosten, waardoor geen inkoopwaarde van de omzet wordt getoond dan wel kan worden vastgesteld. De inkoopprijs van de gefactureerde goederen en diensten blijkt niet uit de bankgegevens en daarmee ontbreekt een goederenstroom. [25]
Bevindingen ten aanzien van (ontbreken van) wetenschap bij werknemers van de gemeente Amsterdam ter zake van verrichte werkzaamheden en levering van goederen door [bedrijf 2]
Werfmedewerkers, onder wie [getuige 2] , die in het kader van het onderzoek Tulp zijn gehoord hebben verklaard het bedrijf [bedrijf 2] niet te kennen en de facturen van [bedrijf 2] niet te herkennen. [26] Tegenover de rechter-commissaris hebben de als getuige gehoorde (voormalig) werfmedewerkers [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] , [getuige 6] , [getuige 2] , [getuige 7] en [getuige 8] overeenkomstig verklaard en heeft getuige [getuige 2] zijn eerdere verklaring bevestigd.
Mevrouw [naam 5] , medewerkster Ondersteuning [stadsdeel] , heeft verklaard dat voor de ontvangen facturen de bevestiging ter zake van geleverde diensten en/of goederen mondeling van [medeverdachte] kwam. [27] Zij ging in haar functie van financieel medewerkster met [medeverdachte] eenmaal per week zitten voor facturen waarvan zij geen pakbon had of waarvan de omschrijving vaag was en als hij een specificatie kon geven, dan was het goed voor haar. [28]
Bevindingen inzake onderzoek op de vier gemeentewerflocaties van de gemeente Amsterdam
In de facturen van [bedrijf 2] die rechtstreeks aan de gemeente Amsterdam zijn gestuurd zijn verschillende werkzaamheden (rioleringswerkzaamheden, reparaties) en materialen ten behoeve van het wagenpark of de werven gedeclareerd.
In de facturen aan [bedrijf 1] zijn voertuigen en appendages gedeclareerd en klein materieel en arbeidsloon.
Op 15 november 2015 is in samenwerking met de gemeente Amsterdam op vier locaties (de werf [werf 1] , de parkeerplaats [parkeerplaats] , de werf [werf 2] en de werf [werf 3] ) onderzoek gedaan naar de daar aanwezige voertuigen en appendages, teneinde te controleren of de door [bedrijf 2] via [bedrijf 1] gefactureerde voertuigen en/of appendages op één van de locaties konden worden aangetroffen, waarbij is vastgesteld dat:
-de 9 gefactureerde voertuigen (waaronder 7 Shibauru RB940 mini-tractoren van 107.630 euro) en 3 RB350 hogedrukunits niet aanwezig waren; RB940 en RB350 zijn daarbij een niet bestaande typeaanduiding;
-de 17 gefactureerde losse appendages niet aanwezig waren en dat 2 gefactureerde appendages niet thuis te brengen waren, omdat type RB5000 een niet bestaand type is;
- gefactureerde appendages en aanpassingen op voertuigen die door andere leveranciers zijn geleverd, te weten PM10 systemen en een snelheidsafhankelijk sproeisysteem, al standaard bleken te zijn ingebouwd, zodat het onwaarschijnlijk is dat dit achteraf is gebeurd;
- de hydraulische kantelbak niet is aangetroffen [29] ;
Overige bevindingen inzake de op de facturen van [bedrijf 2] vermelde goederen/onderdelen
De zuigunits van het merk Fiedler (en niet zoals door [bedrijf 2] gefactureerd: Fiegler-zuigunits) zijn geleverd door Hako [30] ;
De leveranciers van de voertuigen (Ravo, Hako BV en Aebi Schmidt) hebben verklaard dat PM10 een fijnstofnorm is en geen aanpassing betreft en dat dit dus een verzonnen aanpassing is en niet achteraf geplaatst kan worden [31] ;
De gefactureerde zoutoplosser merk Nibo type RB5000 bestaat niet [32] .
Ten aanzien van de overige relevante feiten en omstandigheden
Overschrijvingen van bankrekening [rekeningnummer 2] op naam van [bedrijf 3] naar bankrekeningen van [verdachte] e/o [medeverdachte]
Van de bankrekening van [bedrijf 3] zijn 6 overboekingen in 2014 en 7 overboekingen in 2015, voor een totaalbedrag van € 110.050,--, gedaan naar de privérekeningen [rekeningnummer 3] (een overschrijving van € 18.750,--) en [rekeningnummer 4] (12 overschrijvingen voor in totaal € 91.300,--) op naam van [verdachte] e/o [medeverdachte] . [33]
Van de bankrekening van [bedrijf 3] is in totaal voor € 32.000,-- opgenomen aan contant geld en is € 11.000,-- uitgegeven bij [casino] [34] . De uitgaven in het casino werden gedaan op momenten dat verdachte en [verdachte] daar aanwezig waren. [35]
Overschrijvingen van bankrekening [rekeningnummer 5] op naam van [bedrijf 4] naar bankrekening van [verdachte] e/o [medeverdachte]
Van de bankrekening van [bedrijf 4] zijn 20 overboekingen in 2009, 23 overboekingen in 2010 en 45 overboekingen in 2011, voor een totaalbedrag van € 783.284,42, gedaan naar de privérekening [rekeningnummer 4] op naam van [verdachte] e/o [medeverdachte] . [36]
Overschrijvingen van bankrekeningen van [bedrijf 2] ( [bedrijf 2] ) en van [verdachte] en/of [medeverdachte] naar bankrekening [rekeningnummer 6] op naam van [naam 1]
Uit nader onderzoek naar voornoemde bankrekening van [naam 1] blijkt dat op deze bankrekening in de periode van 1 januari 2008 tot en met 15 december 2014 onder meer (door middel van diverse girale overboekingen) de navolgende totaalbedragen zijn bijgeschreven/gecrediteerd:
  • € 94.000,-- van [bedrijf 2] , tegenrekening [rekeningnummer 1] ;
  • € 10.250,-- van [verdachte] e/o [medeverdachte] , tegenrekening
[rekeningnummer 4] ;
- € 21.793,95 € 21.793,95 van [verdachte] e/o [medeverdachte] , tegenrekening [rekeningnummer 3]
Het totaalbedrag van voornoemde overschrijvingen in voornoemde periode bedraagt
€ 126.043,95.
Het aan de bankrekening van [naam 1] gekoppelde adres was [adres 3] te Badhoevedorp; het toenmalige adres van verdachte en [verdachte] . [37]
Persoonlijke situatie van verdachte en [medeverdachte]
Verdachte en [medeverdachte] zijn op 27 juli 2007 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd in Haarlemmermeer. Beiden zijn gezamenlijk eigenaar van de woning [adres 3] te Badhoevedorp en staan (gedurende de onderzoeksperiode) ingeschreven op voornoemd adres. [38]
Bevindingen ten aanzien van financiële situatie verdachte en [medeverdachte]
Bij aanvang van het onderzoek bleken verdachte en/of [medeverdachte] zeven bankrekeningen op hun naam te hebben staan, waaronder (op naam van [verdachte] ) een betaal- en spaarrekening van [bedrijf 2] . Van deze zeven rekeningen waren er drie al actief bij het begin van de onderzoeksperiode met een totaalsaldo op 1 januari 2008 van € 1.823,83. [39]
Het totaalbedrag aan door verdachte en [medeverdachte] giraal ontvangen inkomsten uit arbeid en/of uitkering in de onderzoeksperiode van 3 januari 2008 tot en met 5 september 2015/1 januari 2008 tot en met 21 augustus 2015 bedroeg € 314.714,18 [40] .
Van dit totaalbedrag was € 216.064,71 afkomstig van [stadsdeel] van de gemeente Amsterdam. Het resterende bedrag ad € 98.649,47 was afkomstig van verschillende werkgevers en/of uitzendbureaus. [41]
De gemiddelde inkomsten uit loon over voornoemde periode, totaal 92 maanden, bedroegen € 3.421,00 per maand. Het verschil tussen de gemiddelde maandelijkse legale inkomsten uit arbeid en de gemiddelde contante opnames is een negatief bedrag van € 1.617,00. [42]
Verdachte en [medeverdachte] zijn elkaars fiscale partners.
Blijkens de door [medeverdachte] ingediende aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2011 tot en met 2014 bedroeg het arbeidsinkomen bij zijn werkgever gemeente Amsterdam, [stadsdeel] , gemiddeld € 47.129,00. [43]
Blijkens de door verdachte ingediende aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2008 tot en met 2014 bedroeg het gemiddelde arbeidsinkomen € 21.103,00. Het arbeidsinkomen van verdachte over 2013 en 2014 was blijkens de gedane aangiften verwaarloosbaar. [44]
De eigen woning-schuld van verdachte en [medeverdachte] over 2011 toe en met 2014 bedroeg telkens € 164.723,00. Over 2014 werd een bedrag van € 11.794,00 aan rente betaald. [45]
Contante geldopnames door verdachte en/of [medeverdachte]
In de periode van 3 januari 2008 tot en met 6 september 2015 is door verdachte en/of [medeverdachte] voor een totaalbedrag van € 463.473,21 contant geld opgenomen. Per jaar bedroeg het totaalbedrag aan contante geldopnames:
2008: € 16.700,00
2009: € 53.030,00
2010: € 86.340,00
2011: €122.732,02
2012: € 32.908,56
2013: € 29.300,00
2014: € 77.904,23
2015: € 48.058,40 (tot 7 september 2015)
De gemiddelde geldopname per maand over voornoemde periode van in totaal 92 maanden bedroeg € 5.038,00. [46]
Contante geldstortingen op rekeningen van verdachte en/of [medeverdachte]
Uit de banktransacties blijkt dat verdachte en [medeverdachte] in deze periode voor een totaalbedrag van € 63.712,14 aan contante geldstortingen op hun bankrekeningen hebben gedaan. [47]
De waardering van het bewijs
Feit 1 en feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande komen vast te staan dat op geen enkele wijze sprake is geweest van door [bedrijf 2] feitelijk verrichte werkzaamheden/diensten en/of geleverde goederen tegenover de door de firma bij de gemeente Amsterdam en [bedrijf 1] ingediende facturen.
Tijdens zowel het onderzoek van de gemeente als dat van de politie is voor het verweer van [medeverdachte] dat er door of via hem wel degelijk goederen en diensten zijn geleverd geen enkele aanwijzing gevonden, terwijl daarnaar gedegen onderzoek heeft plaatsgevonden. Zo constateert de rechtbank in dit verband onder meer dat:
- meerdere werfmedewerkers in het kader van het onderzoek hebben verklaard [bedrijf 2] / [bedrijf 2] niet te kennen en/of de facturen van [bedrijf 2] niet te herkennen;
- meerdere op verzoek van de verdediging gehoorde getuigen tegenover de rechter-commissaris weliswaar hebben verklaard over op de gemeentewerven uitgevoerde werkzaamheden, maar niet specifiek hebben verklaard over door [medeverdachte] en/of (werknemers van) [bedrijf 2] / [bedrijf 2] verrichte werkzaamheden/diensten en/of door [bedrijf 2] / [bedrijf 2] geleverde goederen; ook zij hebben bovendien verklaard [bedrijf 2] / [bedrijf 2] niet te kennen;
- de in gebruik zijnde locaties van de gemeentewerf [stadsdeel] in november 2015 uitvoerig zijn onderzocht, maar dat dit niet heeft geleid tot het aantreffen van gefactureerde voertuigen en/of onderdelen; de verklaring van getuige [getuige 4] zoals afgelegd tegenover de rechter-commissaris op 8 april 2019 de bevindingen betreffende het op die locaties uitgevoerde onderzoek geenszins ontkracht;
- van [bedrijf 2] een bedrijfsadministratie ontbreekt en op geen enkele wijze is gebleken van
inkoop van goederen en betaling van personeel ten behoeve van de aan de gemeente Amsterdam gefactureerde werkzaamheden en/of goederen;
- evenmin is gebleken van andere bedrijfsactiviteiten en bij de Belastingdienst door/namens [bedrijf 2] nooit aangifte is gedaan ter zake van verschuldigde van omzetbelasting;
- [bedrijf 2] niet was gevestigd op een reguliere bedrijfslocatie en/of in een reguliere bedrijfsruimte, maar op een locatie die uitsluitend geschikt was voor opslag.
De rechtbank stelt vast ten aanzien van de facturen van [bedrijf 2] dat 59 facturen van de in de tenlastelegging vermelde 81 facturen in het dossier zijn aangetroffen. Op grond daarvan is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat ten aanzien van de ontbrekende 22 facturen sprake is geweest van valsheid in geschrift. Dat geldt evenzeer voor 4 facturen van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] die ontbreken in het dossier, zodat de rechtbank verdachte voor wat betreft deze facturen zal vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde. Het ontbreken van deze facturen heeft echter geen consequenties voor het onder 1 ten laste gelegde, nu de bewijsmiddelen voldoende informatie geven over de omstandigheden waaronder de gemeente en [bedrijf 1] de in de tenlastelegging opgenomen bedragen hebben overgemaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen vast komen te staan dat (in elk geval) 59 facturen van [bedrijf 2] aan de gemeente Amsterdam en (in elk geval) 109 facturen van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] valselijk zijn opgemaakt en dat deze zijn verzonden aan de gemeente Amsterdam en/of [bedrijf 1] , die hierdoor en door mededelingen van [medeverdachte] hierover in de veronderstelling verkeerden dat de gefactureerde goederen waren geleverd en/of dat de gefactureerde diensten en/of werkzaamheden waren verricht en tot betaling van de facturen zijn overgegaan. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte] zelf de facturen van [bedrijf 2] heeft opgemaakt en verstuurd.
Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee sprake geweest van het aannemen van een valse hoedanigheid, listige kunstgrepen en samenweefsels van verdichtsels.
Op basis van de valse facturen zijn de gemeente Amsterdam en [bedrijf 1] bewogen om de in de bewijsmiddelen weergegeven gelden te betalen aan [bedrijf 2] , waardoor [medeverdachte] heeft gehandeld met het oogmerk om zichzelf en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen.
Op grond van het vorenoverwogene is komen vast te staan dat [medeverdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan oplichting, valsheid geschrift en he opzettelijk gebruik maken van valse en/of vervalste geschriften.
Daarnaast is komen vast te staan dat de door de gemeente Amsterdam en [bedrijf 1] gestorte geldbedragen op de bankrekening van [bedrijf 2] door (in elk geval) [medeverdachte] zijn gebruikt voor diverse betalingen en uitgaven. Door [medeverdachte] is aldus gehandeld met het oogmerk om zichzelf en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte op een actieve en significante wijze betrokken is geweest bij de oplichting door [medeverdachte] van de gemeente Amsterdam en [bedrijf 1] via de facturen van [bedrijf 2] en het daarbij gebruik maken van valse en/of vervalste geschriften.
Dat blijkt onder meer uit de volgende feiten en omstandigheden:
- [bedrijf 2] is door haar opgericht en stond op haar naam; de bedrijfslocatie was door haar gehuurd en de huur is aanvankelijk door haar voldaan;
- gedurende de korte tijd waarbinnen telefoongesprekken van verdachte zijn afgeluisterd is gebleken dat zij op verzoek van verdachte telefonisch contact heeft gezocht met [bedrijf 1] in verband met een nog niet betaalde factuur van [bedrijf 2] en dat zij op verzoek van verdachte facturen van [bedrijf 2] heeft geprint;
- zij heeft e-mails verzonden, onder meer met facturen van [bedrijf 2] als bijlagen;
- zij had wetenschap van de bankrekening van [bedrijf 2] en heeft ook feitelijk gebruik gemaakt van de bankrekening, gelet op (onder meer) de door haar op verzoek van [medeverdachte] gedane vijf overboekingen van 20.000 euro.
Gelet op het overwogene wordt de verklaring van verdachte dat zij niet betrokken is geweest bij hetgeen zich binnen [bedrijf 2] heeft afgespeeld als ongeloofwaardig terzijde geschoven.
Verdachte en [medeverdachte] waren zich bewust van de samenwerking en wisten waarop de samenwerking was gericht, namelijk het bewegen van de gemeente Amsterdam en [bedrijf 1] tot het overboeken naar de bankrekening van [bedrijf 2] van de door medeverdachte namens [bedrijf 2] aan hen verzonden facturen.
Verdachte heeft daarin met haar gedragingen een wezenlijke rol vervuld. Daarmee acht de rechtbank het opzet van verdachte op zowel haar eigen bijdrage als het misdrijf dat zij daarmee heeft ondersteund bewezen. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het medeplegen van oplichting zoals onder feit 1 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen.
Voorts acht de rechtbank daarmee het medeplegen van het opzettelijk gebruikmaken van een geschrift, als ware het echt en onvervalst zoals onder 2 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Uit hetgeen ten aanzien van feit 1 en 2 is overwogen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat alle gelden die verdachte en [medeverdachte] hebben gebruikt voor de betreffende overschrijvingen, betalingen en uitgaven zoals onder feit 3 ten laste zijn gelegd, afkomstig zijn van misdrijf. De door haar echtgenoot [medeverdachte] ontvangen salarissen uit zijn werkzaamheden uit dienstverband bij de gemeente kunnen, in aanmerking genomen het daaruit af te leiden besteedbaar inkomen, de door hem gedane overschrijvingen, betalingen en uitgaven ten bedrage van ruim 3 miljoen euro niet verklaren. Evenmin is gebleken van andere, legale ontvangsten van geldbedragen door verdachte.
De door de gemeente Amsterdam en [bedrijf 1] gestorte geldbedragen op de bankrekening van [bedrijf 3] en [bedrijf 4] zijn vrijwel geheel en direct na die stortingen overgeboekt naar de privérekening van verdachte en [medeverdachte] . Daarnaast is gebruik gemaakt van de door de gemeente Amsterdam en [bedrijf 1] op de rekening van [bedrijf 2] gestorte geldbedragen.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en [medeverdachte] gezamenlijk de beschikking hebben gehad over de bankrekening van [bedrijf 2] en hun eigen bankrekeningen. Uit de diverse gedane betalingen en uitgaven blijkt dat beiden gebruik hebben gemaakt van de beschikbare gelden door middel van onder meer de bestedingen bij [casino] . Verdachte heeft voorts geprofiteerd van de door misdrijf verkregen gelden door middel van aankopen van diverse (luxe) goederen en andere uitgaven.
Verdachte wist dat die geldbedragen afkomstig waren van misdrijf en heeft met gebruikmaking van die gelden de herkomst van die geldbedragen verhuld, die geldbedragen overgedragen, omgezet en daarvan gebruik gemaakt.
De rechtbank is op grond van de grote hoeveelheid aan overschrijvingen, betalingen en uitgaven en de lange termijn waarbinnen deze overschrijvingen, betalingen en uitgaven hebben plaatsgevonden van oordeel dat sprake is van gewoontewitwassen.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt voorts dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen beiden die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank ook het ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
Zij,
in de periode van 1 januari 2008 tot en met 7 september 2015 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, meermalen,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
de gemeente Amsterdam en [bedrijf 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten:
via [bedrijf 2]
  • Een giraal geldbedrag van in totaal€ 864.852,40door de gemeente Amsterdam overgemaakt aan [bedrijf 2] en
  • Een giraal geldbedrag van in totaal€ 2.162.097,69door de gemeente Amsterdam overgemaakt aan [bedrijf 1] , waarvan [bedrijf 1] in totaal€ 2.013.488,65over heeft gemaakt aan [bedrijf 2] ,
hebbende zij, verdachte en haar mededader met het vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
  • zich middels [bedrijf 2] voorgedaan als betrouwbare leverancier van goederen en diensten en werkzaamheden ten behoeve van het wagenpark en/of de werven van de gemeente Amsterdam en
  • meerdere facturen op naam van [bedrijf 2] opgemaakt en/of gestuurd en/of ingediend bij [bedrijf 1] en de gemeente Amsterdam en
  • mededelingen gedaan over de gefactureerde goederen en/of diensten en/of werkzaamheden aan de gemeente Amsterdam en aan [bedrijf 1]
  • de indruk gewekt dat goederen en diensten en werkzaamheden vermeld op deze facturen aan de gemeente Amsterdam en [bedrijf 1] geleverd en/of verricht zijn door [bedrijf 2] , terwijl deze goederen en diensten en werkzaamheden niet zijn geleverd of verricht,
waardoor de gemeente Amsterdam en [bedrijf 1] telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgiftes;
2.
Zij,
in de periode 1 januari 2008 tot en met 7 september 2015 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander
meermalen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen als ware deze echt en onvervalst door:
  • 59 facturen op naam van [bedrijf 2] aan de gemeente Amsterdam (voor een totaalbedrag van € 864.852,40)(ZD p.17 en bijlage p.132 ev) te versturen en/of te laten sturen aan en/of in te dienen bij de gemeente Amsterdam en [bedrijf 1] , en/of
  • 109 facturen op naam van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] (voor een totaalbedrag van
€ 2.013.488,65) (ZD p.19 en bijlage p. .318 ev) te versturen en/of te laten sturen aan en/of in te dienen bij de gemeente Amsterdam en/ [bedrijf 1] .
terwijl zij, verdachte en haar mededader wisten dat voornoemde facturen bestemd waren om gebruik van te maken als ware deze echt en onvervalst;
3.
Zij,
op diverse tijdstippen in de periode 1 januari 2008 tot en met 7 september 2015 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft zij, verdachte, en haar mededader,
a.
a) van meerdere (grote) geldbedragen van in totaal€ 3.012.939,44bestaande uit:
  • € 126.043,95 (6.1 Overschrijvingen naar Rabobankrekening ten name van [naam 1] ),
  • € 185.544,- (6.2: betalingen voor de drie voertuigen van het merk Porsche, type Cayenne),
  • € 14.888,- (6.3: betaling voor het voertuig van het merk Mini),
  • € 40.000,- (6.4: betaling voor het vaartuig merk Baja),
  • € 15.000,- (6.4: betaling voor het vaartuig merk Chapparal),
  • € 8.000,- (6.4: betalingen voor het vaartuig merk Sea Ray),
  • € 18.345,65 (6.5: betalingen aan het [hotel 1] Maastricht),
  • € 3.568,24 (6.5: betalingen aan het [hotel 2] te Valkenburg aan [adres 2] ),
  • € 1.040,93 (6.5: betalingen voor het vliegticket naar Suriname ten name van [naam 2] ),
  • € 5.078,33 (6.5: betalingen voor overige reizen),
  • € 1.542.063,- (6.6: uitgaven in [casino] en ten behoeve van online gokken),
  • € 212.800,- (6.7: uitgaven bij [juwelier] te Maastricht),
  • € 63.587,50 (6.7: uitgaven bij [opticien] te Maastricht),
  • € 60.122,07 (6.7: uitgaven bij diverse tabakswinkels en loterij loten),
  • € 598.428,88 (6.7: diverse uitgaven),
  • € 98.349,77 (6.8: betalingen voor huurkosten op verschillende locaties),
  • € 20.079,12 (6.9: overschrijvingen naar derden),
de herkomst verhuld,
en
b) meerdere (grote) geldbedragen van in totaal€ 3.012.939,44bestaande uit:
  • € 126.043,95 (6.1 Overschrijvingen naar Rabobankrekening ten name van [naam 1] ),
  • € 185.544,- (6.2: betalingen voor de drie voertuigen van het merk Porsche, type Cayenne),
  • € 14.888,- (6.3: betaling voor het voertuig van het merk Mini),
  • € 40.000,- (6.4: betaling voor het vaartuig merk Baja),
  • € 15.000,- (6.4: betaling voor het vaartuig merk Chapparal),
  • € 8.000,- (6.4: betalingen voor het vaartuig merk Sea Ray),
  • € 18.345,65 (6.5: betalingen aan het [hotel 1] Maastricht),
  • € 3.568,24 (6.5: betalingen aan het [hotel 2] te Valkenburg aan [adres 2] ),
  • € 1.040,93 (6.5: betalingen voor het vliegticket naar Suriname ten name van [naam 2] ),
  • € 5.078,33 (6.5: betalingen voor overige reizen),
  • € 1.542.063,- (6.6: uitgaven in [casino] en ten behoeve van online gokken),
  • € 212.800,- (6.7: uitgaven bij [juwelier] te Maastricht),
  • € 63.587,50 (6.7: uitgaven bij [opticien] te Maastricht),
  • € 60.122,07 (6.7: uitgaven bij diverse tabakswinkels en loterij loten),
  • € 598.428,88 (6.7: diverse uitgaven),
  • € 98.349,77 (6.8: betalingen voor huurkosten op verschillende locaties),
  • € 20.079,12 (6.9: overschrijvingen naar derden),
overgedragen en omgezet en van voornoemde geldbedragen gebruik gemaakt,
terwijl zij, verdachte en haar mededader, wisten dat voornoemde geldbedragen
– onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 225, 326 en 420bis juncto 420ter van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De rechtbank stelt vast dat de onder 1 bewezen verklaarde oplichting en de onder 2 bewezen verklaarde valsheid in geschrift een voortgezette handeling opleveren, nu sprake is van gelijksoortigheid van elkaar in tijd opvolgende handelingen, waaraan één ongeoorloofd wilsbesluit ten grondslag ligt. De verdachten hebben immers teneinde de gemeente Amsterdam en [bedrijf 1] te bewegen de facturen te betalen meerdere vervalste stukken ingediend, zodat hen daarvan in wezen één verwijt kan worden gemaakt.
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
De voortgezette handeling van:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
en
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf: medeplegen van gewoontewitwassen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 46 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2
.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van vervolging van bijna 3 jaar, hetgeen zou moeten worden gecompenseerd met een korting van 30% op een eventueel op te leggen straf.
De verdediging heeft gelet op die overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van verdachte bepleit om in geval van een bewezenverklaring te volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van gelijke duur als de duur van het door verdachte ondergane voorarrest, eventueel in combinatie met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en van een taakstraf die de 240 uur overstijgt.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich gedurende ruim 7 jaar stelselmatig en op geraffineerde wijze schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting en het gebruikmaken van valse facturen van [bedrijf 2] , door van de daarmee (via de door de gemeente Amsterdam en [bedrijf 1] aan [bedrijf 2] , gedane betalingen) verkregen gelden een zeer luxe leven te leiden. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan.
De integriteit van het financiële en economische verkeer staat of valt met het vertrouwen dat gesteld wordt en gesteld moet kunnen worden in de juistheid van stukken die tot enig bewijs dienen, zoals de facturen in kwestie. Door het gebruikmaking van valse stukken wordt dat vertrouwen ernstig geschaad.
Verdachte heeft welbewust gehandeld, kennelijk slechts met het oog op persoonlijk financieel gewin. De rechtbank stelt in dit verband vast dat het handelen van verdachte en haar echtgenoot/mededader [medeverdachte] enkel is beëindigd, doordat zij in het kader van een ander opsporingsonderzoek in beeld zijn gekomen. Door het handelen van verdachte en haar mededader zijn de gemeente Amsterdam en [bedrijf 1] voor zeer grote bedragen benadeeld.
Verdachte heeft zich voorts gedurende lange tijd samen met haar mededader [medeverdachte] schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van grote geldbedragen die zij met de oplichtingspraktijken (via onder meer [bedrijf 2] ) binnenkregen. Het witwassen van crimineel geld vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aan. Het in omloop zijn van dergelijke witgewassen geldbedragen uit crimineel vermogen heeft een sterk corrumperende werking en daardoor wordt bovendien de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Met haar handelen heeft verdachte opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst verschaft. Op het witwassen staan dan ook hoge straffen.
Verdachte ontkent de oplichting, het gebruikmaken van de valse facturen én het witwassen en heeft daarmee op geen enkele manier blijk gegeven van inzicht in de kwalijkheid van haar handelen en heeft er ook geen verantwoordelijkheid voor genomen.
De rechtbank heeft als enigszins strafmatigende omstandigheid in aanmerking genomen dat de rol van verdachte beperkter is geweest dan die van haar mededader. Ook is de straf van verdachte lager dan die van haar echtgenoot, nu zij niet degene was die in dienst was van de gemeente Amsterdam.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op dergelijke feiten niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het verzoek van de verdediging om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van gelijke duur als de duur van het door verdachte ondergane voorarrest, eventueel in combinatie met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en van een taakstraf die de 240 uur overstijgt doet op geen enkele wijze recht aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op het op naam van verdachte gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie. Daaruit volgt dat verdachte een blanco strafblad heeft.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank de oriëntatiepunten voor de straftoemeting van het LOVS en de straffen die de rechtbank voor soortgelijke feiten pleegt op te leggen als uitgangspunt genomen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de door de verdediging gestelde overschrijding van de redelijke vervolgingstermijn het navolgende.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting doorgaans dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een stafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank neemt in dit geval 7 september 2015 als uitgangspunt, aangezien verdachte op deze datum is aangehouden.
De rechtbank stelt vast dat in dit geval sprake is geweest van overschrijding van de redelijke termijn met meer dan een jaar, op grond van het tijdsverloop tot de regiezitting, het tijdsverloop tot de verhoren bij de rechter-commissaris en het tijdsverloop tot de inhoudelijke behandeling van de zaak. Dit tijdsverloop is naar het oordeel van de rechtbank niet aan verdachte te wijten. Een en ander levert een zodanige overschrijding van de redelijke termijn op dat een korting van 10% dient te worden toegepast op de hierna te leggen straf.
Alle omstandigheden afwegende acht de rechtbank in dit geval oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend en geboden, hetgeen na aftrek van voornoemde korting een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 32 maanden impliceert.
8. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 47, 56 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en feit 2
De voortgezette handeling van:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
en
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Feit 3
het misdrijf: medeplegen van gewoontewitwassen
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
32 (tweeëndertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Schimmel, voorzitter, mr. B.T.C Jordaans en
mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 april 2020.
Mr. Van Rosmalen voornoemd is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nationale Politie, Landelijke Eenheid, Dienst Infrastructuur, onderzoek 26Hippo / LEFC915003, met de daarbij gevoegde bijlagen. Tenzij hierna ander wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal
2.Waar in dit vonnis [medeverdachte] staat wordt bedoeld medeverdachte [medeverdachte]
3.ZD valsheid in geschrift/oplichting, proces-verbaal van verhoor aangever 11DIF15-417, pagina 466-469
4.ZD valsheid in geschrift/oplichting, proces-verbaal van aangifte LEFC915003-790, pagina 484-485
5.Rapport Tulp 2B
6.ZD valsheid in geschrift/oplichting, proces-verbaal van verhoor getuige LEFC915003-833 (getuige [getuige 9] , pagina 462-465), proces-verbaal van aangifte verhoor aangever 11DIF15-417 (pagina 466-469), proces-verbaal verhoor getuigen LEFC915003-790 (getuigen [getuige 10] en [getuige 11] , pagina 476-483) en rapport Tulp 2B
7.ZD valsheid in geschrift/oplichting, proces-verbaal van bevindingen 11DIF15-46, pag. 79-85
8.ZD valsheid in geschrift/oplichting, proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-835, pag. 132-134
9.ZD valsheid in geschrift/oplichting, proces-verbaal van bevindingen 11DIF15-375, met bijlagen, pagina 135-137 en 140-198
10.ZD valsheid in geschrift/oplichting, proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-836, pagina 318-320
11.ZD valsheid in geschrift/oplichting, pagina 325-435
12.ZD valsheid in geschrift/oplichting, proces-verbaal van bevindingen 11DIF15-63, pag. 114-119
13.ZD valsheid in geschrift/oplichting, proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-836, pagina 318-319
14.ZD valsheid in geschrift/oplichting, pagina140-198
15.ZD valsheid in geschrift/oplichting, proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-375, pagina 135-136
16.ZD valsheid in geschrift/oplichting, pagina 325-435
17.ZD valsheid in geschrift/oplichting, proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-836, pagina 319
18.ZD valsheid in geschrift/oplichting, uittreksel Kamer van Koophandel 34318132, pagina 54
19.ZD valsheid in geschrift/oplichting, proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-107, pagina 805-806
20.ZD witwassen, proces-verbaal van bevindingen 11DIF15-93, pagina 95-97 en proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-848, pagina 269-271
21.ZD valsheid in geschrift, proces-verbaal van relaas LEFC915003-836 (pagina 27) en proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-811 (pagina 734 en volgende)
22.ZD valsheid in geschrift, proces-verbaal van bevindingen 11DIF1-383 (pagina 788-789), 11DIF15-384 (pagina 790-791) en 11 DIF15-418 (pagina 792-791)
23.ZD valsheid in geschrift, proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-813 (pagina 751-765)
24.ZD valsheid in geschrift, proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-815 (pagina 40-51) en proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-814 (pagina 767-786)
25.ZD valsheid in geschrift/oplichting, proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-496, pagina 795-801
26.Rapport Tulp 2A
27.Rapport Tulp 2A
28.ZD valsheid in geschrift/oplichting, proces-verbaal van bevindingen 11DIF15-397, pagina 513
29.ZD valsheid in geschrift, proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-517 (pagina 564 e.v.), proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-521 (pagina 606 e.v.), proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-532 (pagina 650-676)
30.ZD valsheid in geschrift, proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-697, pagina 694-714
31.ZD valsheid in geschrift, proces-verbaal van bevindingen LFC915003-693 (pagina 692-693), proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-697 (pagina 694-714), proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-699 (pagina 715-727)
32.ZD valsheid in geschrift/oplichting, proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-490 (pagina 728-729), proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-491 (pagina 730) en proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-492 (pagina 731)
33.ZD valsheid in geschrift/oplichting, proces-verbaal van bevindingen 11DIF15-39, pagina 128-131
34.ZD valsheid in geschrift/oplichting, proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-573, pagina 86-89
35.ZD valsheid in geschrift/oplichting, proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-856, pagina 1032
36.ZD valsheid in geschrift/oplichting, proces-verbaal van bevindingen 11DIF15-40 (pagina 120-123) en proces-verbaal van bevindingen 11DIF15-386 (pagina 124-127)
37.ZD witwassen, proces-verbaal bevindingen LEF915003-526, pagina 280-285
38.ZD witwassen, proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-842, pagina 33-35
39.ZD witwassen, proces-verbaal van relaas LEFC915003-764, pagina 9
40.ZD witwassen, proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-825, pagina 72
41.ZD witwassen, proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-229, pagina 77
42.ZD witwassen, proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-825, pagina 72
43.ZD witwassen, proces-verbaal van bevindingen 11DIF15-98, pagina 167-168 en bijlagen, pagina 169-268
44.ZD witwassen, proces-verbaal van bevindingen 11DIF15-93, pagina 95-97 en bijlagen, pagina 94-166
45.ZD witwassen, proces-verbaal van bevindingen 11DIF15-98, pagina 168
46.ZD witwassen, pv van bevindingen LEFC915003-825, pagina 72
47.ZD witwassen, proces-verbaal van bevindingen LEFC915003-825, pagina 72-74