ECLI:NL:RBOVE:2020:1427

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 april 2020
Publicatiedatum
6 april 2020
Zaaknummer
08/950037-15 en 08/993125-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachten voor btw-carrouselfraude en witwassen met celstraffen en geldboetes

Op 6 april 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen meerdere verdachten die betrokken waren bij een grootschalige btw-carrouselfraude. De rechtbank heeft in totaal zes verdachten veroordeeld tot celstraffen van maximaal vijf en een half jaar. De verdachten zijn schuldig bevonden aan verschillende strafbare feiten, waaronder valsheid in geschrift, belastingfraude, witwassen en deelname aan een criminele organisatie. Eén verdachte is vrijgesproken van deelname aan de criminele organisatie. Daarnaast zijn twee bedrijven veroordeeld tot aanzienlijke geldboetes wegens witwassen. Het onderzoek, genaamd 'Vertigo', onthulde dat de verdachten betrokken waren bij een complexe structuur van ploffer- en bufferbedrijven die gebruik maakten van valse facturen en schijntransacties om belasting te ontduiken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting hebben gedaan, wat resulteerde in een aanzienlijk fiscaal nadeel voor de staat. De rechtbank heeft ook de rol van de verdachte in de coördinatie van goederen- en facturenstromen binnen deze criminele organisatie benadrukt. De straffen zijn mede bepaald door de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de organisatie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/950037-15 en 08/993125-16 (P)
Datum vonnis: 6 april 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1975 in [geboorteplaats] ( [land 1] ),
wonende aan de [adres 1] .
Inhoudsopgave

1. Het onderzoek op de terechtzitting

2. De tenlastelegging

3. De voorvragen

3.1 Geldigheid van de dagvaarding
3.2 De overige voorvragen

4. De bewijsoverwegingen inzake parketnummer 08/950037-15

4.1 Inleiding
4.2 Het standpunt van de officieren van justitie
4.3 Het standpunt van de verdediging
4.4 Het oordeel van de rechtbank
4.4.1 [bedrijf 2]
4.4.2 [bedrijf 1]
4.4.3 Algemene overwegingen ten aanzien van de feiten 1, 2, 4 en 5
4.4.4 Ten aanzien van feit 5
4.4.4.1 Contacten met [bedrijf 3]
4.4.4.2 Contacten met andere medeverdachten
4.4.4.3 Criminele organisatie
4.4.4.4 Wetenschap en opzet van verdachte
4.4.5 Ten aanzien van feit 1
4.4.6 Ten aanzien van feit 2
4.4.7 Feitelijke leidinggeven aan strafbare gedragingen [bedrijf 1]
4.4.8 Ten aanzien van feit 4
4.4.9 Feitelijke leidinggeven aan strafbare gedragingen [bedrijf 2]
4.4.10 Ten aanzien van feit 3

5. De bewijsoverwegingen inzake parketnummer 08/993125-16

5.1 Het standpunt van de officieren van justitie
5.2 Het standpunt van de verdediging
5.3 Het oordeel van de rechtbank

6. De bewezenverklaring

7. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

8. De strafbaarheid van verdachte

9. De op te leggen straf of maatregel

9.1 De vordering van de officieren van justitie
9.2 Het standpunt van de verdediging
9.3 De gronden voor een straf of maatregel
9.4 De inbeslaggenomen voorwerpen

10. De toegepaste wettelijke voorschriften

11. De beslissing

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
7 september 2015, 12 oktober 2015, 11 en 15 januari 2016 (tot dat moment alleen inzake 08/950037-15), 31 oktober 2016 (vanaf dit moment inzake 08/950037-15 en 08/993125-16), 4 november 2016, 11 september 2017, 23 april 2018, 3 en 10 december 2018, 7 en 13 februari 2019, 28 november 2019, 2 december 2019, 23 en 29 januari 2020, 11 en 13 februari 2020 en 24 maart 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie,
mr. A.E.M. Doedens en mr. F.A. Demmers, en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.J.N. Vermeij, advocaat te 's-Gravenhage, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er - na wijziging van de tenlastelegging van 23 januari 2020 - kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
08/950037-15:
1:
primair:
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 1] BV, al dan niet samen met andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen, valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie door valse facturen in die administratie op te nemen;
subsidiair:
in genoemde periode samen met [bedrijf 1] BV en/of andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] BV valselijk heeft opgemaakt door valse facturen in die administratie op te nemen;
meer subsidiair:
in genoemde periode medeplichtig is geweest aan/bij het door [bedrijf 1] BV, al dan niet samen met andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen, valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] BV door valse facturen in die administratie op te nemen;
2:
primair:
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 1] BV, al dan niet samen met andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen, opzettelijk onjuist of onvolledig indienen van aangiften omzetbelasting;
subsidiair:
in genoemde periode samen met [bedrijf 1] BV en/of andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen opzettelijk onjuist of onvolledig aangiften omzetbelasting van [bedrijf 1] BV heeft ingediend;
meer subsidiair:
in genoemde periode medeplichtig is geweest aan/bij het door [bedrijf 1] BV, al dan niet samen met andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen, opzettelijk onjuist of onvolledig doen van aangiften omzetbelasting;
3:
primair:
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 14 januari 2014 feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 2] BV, al dan niet samen met andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen, valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie door valse facturen in die administratie op te nemen;
subsidiair:
in genoemde periode samen met [bedrijf 2] BV en/of andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen de bedrijfsadministratie van [bedrijf 2] BV valselijk heeft opgemaakt door valse facturen in die administratie op te nemen;
meer subsidiair:
in genoemde periode medeplichtig is geweest aan/bij het door [bedrijf 2] BV, al dan niet samen met andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen, valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie van [bedrijf 2] BV door valse facturen in die administratie op te nemen;
4.
primair:
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 juli 2013 feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 2] BV, al dan niet samen met andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen, opzettelijk onjuist of onvolledig indienen van aangiften omzetbelasting;
subsidiair:
in genoemde periode samen met [bedrijf 2] BV en/of andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen opzettelijk onjuist of onvolledig aangiften omzetbelasting van [bedrijf 2] BV heeft ingediend;
meer subsidiair:
in genoemde periode medeplichtig is geweest aan/bij het door [bedrijf 2] BV, al dan niet samen met andere rechtspersonen of natuurlijke personen, opzettelijk onjuist of onvolledig doen van aangiften omzetbelasting;
5:
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft gehad het plegen van misdrijven, te weten valsheid in geschrifte, het opzettelijk niet, dan wel onjuist of onvolledig doen van aangiften omzetbelasting, het niet voldoen aan verplichtingen in het kader van de Algemene wet inzake rijksbelastingen met betrekking tot de administratie, en bedrieglijke bankbreuk;
08/993125-16:
in de periode van 24 maart 2011 tot en met 31 maart 2015, al dan niet samen met anderen, van het witwassen van geldbedragen, van in totaal € 160.000,--, een gewoonte heeft gemaakt.
Voluit luidt de - gewijzigde - tenlastelegging, dat:
inzake parketnummer 08/950037-15:
1.
primair:
de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V., in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 te Amstelveen en/of Aalsmeer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) haar (bedrijfs)administratie - zijnde die (bedrijfs)administratie een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, door een groot aantal, althans één of meerdere valselijk opgemaakte en/of vervalste factu(u)r(en), waaronder onder meer:
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 4] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 2 maart 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 61.954,38 (bijlage D-764-8, pagina 15760), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 5] , voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 20 mei 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 180.493,25 (bijlage D-518-8, pagina 14211), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 2] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 17 december 2012, vermeldende het factuurbedrag EUR 226.063,70 (bijlage D-173-175, pagina 9728),
bestaande de valsheid van de bedoelde factu(u)r(en) daarin dat op de factu(u)r(en) (telkens) valselijk, immers (opzettelijk) in strijd met de waarheid, was vermeld - zakelijk weergegeven - dat tussen [bedrijf 1] B.V. en de afzender van die factu(u)r(en) een (legitieme) goederentransactie en/of levering had plaatsgevonden en dat [bedrijf 1] B.V. (ter zake daarvan) een geldbedrag en omzetbelasting verschuldigd was, althans aan welke factu(u)r(en) geen reële overeenkomst(en) tot levering ten grondslag heeft/hebben gelegen, immers was er sprake van (een) schijntransactie(s),
(opzettelijk) in die (bedrijfs)administratie te verwerken en/of te doen verwerken en/of te boeken en/of te doen boeken en/of op te nemen en/of te doen opnemen, zulks (telkens) met het oogmerk om die (bedrijfs)administratie, als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair:
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 te Amstelveen en/of Aalsmeer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. en/of één of meer (andere) rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) de (bedrijfs)administratie van de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. - zijnde die (bedrijfs)administratie een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, door een groot aantal, althans één of meerdere valselijk opgemaakte en/of vervalste factu(u)r(en), waaronder onder meer:
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 4] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 2 maart 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 61.954,38 (bijlage D-764-8, pagina 15760), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 5] , voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 20 mei 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 180.493,25 (bijlage D-518-8, pagina 14211), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 2] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 17 december 2012, vermeldende het factuurbedrag EUR 226.063,70 (bijlage D-173-175, pagina 9728),
bestaande de valsheid van de bedoelde factu(u)r(en) daarin dat op de factu(u)r(en) (telkens) valselijk, immers (opzettelijk) in strijd met de waarheid, was vermeld - zakelijk weergegeven -dat tussen [bedrijf 1] B.V. en de afzender van die factu(u)r(en) een (legitieme) goederentransactie en/of levering had plaatsgevonden en dat [bedrijf 1] B.V. (ter zake daarvan) een geldbedrag en omzetbelasting verschuldigd was, althans aan welke factu(u)r(en) geen reële overeenkomst(en) tot levering ten grondslag heeft/hebben gelegen, immers was er sprake van (een) schijntransactie(s),
(opzettelijk) in die (bedrijfs)administratie te verwerken en/of te doen verwerken en/of te boeken en/of te doen boeken en/of op te nemen en/of te doen opnemen, zulks (telkens) met het oogmerk om die (bedrijfs)administratie, als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
meer subsidiair:
de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V., in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 te Amstelveen en/of Aalsmeer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) haar (bedrijfs)administratie - zijnde die (bedrijfs)administratie een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, door een groot aantal, althans één of meerdere valselijk opgemaakte en/of vervalste factu(u)r(en), waaronder onder meer:
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 4] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 2 maart 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 61.954,38 (bijlage D-764-8, pagina 15760), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 5] , voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 20 mei 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 180.493,25 (bijlage D-518-8, pagina 14211), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 2] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 17 december 2012, vermeldende het factuurbedrag EUR 226.063,70 (bijlage D-173-175, pagina 9728),
bestaande de valsheid van de bedoelde factu(u)r(en) daarin dat op de factu(u)r(en) (telkens) valselijk, immers (opzettelijk) in strijd met de waarheid, was vermeld - zakelijk weergegeven -dat tussen [bedrijf 1] B.V. en de afzender van die factu(u)r(en) een (legitieme) goederentransactie en/of levering had plaatsgevonden en dat [bedrijf 1] B.V. (ter zake daarvan) een geldbedrag en omzetbelasting verschuldigd was, althans aan welke factu(u)r(en) geen reële overeenkomst(en) tot levering ten grondslag heeft/hebben gelegen, immers was er sprake van (een) schijntransactie(s),
(opzettelijk) in die (bedrijfs)administratie te verwerken en/of te doen verwerken en/of te boeken en/of te doen boeken en/of op te nemen en/of te doen opnemen, zulks (telkens) met het oogmerk om die (bedrijfs)administratie, als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven, hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 te Amstelveen en/of Aalsmeer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft hij, verdachte,
 gegevens van voornoemde rechtsperso(o)n(en), waaronder onder meer de gevens met betrekking tot de inschrijving van de rechtsperso(o)n(en) bij de Kamer van Koophandel en/of de gegevens met betrekking tot de bankrekening van het bedrijf en/of de pinpas(sen) behorend bij de (bedrijfs)rekening en/of de gegevens met betrekking tot account voor het internetbankieren van de (bedrijfs)rekening en/of overige gegevens benodigd voor het uitoefenen van de controle over het bedrijf, verstrekt aan één of meerdere medeverdachte(n), zodat bedoelde medeverdachte(n) namens en/of op naam en/of op rekening van de rechtsperso(o)n(en) kon handelen, en/of
 zichzelf en/of een ander persoon ingeschreven en/of in laten schrijven als bestuurder van voornoemde rechtsperso(o)n(en), terwijl in werkelijkheid één of meerdere andere perso(o)n(en) gebruik maakte(n) en/of handelde(n) namens de betreffende rechtsperso(o)n(en), en/of
 met voornoemde rechtsperso(o)n(en), een of meerdere (goederen)transactie(s) verricht en/of laten verrichten, welke (goederen)transactie(s) geen legitiem doel had/hadden en/of welke transactie(s) (een) schijntransactiets) betrof (fen);
2.
primair:
de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V., in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 te Apeldoorn en/of Amstelveen en/of Aalsmeer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten naam van [bedrijf 1] B.V., betreffende het/de ja(a)r(en) 2011 en/of 2012 en/of 2013, waaronder onder meer:
 de aangifte(n) omzetbelasting over de maand maart 2011, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over de maand september 2011, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over de maand december 2012, en/of
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft laten doen bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangifte(n) (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan omzet en/of (telkens) een te hoog en/of onjuist, bedrag aan (betaalde) voorbelasting en/of (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven,
tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair:
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 te Apeldoorn en/of Amstelveen en/of Aalsmeer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. en/of één of meer (andere) rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n) , als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten naam van [bedrijf 1] B.V., betreffende het/de ja(a)r(en) 2011 en/of 2012 en/of 2013, waaronder onder meer:
 de aangifte(n) omzetbelasting over de maand maart 2011, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over de maand september 2011, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over de maand december 2012, en/of
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft laten doen bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangifte(n) (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan omzet en/of (telkens) een te hoog en/of onjuist, bedrag aan (betaalde) voorbelasting en/of (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven;
meer subsidiair:
de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V., in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 te Apeldoorn en/of Amstelveen en/of Aalsmeer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten naam van [bedrijf 1] B.V., betreffende het/de ja(a)r(en) 2011 en/of 2012 en/of 2013, waaronder onder meer:
 de aangifte(n) omzetbelasting over de maand maart 2011, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over de maand september 2011, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over de maand december 2012, en/of
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft laten doen bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangifte(n) (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan omzet en/of (telkens) een te hoog en/of onjuist, bedrag aan (betaalde) voorbelasting en/of (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven, hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 te Apeldoorn en/of Amstelveen en/of Aalsmeer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft hij, verdachte,
 gegevens van voornoemde rechtsperso(o)n(en), waaronder onder meer de gegevens met betrekking tot de inschrijving van de rechtsperso(o)n(en) bij de Kamer van Koophandel en/of de gegevens met betrekking tot de bankrekening van het bedrijf en/of de pinpas(sen) behorend bij de (bedrijfs)rekening en/of de gegevens met betrekking tot account voor het internetbankieren van de (bedrijfs)rekening en/of overige gegevens benodigd voor het uitoefenen van de controle over het bedrijf, verstrekt aan één of meerdere medeverdachte(n), zodat bedoelde medeverdachte(n) namens en/of op naam en/of op rekening van de rechtsperso(o)n(en) kon handelen en/of
 zichzelf en/of een ander persoon ingeschreven en/of in laten schrijven als bestuurder van voornoemde rechtsperso(o)n(en), terwijl in werkelijkheid één of meerdere andere perso(o)n(en) gebruik maakte(n) en/of handelde(n) namens de betreffende rechtsperso(o)n(en), en/of
 met voornoemde rechtsperso(o)n(en), een of meerdere (goederen)transactie(s) verricht en/of laten verrichten, welke (goederen)transactie(s) geen legitiem doel had/hadden en/of welke transactie(s) (een) schijntransactie(s) betrof(fen);
3.
primair:
de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V., in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 14 januari 2014 te Hazerswoude Dorp (gemeente Alphen aan den Rijn) en/of Amstelveen en/of Aalsmeer en/of Hilversum en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) haar (bedrijfs)administratie - zijnde die (bedrijfs)administratie een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, door een groot aantal, althans één of meerdere valselijk opgemaakte en/of vervalste factu(u)r(en), waaronder onder meer:
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 6] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 5 april 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 146.013,00 (bijlage D-225-22, pagina 11331), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 7] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 7 oktober 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 109.338,39 (bijlage D-247-87, pagina 12159), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 7] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 24 november 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 574.289,24 (bijlage D-247-39, pagina 12111), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 8] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 15 februari 2012, vermeldende het factuurbedrag EUR 182.546,00 (bijlage D-246-34, pagina 12068),
bestaande de valsheid van de bedoelde factu(u)r(en) daarin dat op de factu(u)r(en) (telkens) valselijk, immers (opzettelijk) in strijd met de waarheid, was vermeld - zakelijk weergegeven -dat tussen [bedrijf 2] B.V. en de afzender van die factu(u)r(en) een (legitieme) goederentransactie en/of levering had plaatsgevonden en dat [bedrijf 2] B.V. (ter zake daarvan) een geldbedrag en omzetbelasting verschuldigd was, althans aan welke factu(u)r(en) geen reële overeenkomst(en) tot levering ten grondslag heeft/hebben gelegen, immers was er sprake van (een) schijntransactie(s),
(opzettelijk) in die (bedrijfs)administratie te verwerken en/of te doen verwerken en/of te boeken en/of te doen boeken en/of op te nemen en/of te doen opnemen, zulks (telkens) met het oogmerk om die (bedrijfs)administratie, als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair:
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 14 januari 2014 te Hazerswoude Dorp (gemeente Alphen aan den Rijn) en/of Amstelveen en/of Aalsmeer en/of Hilversum en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V. en/of één of meer (andere) rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) de (bedrijfs)administratie van de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V. - zijnde die (bedrijfs)administratie een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, door een groot aantal, althans één of meerdere valselijk opgemaakte en/of vervalste factu(u)r(en), waaronder onder meer:
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 6] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 5 april 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 146.013,00 (bijlage D-225-22, pagina 11331), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 7] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 7 oktober 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 109.338,39 (bijlage D-247-87, pagina 12159), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 7] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 24 november 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 574.289,24 (bijlage D-247-39, pagina 12111), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 8] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 15 februari 2012, vermeldende het factuurbedrag EUR 182.546,00 (bijlage D-246-34, pagina 12068),
bestaande de valsheid van de bedoelde factu(u)r(en) daarin dat op de factu(u)r(en) (telkens) valselijk, immers (opzettelijk) in strijd met de waarheid, was vermeld - zakelijk weergegeven - dat tussen [bedrijf 2] B.V. en de afzender van die factu(u)r(en) een (legitieme) goederentransactie en/of levering had plaatsgevonden en dat [bedrijf 2] B.V. (ter zake daarvan) een geldbedrag en omzetbelasting verschuldigd was, althans aan welke factu(u)r(en) geen reële overeenkomst(en) tot levering ten grondslag heeft/hebben gelegen, immers was er sprake van (een) schijntransactie(s),
(opzettelijk) in die (bedrijfs)administratie te verwerken en/of te doen verwerken en/of te boeken en/of te doen boeken en/of op te nemen en/of te doen opnemen, zulks (telkens) met het oogmerk om die (bedrijfs)administratie, als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
meer subsidiair:
de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V., in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 14 januari 2014 te Hazerswoude Dorp (gemeente Alphen aan den Rijn) en/of Amstelveen en/of Aalsmeer en/of Hilversum en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) haar (bedrijfs)administratie, zijnde die (bedrijfs)administratie een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, door een groot aantal, althans één of meerdere valselijk opgemaakte en/of vervalste factu(u)r(en), waaronder onder meer:
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 6] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 5 april 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 146.013,00 (bijlage D-225-22, pagina 11331), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 7] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 7 oktober 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 109.338,39 (bijlage D-247-87, pagina 12159), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 7] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 24 november 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 574.289,24 (bijlage 0-247-39, pagina 12111), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 8] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 15 februari 2012, vermeldende het factuurbedrag EUR 182.546,00 (bijlage 0-246-34, pagina 12068),
bestaande de valsheid van de bedoelde factu(u)r(en) daarin dat op de factu(u)r(en) (telkens) valselijk, immers (opzettelijk) in strijd met de waarheid, was vermeld - zakelijk weergegeven -dat tussen [bedrijf 2] B.V. en de afzender van die factu(u)r (en) een (legitieme) goederentransactie en/of levering had plaatsgevonden en dat [bedrijf 2] B.V. (ter zake daarvan) een geldbedrag en omzetbelasting verschuldigd was, althans aan welke factu(u)r(en) geen reële overeenkomst(en) tot levering ten grondslag heeft/hebben gelegen, immers was er sprake van (een) schijntransactie(s),
(opzettelijk) in die (bedrijfs)administratie te verwerken en/of te doen verwerken en/of te boeken en/of te doen boeken en/of op te nemen en/of te doen opnemen, zulks (telkens) met het oogmerk om die (bedrijfs)administratie, als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven, hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 juli 2013 te Apeldoorn en/of Hazerswoude Dorp (gemeente Alphen aan den Rijn) en/of Amstelveen en/of Aalsmeer en/of Hilversum en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft hij, verdachte,
 gegevens van voornoemde rechtsperso(o)n(en), waaronder onder meer de gegevens met betrekking tot de inschrijving van de rechtsperso(o)n(en) bij de Kamer van Koophandel en/of de gegevens met betrekking tot de bankrekening van het bedrijf en/of de pinpas(sen) behorend bij de (bedrijfs)rekening en/of de gegevens met betrekking tot account voor het internetbankieren van de (bedrijfs)rekening en/of overige gegevens benodigd voor het uitoefenen van de controle over het bedrijf, verstrekt aan één of meerdere medeverdachte(n) zodat bedoelde medeverdachte(n) namens en/of op naam en/of op rekening van de rechtsperso(o)n(en) kon handelen, en/of
 zichzelf en/of een ander persoon ingeschreven en/of in laten schrijven als bestuurder van voornoemde rechtsperso(o)n(en), terwijl in werkelijkheid één of meerdere andere perso(o)n(en) gebruik maaktefn) en/of handelde(n) namens de betreffende rechtsperso(o)n(en), en/of
 met voornoemde rechtsperso(o)n(en), een of meerdere (goederen)transactie(s) verricht en/of laten verrichten, welke (goederen)transactie(s) geen legitiem doel had/hadden en/of welke transactie(s) (een) schijntransactie(s) betrof(fen);
4.
primair:
de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V., in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 juli 2013 te Apeldoorn en/of Hazerswoude Dorp (gemeente Alphen aan den Rijn) en/of Amstelveen en/of Aalsmeer en/of Hilversum en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n) , als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten naam van [bedrijf 2] B.V., betreffende het/de ja(a)r(en) 2011 en/of 2012 en/of 2013, waaronder onder meer:
 de aangifte(n) omzetbelasting over het tweede kwartaal 2011, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over het vierde kwartaal 2011, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over het vierde kwartaal 2012,
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft laten doen bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangifte(n) (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan omzet en/of (telkens) een te hoog en/of onjuist, bedrag aan (betaalde) voorbelasting en/of (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven,
tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair:
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 juli 2013 te Apeldoorn en/of Hazerswoude Dorp (gemeente Alphen aan den Rijn) en/of Amstelveen en/of Aalsmeer en/of Hilversum en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V. en/of één of meer (andere) rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n) , als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten naam van [bedrijf 2] B.V., betreffende het/de ja(a)r(en) 2011 en/of 2012 en/of 2013, waaronder onder meer:
 de aangifte(n) omzetbelasting over het tweede kwartaal 2011, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over het vierde kwartaal 2011, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over het vierde kwartaal 2012,
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft laten doen bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangifte(n) (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan omzet en/of (telkens) een te hoog en/of onjuist, bedrag aan (betaalde) voorbelasting en/of (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven;
meer subsidiair:
de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V., in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 juli 2013 te Apeldoorn en/of Hazerswoude Dorp (gemeente Alphen aan den Rijn) en/of Amstelveen en/of Aalsmeer en/of Hilversum en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten naam van [bedrijf 2] B.V., betreffende het/de ja(a)r(en) 2011 en/of 2012 en/of 2013, waaronder onder meer:
 de aangifte(n) omzetbelasting over het tweede kwartaal 2011, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over het vierde kwartaal 2011, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over het vierde kwartaal 2012,
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft laten doen bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangifte(n) (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan omzet en/of (telkens) een te hoog en/of onjuist, bedrag aan (betaalde) voorbelasting en/of (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven, hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 juli 2013 te Apeldoorn en/of Hazerswoude Dorp (gemeente Alphen aan den Rijn) en/of Amstelveen en/of Aalsmeer en/of Hilversum en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft hij, verdachte,
 gegevens van voornoemde rechtsperso(o)n(en) , waaronder onder meer de gegevens met betrekking tot de inschrijving van de rechtsperso(o)n(en) bij de Kamer van Koophandel en/of de gegevens met betrekking tot de bankrekening van het bedrijf en/of de pinpas(sen) behorend bij de (bedrijfs)rekening en/of de gegevens met betrekking tot account voor het internetbankieren van de (bedrijfs)rekening en/of overige gegevens benodigd voor het uitoefenen van de controle over het bedrijf, verstrekt aan één of meerdere medeverdachte(n) zodat bedoelde medeverdachte(n) namens en/of op naam en/of op rekening van de rechtspersofo)n(en) kon handelen, en/of
 zichzelf en/of een ander persoon ingeschreven en/of in laten schrijven als bestuurder van voornoemde rechtsperso(o)n(en), terwijl in werkelijkheid één of meerdere andere perso(o)n(en) gebruik maakte(n) en/of handelde(n) namens de betreffende rechtsperso(o)n(en), en/of
 met voornoemde rechtsperso(o)n(en), een of meerdere (goederen)transactie(s) verricht en/of laten verrichten, welke (goederen)transactie(s) geen legitiem doel had/hadden en/of welke transactie(s) (een) schijntransactie(s) betrof(fen);
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te Apeldoorn en/of Almelo en/of Almere en/of Amersfoort en/of Amsterdam en/of Eindhoven en/of Enschede en/of Hengelo en/of Hilversum en/of Hoogeveen en/of Losser en/of Tubbergen en/of Winterswijk en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen, aan een organisatie, bestaande uit
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 3] BV en/of [bedrijf 9] B.V. en/of [bedrijf 10] B.V. en/of [bedrijf 11] B.V. en/of [bedrijf 12] en/of [bedrijf 13] B.V. en/of [bedrijf 14] B.V. en/of [bedrijf 15] B.V. en/of [bedrijf 16] en/of [bedrijf 17] B.V. en/of [bedrijf 18] B.V. en/of [bedrijf 19] B.V. en/of een/of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer andere rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijke perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk heeft/had het plegen van misdrijven, namelijk te weten:
 valsheid in geschrifte, als bedoeld in artikel 225 Wetboek van Strafrecht, en/of
 het opzettelijk niet en/of onjuist en/of onvolledig doen van bij de belastingwet voorziene aangifte(n) omzetbelasting, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven (BTW-carrousselfraude), als bedoeld in artikel 69 eerste en/of tweede lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, en/of
 het opzettelijk begaan van een of meer feit(en) als omschreven in artikel 68, eerste lid, onderdeel a en/of b en/of c en/of d en/of e en/of f en/of g, als bedoeld in artikel 69, eerste en/of tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, en/of
 bedrieglijke bankbreuk, als bedoeld in artikel 341 Wetboek van Strafrecht.
inzake parketnummer 08/993125-16:
hij in de periode van 24 maart 2011 tot en met 31 maart 2015 althans tot en met 15 december 2014, te Baarn en/of te Hilversum en/of (elders) in Nederland en/of de Zwitserse Bondsstaat en/of in het Vorstendom Monaco , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) meermalen van een of meer voorwerp(en), te weten een of meer (na te noemen) geldbedrag(en):
 de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing verborgen of verhuld; en/of
 verborgen of verhuld wie de rechthebbende op die geldbedrag(en) is/was; en/of
 die geldbedrag(en) voorhanden gehad; en/of
 die geldbedrag(en) verworven en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruikt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wisten dat die geldbedrag(en)
-onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, te weten: een of meer geldbedrag(en) tot een totaal van EURO 160.000,-- door deze geldbedrag(en) te doen of laten storten op de bankrekening met het nummer [rekeningnummer] welke door hem, verdachte werd aangehouden bij de Corner Banca SA te [plaats 4] , en welke door hem, verdachte, buiten het zicht van de Nederlandse (fiscale) autoriteiten werd gehouden, en/of
(vervolgens) vanaf deze bankrekening (privé)bestedingen te doen en/of een geldbedrag, groot EURO 100.000,-- over te boeken naar een bankrekening welke door de Panamese rechtspersoon [rechtspersoon] bij de CMB Bank in [plaats 5] werd aangehouden.

3.De voorvragen

3.1
Geldigheid van de dagvaarding - partiële nietigheid
Op grond van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) behelst de dagvaarding een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn, alsmede met vermelding van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan. Bij de uitleg van deze bepaling staat de vraag centraal of de verdachte zich op basis van de tenlastelegging goed kan verdedigen. Ook voor de rechter moet de tenlastelegging begrijpelijk zijn. De eis van ‘opgave van het feit’ wordt zo uitgelegd dat het geheel in de eerste plaats duidelijk en begrijpelijk moet zijn, in de tweede plaats niet innerlijk tegenstrijdig en in de derde plaats voldoende feitelijk.
Onder feiten 1 en 3, in alle ten laste gelegde varianten, wordt verdachte verweten dat hij betrokken is geweest bij het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie door ‘
een groot aantal’valse facturen in die administratie op te nemen ‘
waaronder onder meer’,waarna met behulp van gedachtestreepjes een gedetailleerde opsomming van specifieke facturen volgt. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende duidelijk is op welke andere facturen dan die in de opsomming staan, wordt gedoeld. Verdachte is daardoor niet in staat om zich tegen dat onderdeel van de tenlastelegging te verdedigen. Het onderdeel van de tenlastelegging
‘een groot aantal….waaronder onder meer’onder feiten 1 en 3, in alle ten laste gelegde varianten, is dan ook telkens onvoldoende duidelijk en begrijpelijk. De rechtbank verklaart de dagvaarding in zoverre partieel nietig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat voor het overige de dagvaarding geldig is.
3.2
De overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officieren van justitie ontvankelijk zijn in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen inzake parketnummer 08/950037-15 [1]
4.1
Inleiding
Aanleiding onderzoek FIOD
In 2011 – 2012 zijn bij het Coördinatiepunt btw-fraude van de Belastingdienst/FIOD signalen binnengekomen met betrekking tot diverse in Nederland gevestigde rechtspersonen en aan hen gedane intracommunautaire leveringen van goederen als computeronderdelen, Playstations en iPhones. Die signalen hadden onder meer betrekking op de BV’s [bedrijf 9] BV, [bedrijf 10] BV, [bedrijf 17] BV, [bedrijf 13] BV, [bedrijf 11] BV, [bedrijf 14] BV en [bedrijf 20] BV. Na eerste controles werd op 12 december 2012 in het Tri Partite Overleg (TPO) besloten om ten aanzien van genoemde vennootschappen - en de hieraan verbonden natuurlijke personen - een strafrechtelijk onderzoek te starten naar de gang van zaken rond de in- en verkoop en facturering in relatie tot goederenstromen van elektronica rond genoemde rechtspersonen vanaf 1 januari 2011. [2] In een volgend TPO, op 27 maart 2013, werd besloten om verdachten die tijdens het lopende onderzoek nog naar voren zouden komen ook bij het onderzoek te betrekken. De bevindingen hebben bij de Belastingdienst/FIOD geleid tot een vermoeden dat sprake was van btw-carrouselfraude.
Btw-carrouselfraude
De term btw-carrouselfraude wordt gebruikt voor een samenstel van strafbare, frauduleuze, gedragingen waarbij minimaal één bedrijf (een zogenaamde ‘ploffer’) in een handels- en facturenketen geen btw afdraagt aan de fiscus. Dat bedrijf brengt vervolgens wel btw in rekening bij zijn afnemers.
De schakels in de handelsketen na de ploffer - zogenaamde ‘buffers’- vragen de btw terug.
De namen en btw-nummers van bedrijven die als ploffer fungeren worden meestal maar korte tijd gebruikt, waarna de activiteiten worden gestaakt en een nieuwe ploffer de plaats inneemt van de eerdere ploffer. De Belastingdienst kan vervolgens de eerste ploffer niet meer aanspreken op zijn fiscale verplichtingen. Bestuurders van de bedrijven die fungeren als ploffer of buffer zijn slechts formeel leidinggevende en niet feitelijk betrokken bij de ondernemingen; zij zetten de bedrijven en bankrekeningen slechts op naam (‘katvangers’). Eén van de kenmerken van btw-carrouselfraude is dat sprake is van een prijsval: de ploffers factureren goederen aan de bufferbedrijven voor lagere bedragen dan waarvoor die aan de ploffers waren gefactureerd. Over het algemeen werd een structureel verlies geleden van gemiddeld ca. 13%. Deze prijsval kan alleen worden gerealiseerd doordat plofferbedrijven geen btw afdragen. De ‘winst’ die ten gevolge van deze handelwijze ontstaat, wordt over de diverse schakels verdeeld.
Op basis van eerste onderzoek heeft de FIOD de volgende ondernemingen als vermoedelijke ploffers aangemerkt: [bedrijf 9] BV, [bedrijf 10] BV, [bedrijf 17] BV, [bedrijf 13] BV, [bedrijf 11] BV, [bedrijf 14] BV, [bedrijf 20] BV en [bedrijf 21] BV. De eenmanszaken [bedrijf 12] ( [directeur 1] ) en [bedrijf 22] ( [directeur 2] ) werden als vermoedelijke buffers aangemerkt. [3]
[bedrijf 1] en [bedrijf 2]
Tijdens het onderzoek door de FIOD kwamen de bedrijven [bedrijf 2] BV (hierna: [bedrijf 2] ) en [bedrijf 1] BV (hierna: [bedrijf 1] ) telkens als afnemer naar voren in verschillende handelsketens met vermoedelijke ploffer- en bufferbedrijven. [4] De bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 2] waren bij de Kamer van Koophandel omschreven als groothandel in witgoed, audio- en videoapparatuur en elektronische en telecommunicatieapparatuur en onderdelen. [5] Uit het onderzoek bleek dat [bedrijf 2] voornamelijk handelde in ‘risicogoederen’ in het kader van btw-carrouselfraude als iPhones, cpu’s, iPads, harde schijven en spelcomputers. [6] [bedrijf 1] was een groothandel in computeronderdelen. [7] Op basis van de bevindingen rond [bedrijf 2] en [bedrijf 1] heeft de FIOD gerelateerd dat de directeuren/feitelijke leidinggevenden van genoemde bedrijven zich vermoedelijk schuldig maakten aan fraude en dat [bedrijf 2] en [bedrijf 1] vermoedelijk ten onrechte aftrek van voorbelasting hadden geclaimd. [8]
Betalingsplatforms
De FIOD heeft geconstateerd dat de elektronicagoederen aan het eind van de keten via de eindschakel (een binnenlands bedrijf) veelal werden verhandeld naar een andere lidstaat waarbij ze regelmatig weer terechtkwamen bij de oorspronkelijke leverancier.
Er bleek sprake te zijn van het gebruik van betalingsplatforms die, zo vermoedde de FIOD, zijn gebruikt om de fraude te kunnen plegen en crimineel verkregen geld - gegenereerd door het niet afdragen van omzetbelasting door de plofferbedrijven - wit te wassen. De bedrijven/betalingsplatforms [betalingsplatform 1] (hierna: [betalingsplatform 1] ) en [betalingsplatform 2] . (hierna: [betalingsplatform 2] ) werden verdacht van betrokkenheid bij de btw-carrouselfraude. De FIOD vermoedde dat inzicht in de wijze waarop de verdeling van dat geld plaatsvond bewust werd gefrustreerd door het betalingsverkeer onoverzichtelijk te maken. [9]
De betalingsplatforms maakten gebruik van bankrekeningen in het buitenland waarbij over één bankrekening de transacties van meerdere bedrijven plaatsvinden. Van de buitenlandse bankrekening werd een extra (schaduw)administratie bijgehouden die als ‘black box’ functioneerde. [10]
De rollen van de verdachten
In het onderhavige dossier zijn de bijdragen die de verdachte natuurlijke personen zouden hebben geleverd bij het plegen van btw-carrouselfraude ingedeeld aan de hand van verschillende rollen met daarbij een globale beschrijving van de bijdragen die zouden zijn geleverd.
Deze rollen zijn de volgende.
Katvangers: formele bestuurders en leidinggevenden van de BV’s of eenmanszaken die fungeren als ploffer- en bufferbedrijven, terwijl in werkelijkheid anderen de zeggenschap hebben over die ondernemingen en/of aan die ondernemingen feitelijke leiding geven.
Systeembouwer: een ‘systeembouwer’ levert bedrijven aan die als ploffer en/of buffer kunnen worden gebruikt voor de btw-carrouselfraude. De systeembouwer zorgt tevens voor een snelle vervanging van een niet meer bruikbare onderneming en voor aansturing van katvangers.
Coördinator van goederen- en facturenstromen: deze persoon speelt een actieve rol in de coördinatie van goederen- en factuurstromen en betalingen en/of is aanspreekpunt voor logistieke dienstverleners.
Beheerder van betalingsplatforms: een beheerder van betalingsplatforms stuurt ondernemingen, betalingsplatforms en het betalingsverkeer aan.
4.2
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair,
2 primair, 3 subsidiair, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Daartoe hebben de officieren van justitie gesteld dat verdachte wist dat de handel van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] geen legitieme handel was, maar enkel werd verricht om btw-carrouselfraude mogelijk te maken. Uit de skypegesprekken blijkt dat verdachte zowel contact had met medeverdachte [medeverdachte 2] over diverse transacties, als dat hij wetenschap had van de btw-carrouselfraude.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Niet kan worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op de tenlastegelegde gedragingen en dat hij wetenschap had van het bestaan en functioneren van een btw-carrousel, aldus de raadsman. Ook voorwaardelijk opzet kan niet worden bewezen, omdat het wilselement ontbroken heeft. De verdediging heeft verder ten aanzien van de feiten 3 en 4 gesteld dat verdachte geen enkele bemoeienis had met [bedrijf 2] voorafgaand aan de overname, zodat van feitelijke leiding geven aan [bedrijf 2] geen sprake kan zijn geweest. Evenmin was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking of ondersteunende handelingen, zodat verdachte ook van medeplegen en medeplichtigheid dient te worden vrijgesproken.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder
1 primair, 2 primair, 4 primair en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 3 ten laste is gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
4.4.1
[bedrijf 2]
werd op 19 januari 2010 opgericht. [11] De activiteiten bestaan uit groothandel in witgoed, audio- en videoapparatuur en telecommunicatieapparatuur en bijbehorende onderdelen; import en export van witgoed, groene energie.
Vestigingsadressen waren achtereenvolgens:
 [adres 2] , met ingang van 28 december 2010;
 [adres 3] , met ingang van 1 maart 2011;
 [adres 3] , met ingang van 4 juli 2012 (datum overname door [bedrijf 1] BV (hierna: [bedrijf 1] ));
Het bezoekadres is: [adres 4] .
Aandeelhouders van [bedrijf 2] waren/zijn:
 [bedrijf 23] BV van 19 januari 2010 tot 28 december 2010;
 [stichting bedrijf 2] (hierna: [stichting bedrijf 2] ) van 28 december 2010 tot 15 februari 2011;
 [bedrijf 24] BV (hierna: [bedrijf 24] ), [adres 3] , van 15 februari 2011 tot 19 december 2011;
 [bedrijf 1] met ingang van 4 juli 2012.
Bestuurders van [bedrijf 2] waren/zijn:
 Medeverdachte [medeverdachte 6] door middel van [bedrijf 23] BV van 19 januari 2010 tot en met 28 december 2010;
 [bestuurder] (hierna: [bestuurder] ) door middel van [stichting bedrijf 2] van 28 december 2010 tot 15 februari 2011;
 Medeverdachte [medeverdachte 1] door middel van [bedrijf 24] van 15 februari 2011 tot 19 december 2011;
 Medeverdachte [medeverdachte 2] door middel van [stichting bedrijf 2] van 19 december 2011 tot 4 juli 2012 [12] ;
 [bedrijf 24] , vanaf 4 juli 2012 en op dezelfde datum uit functie getreden;
 Verdachte door middel van [bedrijf 1] vanaf 4 juli 2012.
[medeverdachte 6] was tot 28 december 2010 door middel van [bedrijf 23] BV enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 2] . Hij hield zich bezig met zowel de inkoop als verkoop van goederen. [13]
In de periode van 28 december 2010 tot 15 februari 2011 is [bestuurder] , een vriend van medeverdachte [medeverdachte 2] , tijdelijk bestuurder van [bedrijf 2] geweest. Bij de gesprekken over de overname door [stichting bedrijf 2] waren [medeverdachte 6] , [bestuurder] en [medeverdachte 2] aanwezig. [bestuurder] werd eerst bestuurder, zodat [medeverdachte 2] zeker wist dat er geen spreekwoordelijke lijken uit de kast kwamen. [14] [medeverdachte 2] wist toen al dat hij [bedrijf 2] weer van [bestuurder] zou gaan overnemen. [15] Bij de overname door [bestuurder] kreeg [medeverdachte 6] de garantie dat hij bij [bedrijf 2] kon blijven werken. [16]
[medeverdachte 6] was sinds 2011 (de enige) werknemer van [bedrijf 2] . [17] Facturen ten behoeve van [bedrijf 2] werden aan [medeverdachte 6] gericht. [18] Tijdens het onderzoek van de FIOD kwam [medeverdachte 6] als aanspreekpunt van [bedrijf 2] naar voren.
Vanaf de overname door [bestuurder] deed [bedrijf 24] BV (hierna: [bedrijf 24] ), eveneens een bedrijf van medeverdachte [medeverdachte 2] [19] [20] dat ook was gevestigd in het kantoor aan de [adres 3] , de administratie voor onder meer [bedrijf 2] .
Over de rol van [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2] binnen [bedrijf 2] , voorafgaand aan de overname door [bedrijf 1] , hebben diverse getuigen verklaard.
Zo heeft [medewerker 1] , administratief medewerker bij [bedrijf 24] , verklaard dat [medeverdachte 6] zich reeds vóór de overname van [bedrijf 2] door [bedrijf 1] bezighield met de handel van [bedrijf 2] , de betalingen en de vrijgave van de goederen. [medewerker 1] moest de orderbevestigingen, de facturatie en de btw-checks doen en had over [bedrijf 2] vrijwel altijd overleg met [medeverdachte 6] , meestal via de e-mail. [medewerker 1] verzond de pro forma facturen naar de leverancier of de afnemer en als [medeverdachte 6] liet weten dat betaald was, kon definitief gefactureerd kon worden. [21] Goederen werden bijna altijd meteen doorverkocht. [22]
Namen van nieuwe leveranciers en alle stukken kreeg hij van [medeverdachte 6] aangeleverd. In de periode vóór de overname kreeg hij dan een companysheet, de gegevens van de Kamer van Koophandel en een paspoort aangeleverd. [23]
Tot de overname door [bedrijf 1] Holding was het [medeverdachte 2] , die alle betalingen deed van [bedrijf 2] en aan wie [medewerker 1] verantwoording verschuldigd was. Maar als er iets niet klopte, moest [medewerker 1] naar [medeverdachte 6] . De concept-belastingaangiften gingen voor de overname eerst naar [medeverdachte 2] , hij gaf het akkoord.
[verdachte] en [medeverdachte 6] kenden elkaar al van voor de overname door [bedrijf 1] in juli 2012, aldus [medewerker 1] , want [bedrijf 2] verkocht al aan [bedrijf 1] en de ondernemingen zaten in dezelfde handel. [verdachte] en [medeverdachte 6] voerden overleg over [bedrijf 2] op het kantoor aan de [adres 3] . [24]
[medewerker 2] , administratief medewerker bij [bedrijf 24] en schoonvader van medeverdachte [medeverdachte 2] [25] , heeft verklaard dat [medeverdachte 2] iedereen aanstuurde. [26] [bedrijf 2] was van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] werkte ook voor [bedrijf 2] . Zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 6] hield zich bezig met de in- en verkopen van [bedrijf 2] . [medeverdachte 2] deed alle betalingen van de bedrijven waaronder die van [bedrijf 2] . [27] [medeverdachte 6] deed eerst geen betalingen van [bedrijf 2] . Bij [bedrijf 2] werd alles meteen verkocht. [medewerker 2] zag in de boekhouding regelmatig dat de verkoop al was gerealiseerd nog voordat de inkoop was gedaan. Op een gegeven moment was dat binnen [bedrijf 2] gebruikelijk. [28]
[medeverdachte 6] heeft zelf verklaard dat hij bedrijven kreeg aangeleverd via [medeverdachte 2] of dat deze bedrijven zich spontaan meldden via de mail. [bestuurder] was voor de overname op papier de directeur, maar feitelijk was [medeverdachte 2] bepalend. [29] [medeverdachte 6] viel na de overname door [medeverdachte 2] onder zijn verantwoordelijkheid. [medeverdachte 6] mocht vrij onderhandelen met bedrijven aan de inkoopkant en de verkoopkant, maar hij moest hierover wel overleggen met [medeverdachte 2] . [30] [medeverdachte 2] kwam onder andere met het bedrijf [bedrijf 7] / [bedrijf 6] en zei dat met dat bedrijf zaken moesten worden gedaan. [medeverdachte 6] heeft toen de heer [naam 1] van [bedrijf 7] ontmoet en [medeverdachte 2] was daarbij. [31] Vervolgens kwamen er meer bedrijven die zich uit zichzelf aanmeldden, dan wel via [medeverdachte 2] . Als [medeverdachte 6] het dan kon regelen, gingen de transacties door. Als zich een nieuw bedrijf aanmeldde, overlegde [medeverdachte 6] met [medeverdachte 2] . Als [medeverdachte 2] vervolgens zei dat zaken zouden worden gedaan, zoals bijvoorbeeld met [bedrijf 12] , dan gebeurde dat. [32]
Soms had hij ook wel vraagtekens bij een klant, zoals bij de heer [naam 2] van [bedrijf 25] BV. [33]
[medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij weliswaar voor [bedrijf 2] werkzaam was, maar dat hij niet de feitelijke leidinggevende was; hij deed slechts wat hem werd opgedragen. Eerst door [medeverdachte 2] , later door [verdachte] . [34]
Ook na de overname van [bedrijf 2] door [bedrijf 1] is [medeverdachte 6] werknemer van [bedrijf 2] gebleven. Over de rol van verdachte en medeverdachten [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2] binnen [bedrijf 2] , na de overname door [bedrijf 1] , zijn diverse verklaringen afgelegd.
[medewerker 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 6] na de overname op het kantoor van [bedrijf 1] te [plaats 1] ging werken. [35] [medeverdachte 6] kon meer zelf gaan bepalen, aldus [medewerker 1] , want [verdachte] stuurde minder strak aan dan [medeverdachte 2] dat deed. [36] Sinds de overname hoefde [medewerker 1] , in het geval van nieuwe leveranciers, nog slechts de btw-nummers en de nummers van de Kamer van Koophandel te checken. Toen [medewerker 1] [verdachte] eens benaderde, zei [verdachte] : ‘Daarvoor moet je naar [medeverdachte 6] ’. [37]
[medewerker 1] bleef voor [bedrijf 2] werken, maar in het kantoor te [plaats 2] en [medeverdachte 6] kwam toen nog af en toe naar [plaats 2] . [medewerker 1] bleef de in- en verkoopfacturen opmaken, maar hij deed niets uit zichzelf; alle gegevens betreffende [bedrijf 2] ontving hij van [medeverdachte 6] . Voor [medewerker 1] bleef [medeverdachte 6] zijn aanspreekpunt voor [bedrijf 2] , niet [verdachte] . [38] De aangiften omzetbelasting voor [bedrijf 2] over de periode vanaf 1 januari 2011 tot en met 2013 werden door zijn collega [medewerker 2] , in samenspraak met [medewerker 1] , digitaal ingediend. [medewerker 2] ging af en toe naar [plaats 1] . Voor de overname was het [medeverdachte 2] , na de overname [verdachte] die het akkoord moest geven voor het indienen van de aangiften omzetbelasting. [39]
[medewerker 2] heeft verklaard dat hij na de overname de administratie bleef doen voor [bedrijf 2] . De administratie werd steeds onoverzichtelijker. [medeverdachte 6] deed nadat [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] was verkocht, wel betalingen. [medewerker 2] zag telkens betalingen, terwijl daar geen facturen voor waren. [medewerker 2] kaartte dat aan en ging vervolgens eens in de twee weken naar [plaats 1] om die posten te bespreken. [40] Toen [medeverdachte 2] naar [land 2] was vertrokken, kwam hij nog wel regelmatig terug om betalingen te verrichten. [medeverdachte 2] stuurde toen nog op afstand aan; hij had dan telkens contact met [medewerker 1] . [41] [medewerker 2] besprak de aangiften omzetbelasting van [bedrijf 2] met [medeverdachte 6] , maar het kan kloppen dat hij de concepten via de e-mail naar [verdachte] stuurde en dat [verdachte] ervan op de hoogte was van wat moest worden betaald of teruggevraagd, aldus [medewerker 2] . [42]
[medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij na de overname aan verdachte verantwoording verschuldigd was. [medeverdachte 2] meldde zich toen nog wel omdat hij telkens geld moest hebben, vanwege een earn-outcontract. [43] [medeverdachte 2] had inzage in de resultaten en wilde elke maand geld hebben. [44] Direct na de overname deed verdachte de betalingen en vervolgens, vanaf augustus/september 2012, ging [medeverdachte 6] de betalingen doen. [45]
Verdachte heeft verklaard dat [bedrijf 1] in die tijd niet goed liep en dat [medeverdachte 6] aan verdachte had verteld dat [medeverdachte 2] voor [bedrijf 2] een koper zocht. [medeverdachte 6] had ook aan verdachte verteld dat hij volledig autonoom werkte voor [bedrijf 2] en dat verdachte dus niets hoefde te doen. Het was verdachtes plan om de beide bedrijven te laten fuseren. [46] In juli 2012 heeft verdachte de aandelen van [bedrijf 2] van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] overgenomen. [47] Verdachte nam [bedrijf 2] over om meer met de Nederlandse markt te kunnen doen; [medeverdachte 6] zou zich daar op gaan richten. Verdachte heeft een aanbetaling gedaan van € 25.000,-- in verband met de koopsom voor [bedrijf 2] en de rest zou uit de winst van [bedrijf 2] worden betaald. Na de overname droeg [bedrijf 1] een deel van haar klanten aan [bedrijf 2] over; de omzet van [bedrijf 2] steeg ten koste van de omzet van [bedrijf 1] . [48] [medeverdachte 2] vertrok naar [land 2] . [49] Bij de overname was een van de voorwaarden dat [medeverdachte 6] , medewerker bij [bedrijf 2] , zou worden meegenomen. [medeverdachte 6] bleef dan ook voor [bedrijf 2] werken. [50]
In verband met het restant van de koopsom stuurde [medeverdachte 2] facturen. Het bedrag op de facturen was afhankelijk van de winst van [bedrijf 2] . [51] [medeverdachte 2] had na de overname, met toestemming van verdachte, nog inzage in de boeken van [bedrijf 2] en hij ontving maandelijks de cijfers. [52] De administratie van [bedrijf 2] werd, ondanks de overname vanaf juli 2012, nog altijd door [bedrijf 24] gedaan, een bedrijf van [medeverdachte 2] . Als [medeverdachte 2] de administratie wilde inzien, dan regelde [medewerker 1] dat. Verdachte en [medeverdachte 6] leverden bij [bedrijf 24] de administratie aan en [bedrijf 24] stuurde facturen voor het verzorgen van de administratie. [53] Contractueel was vastgelegd dat [bedrijf 24] de administratie zou blijven doen zolang de koopsom niet volledig was betaald. [medeverdachte 2] factureerde aan [bedrijf 2] maandelijks de helft van het resultaat van [bedrijf 2] in verband met de kosten van de overname. [54] De bemoeienis van [medeverdachte 2] beperkte zich na de overname tot zijn rol als schuldeiser. Verdachte was verder vrij om te handelen met [bedrijf 2] zoals hij wilde. Verdachte besprak, waar het [bedrijf 2] betrof, veel met [medeverdachte 6] . [55]
Voor de handel stonden [bedrijf 2] en [bedrijf 1] ingeschreven op ‘trading-boards’: platforms van handelaren waar vraag en aanbod per e-mail wordt gedeeld. Rond de overname had [bedrijf 2] een aantal vaste leveranciers en klanten. Verdachte kende ze niet allemaal, maar hij nam aan dat [medeverdachte 6] ze kende. [56] Verdachte heeft het klantenbestand van [bedrijf 2] verder uitgebouwd. [57] De door hem verrichte check van de zakenpartners bestond uit het opvragen van een kopie van het paspoort, de gegevens van de Kamer van Koophandel, de geldigheid van het btw-nummer en een verklaring van hoedanigheid en hij meldde nieuwe leveranciers aan bij de Belastingdienst. [58] Wanneer de zakelijke verstandhouding groeide was vaker sprake van persoonlijk contact. Voor de opslag en logistieke afhandeling maakte verdachte gebruik van vaste logistiek dienstverleners als [logistiek dienstverlener] en [bedrijf 3] BV (hierna: [bedrijf 3] ). [medeverdachte 7] was bij [bedrijf 3] zijn contactpersoon. [59] Verdachte was zich ervan bewust, mede naar aanleiding van een boekenonderzoek in het verleden en door waarschuwingsbrieven van de Belastingdienst, dat hij werkzaam was in een risicovolle branche. [60]
Ter terechtzitting op 23 januari 2020 heeft verdachte verklaard dat het klopt dat [medewerker 2] in verband met de aangiften omzetbelasting van [bedrijf 2] naar [plaats 1] toekwam en dat voor die aangiften de goedkeuring van verdachte nodig was. De afhandeling werd dan verder door [bedrijf 24] gedaan. Verdachte bekeek de concept-aangiften. Als hij vragen had dan stelde hij die, maar hij gaf het akkoord. [61]
4.4.2
[bedrijf 1]
werd opgericht op 3 mei 2004 met de statutaire naam [bedrijf 1] BV. [62] Op 3 januari 2007 werd die naam gewijzigd in [bedrijf 1] . Het bezoekadres is [adres 4] . De activiteiten van [bedrijf 1] bestaan uit groothandel in computers, randapparatuur en software; handel in en het leveren van computeronderdelen.
Verdachte is sinds 22 november 2006 bestuurder van [bedrijf 1] . Verdachte is vanaf 27 maart 2009, via [bedrijf 1] , ook aandeelhouder van [bedrijf 1] . Door de overname van [bedrijf 2] op 4 juli 2012 werd verdachte door middel van [bedrijf 1] tevens aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 2] .
Met ingang van 24 december 2013 is [bedrijf 1] in staat van faillissement verklaard. [63]
Verdachte heeft verklaard dat [bedrijf 1] zich richtte op intracommunautaire transacties en handel binnen Europa. [64]
4.4.3
Algemene overwegingen ten aanzien van de feiten 1, 2, 4 en 5
Tijdens het onderzoek van de FIOD hebben in mei 2013 doorzoekingen ter inbeslagneming plaatsgevonden in de bedrijfspanden van [bedrijf 2] en [bedrijf 1] , het pand van logistiek dienstverlener [bedrijf 3] [65] , een kantoor van een accountant van [bedrijf 2] , het kantoor van medeverdachte [medeverdachte 2] aan de [adres 3] , het kantoor van medeverdachte [medeverdachte 4] [66] alsook in andere bedrijfspanden en kantoren en in de woningen en verblijfsadressen van verdachte en andere medeverdachten.
Tijdens deze doorzoekingen is een grote hoeveelheid aan hardware als laptops, mobiele telefoons, iPads en usb-sticks in beslag genomen alsook (digitale en fysieke) administratieve gegevens als orderbevestigingen en in- en verkoopfacturen van [bedrijf 2] , [bedrijf 1] en overige betrokken ondernemingen, waaronder [bedrijf 3] .
De FIOD heeft aan de hand van die in- en verkoopfacturen, bank- en transportgegevens en overige administratie overzichten gemaakt van goederenbewegingen en facturenstromen en de bij de goederenstromen betrokken ondernemingen en dit alles vastgelegd in processen-verbaal van ambtshandelingen met schematische overzichten als Excel-bestanden. [67]
Daarnaast zijn computers en andere digitale gegevensdragers uitgelezen, waarbij onder meer aangetroffen skypegesprekken zijn uitgelezen. [68] De inhoud van aangetroffen skypegesprekken komt later in dit vonnis aan de orde.
Tijdens het onderzoek heeft de Belastingdienst overzichten gemaakt waarin is weergegeven welke bedrijven binnen ketens van samenwerkende ondernemingen als ploffer- of als bufferbedrijf zijn gebruikt door [bedrijf 2] en/of [bedrijf 1] voor het plegen van btw-carrouselfraude. [69]
Uit genoemde overzichten blijkt dat [bedrijf 2] in de periode van januari 2011 tot en met mei 2013 telkens heeft ingekocht bij Nederlandse bedrijven die - gedurende perioden van niet meer dan enkele maanden - als bufferbedrijf hebben gefungeerd, te weten bij [bedrijf 26] , [bedrijf 1] , [bedrijf 7] BV, [bedrijf 8] BV (hierna: [bedrijf 8] ), [bedrijf 22] , [bedrijf 12] , [bedrijf 15] BV, [bedrijf 27] BV, [bedrijf 28] , [bedrijf 29] BV, [bedrijf 25] BV, en [bedrijf 16] .
[bedrijf 1] heeft in 2011 ingekocht bij zowel buitenlandse ondernemingen als Nederlandse ondernemingen die als ploffer- en/of bufferbedrijf fungeerden, te weten de bedrijven [bedrijf 30] BV, [bedrijf 31] BV ( [bedrijf 4] ), [bedrijf 10] BV, [bedrijf 32] BV, [bedrijf 17] BV ( [bedrijf 5] ), [bedrijf 7] BV en [bedrijf 2] . [70]
In 2012 en 2013 heeft [bedrijf 1] ingekocht bij buitenlandse ondernemingen, bij [bedrijf 2] en, incidenteel, bij [bedrijf 33] BV.
De inkoopprijzen voor de leveringen van de buitenlandse ondernemingen waren steeds aanzienlijk hoger dan de inkoopprijzen van de binnenlandse ondernemingen.
De ondernemingen waar [bedrijf 2] en/of [bedrijf 1] in de periode van januari 2011 tot en met mei 2013 mee hebben gehandeld kwamen en gingen. Daarnaast was sprake van de volgende kenmerken van btw-carrouselfraude: [71]
 rondgaande goederenstromen ( [bedrijf 2] en/of [bedrijf 1] werden in een relatief kort tijdsbestek meermalen eigenaar van dezelfde goederen);
 de (tussenliggende) ploffer- en bufferbedrijven hadden geen economisch toegevoegde waarde;
 binnen de ketens van samenwerkende ondernemingen was telkens een prijsval te zien;
 er was sprake van onzakelijke verkoopprijzen, boven de minimumconsumentenprijs.
Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft ten aanzien van een groot deel van de hiervoor genoemde vennootschappen verklaard dat hij de bedrijfsgegevens daarvan heeft overhandigd aan medeverdachte [medeverdachte 8] , zodat met die bedrijven kon worden gehandeld. [72] [medeverdachte 4] heeft in het bijzonder verklaard dat hij de bedrijfsgegevens van in elk geval de volgende ondernemingen aan [medeverdachte 8] heeft verstrekt: [73] [bedrijf 9] BV (hierna: [bedrijf 9] ), [bedrijf 10] BV (hierna: [bedrijf 10] ), [bedrijf 17] BV, [bedrijf 13] BV (hierna: [bedrijf 13] BV), [bedrijf 11] BV (hierna: [bedrijf 11] ), [bedrijf 21] BV (hierna: [bedrijf 21] ), [bedrijf 14] BV (hierna: [bedrijf 14] ), [bedrijf 20] BV, [bedrijf 19] BV (hierna: [bedrijf 19] ), [bedrijf 34] BV, [bedrijf 18] BV, [bedrijf 35] BV, [bedrijf 36] , [bedrijf 22] , [bedrijf 12] , [bedrijf 15] BV (hierna: [bedrijf 15] ), [bedrijf 28] en [bedrijf 37] .
De verklaringen van [medeverdachte 4] met betrekking tot het overdragen van bedrijfsgegevens aan [medeverdachte 8] acht de rechtbank, betrouwbaar, nu deze - onder meer - steun vinden in verklaringen van medeverdachten. Zo heeft medeverdachte [medeverdachte 9] tegenover de FIOD verklaard in 2012 gedurende ongeveer een half jaar chauffeur te zijn geweest voor [medeverdachte 4] en met [medeverdachte 4] veel naar [plaats 2] en [plaats 3] te zijn gereden als [medeverdachte 4] bedrijfsgegevens en/of bankafschriften wilde verstrekken aan [medeverdachte 8] [74] . Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft onder meer verklaard dat hij zich op initiatief van [medeverdachte 4] voor veel van genoemde bedrijven als bestuurder heeft laten aanstellen, vaak via een stichting. [75]
De verklaringen van [medeverdachte 9] en [medeverdachte 5] vinden voorts steun in verklaringen van anderen die zich als formeel - middellijk dan wel onmiddellijk - bestuurder hebben laten aanstellen en als katvanger hebben gefunctioneerd. Verschillende van hen hebben verklaard dat [medeverdachte 4] hen had verteld dat een ander met de vennootschap, waar zij bestuurder van werden, zou gaan handelen. [76]
De bestuurders van de bedrijven die voorafgaand aan leveringen aan [bedrijf 2] en/of [bedrijf 1] betrokken waren bij de handel, bleken zelf geen beschikkingsmacht te hebben gehad over de gefactureerde goederen.
4.4.4
Ten aanzien van feit 5
De rechtbank stelt vast dat verdachte in ieder geval met medeverdachten [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] ( [bedrijf 3] ) contacten heeft onderhouden, onder meer via Skype. Uit die communicatie, in samenhang met administratieve gegevens met betrekking tot de goederen- en geldstromen en facturen blijkt dat verdachte een actieve bijdrage heeft geleverd aan het handelen in het kader van de btw-carrouselfraude. Door toedoen van verdachte, in samenwerking met medeverdachten, hebben [bedrijf 2] en/of [bedrijf 1] immers partijen goederen, die bij buitenlandse ondernemingen werden ingekocht, bewust niet rechtstreeks van die buitenlandse ondernemingen afgenomen, maar via tussengeschoven ondernemingen (ploffer- en bufferbedrijven), waardoor op grote schaal fraude met omzetbelasting is gepleegd.
In paragraaf 4.4.5 worden de ten laste gelegde goederenstromen en facturen nader uitgewerkt.
4.4.4.1 Contacten met [bedrijf 3]
[bedrijf 2] en [bedrijf 1] hebben in de ten laste gelegde periode voor opslag en doorvoer van goederen gebruik gemaakt van de diensten van logistiek dienstverlener [bedrijf 3] . Directeur van dit bedrijf in de ten laste gelegde periode was [medeverdachte 7] . [77]
Uit onderzoek naar het handelen van [bedrijf 3] is gebleken dat de goederenpartijen met regelmaat, nog vóórdat deze door de eigenaar waren vrijgegeven, het magazijn van [bedrijf 3] hadden verlaten, dat tijdlijnen werden aangepast om dossiers kloppend te krijgen en dat vaak dezelfde partijen binnen korte tijd terug waren bij [bedrijf 3] . [78]
Uit een overzicht van goederenbewegingen waar [bedrijf 3] bij betrokken was, is gebleken dat de eigendom van goederenpartijen vaak in zeer korte tijd overging. [79] Goederenpartijen werden soms op de dag van binnenkomst al verplaatst naar een buitenlandse onderneming. Meer dan eens kwamen partijen goederen weer terug bij [bedrijf 3] , kort nadat ze aan een buitenlands bedrijf waren geleverd. [80]
Uit aangetroffen skypeberichten, in beslag genomen onder [bedrijf 3] [81] , is gebleken dat [medeverdachte 7] contact onderhield met verdachte ( [bedrijf 1] ) en [medeverdachte 6] ( [bedrijf 2] ) over leveringen van partijen vanuit het buitenland aan Nederlandse bedrijven die fungeerden als ploffers. Zo is gebleken dat op 19 en 20 december 2011 een skypegesprek heeft plaatsgevonden tussen verdachte (‘ [skypenaam 1] ’ [82] ), met de naam ‘ [skypenaam 2] ’ en user ‘ [medeverdachte 7] ’ van ‘ [bedrijf 3] ’. [83] Verdachte vraagt hier bij [bedrijf 3] informatie op met betrekking tot twee partijen goederen, één partij van 997 stuks PS3 en één partij van 2300 stuks, die zouden moeten binnenkomen vanuit ‘ [bedrijf 38] ’ en verzoekt na verzending van zijn bericht over 2300 stuks ‘vanuit [bedrijf 38] ’, om zijn bericht te wissen (‘delete message pls’).
Ten aanzien van de goederenstroom van 2300 stuks PS3 320GB bleek uit de administratie van [bedrijf 3] het volgende. De partij van 2300 stuks PS3 320GB kwam op 22 december 2011 bij [bedrijf 3] binnen vanuit het Tsjechische bedrijf [bedrijf 38] . [84] Op 20 december 2011 werd per e-mail aan [bedrijf 3] bericht dat de goederen bestemd waren voor [bedrijf 13] (handelsnaam van de ploffer [bedrijf 13] BV). In dat e-mailbericht stond dat de goederen konden worden gereleased zodra daar toestemming voor werd gegeven. Op 5 januari 2012 werd per e-mail toestemming gegeven voor de vrijgave aan [bedrijf 13] .
De goederen hadden echter op die datum het magazijn van [bedrijf 3] reeds verlaten, en wel gesplitst in drie verschillende delen/partijen:
 op 27 december 2011 ging een deel van de partij, 500 stuks PS3, via [bedrijf 1] naar [land 3] , op naam van [bedrijf 39] (dossier [dossiernummer] );
 op 28 december 2011 ging een deel van de partij, 1299 stuks PS3, via [bedrijf 1] naar [land 4] , op naam van [bedrijf 40] (dossier [dossiernummer] );
 en op 28 december 2011 gingen 501 stuks PS3 via [bedrijf 1] naar [bedrijf 40] te [land 4] (dossier [dossiernummer] ).
De goederen waren dus al weg voordat vanuit [bedrijf 38] vrijgave had plaatsgevonden. Volgens een checkreport van [bedrijf 3] zou de afnemer van de goederen van [bedrijf 38] op
22 december 2011 [bedrijf 1] zijn. Dit komt echter niet overeen met de facturenstroom die heeft plaatsgevonden. Volgens de facturen werden eigenaar van de goederen: op 28 december 2011 eerst ploffer [bedrijf 13] BV, vervolgens buffer [bedrijf 7] , en pas daarna [bedrijf 1] . [85]
Volgens een in de administratie van [bedrijf 3] aangetroffen e-mailbericht zijn de goederen op 6 januari 2012 vrijgegeven aan [bedrijf 13] (terwijl de goederen dan al weg zijn bij [bedrijf 3] ); en volgens een e-mailbericht van dezelfde datum worden de goederen vrijgegeven aan [bedrijf 7] . De goederen zijn dan evenwel, zoals blijkt uit het voorgaande, al weg bij [bedrijf 3] .
Uit de administratie van [bedrijf 3] bleek verder dat de goederen vanuit [land 3] waren gekomen en dat een deel van diezelfde partij goederen, te weten 500 stuks, binnen korte tijd terugkeert naar [land 3] .
Ten aanzien van de partij van 997 stuks PS3, die volgens de gebruiker van [skypenaam 1] ( [skypenaam 2] ) ‘al binnen zouden moeten zijn’ bleek op basis van facturen uit de administratie van [bedrijf 3] (dossier [dossiernummer] ) dat deze partij op 21 december 2011 binnenkwam bij [bedrijf 3] vanuit een bedrijf genaamd [bedrijf 39] . De partij werd vervolgens via de ploffer [bedrijf 13] en de buffer [bedrijf 7] geleverd aan [bedrijf 2] . [86]
Verdachte heeft, geconfronteerd met het hiervoor weergegeven skypegesprek tussen [bedrijf 3] en verdachte, verklaard dat hij zich niet kan herinneren waarom hij heeft gevraagd om een bericht te ‘deleten’. [87]
Uit de skypegesprekken in combinatie met de administratie die bij [bedrijf 3] in beslag is genomen, volgt dat verdachte op 19 en 20 december 2011 al bezig was met de levering van de partij van 2300 stuks PS3 vanuit [land 3] , welke partij geleverd zou worden aan ploffer [bedrijf 13] BV, en niet rechtstreeks aan [bedrijf 1] . De partij is voorts pas op 5 januari 2012 vrijgegeven, terwijl de goederen, ruim voor de vrijgave en kort na aankomst vanuit [land 3] , door [bedrijf 1] alweer zijn doorgeleverd aan bedrijven in het buitenland. Tevens heeft verdachte zich op 19 en 20 december 2011 beziggehouden met de levering van een partij van 997 stuks PS3, terwijl die partij nog moest binnenkomen en na verhandeling aan [bedrijf 13] en [bedrijf 7] - op 22 december 2011 - werd vrijgegeven richting [bedrijf 2] . Opmerkelijk is dat [bedrijf 1] van deze transactie geen deel uitmaakt. Uit het bericht “delete message pls” blijkt dat verdachte zijn betrokkenheid bij de doorlevering van de partijen 2300 stuks PS3 320GB en 997 stuks PS3 naar ploffers en buffers en naar het buitenland heeft willen verbergen.
Getuige [getuige] , medewerker bij [bedrijf 3] van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013, heeft verklaard dat hij zich bezighield met het aannemen van boekingen, releases en instructies voor de loods bij splitsing van partijen. [88] Zowel [medeverdachte 7] als [getuige] hadden telefonisch en per e-mail contact met de klanten; [medeverdachte 7] ook via Skype. [medeverdachte 7] deed de facturatie en betalingen.
Nieuwe ‘elektronica-klanten’ kwamen aanwaaien, aldus [getuige] , via [medeverdachte 6] en [verdachte] . [getuige] wist dat, omdat [medeverdachte 6] en [verdachte] van te voren opbelden met het bericht dat er een nieuwe klant kwam. [89] [getuige] zag nooit de personen achter de ondernemingen die aan [bedrijf 2] leverden; zij werden aangemeld via Gmail of Hotmail. Met [medeverdachte 7] had hij het er weleens over gehad dat [medeverdachte 6] net zo goed zelf achter deze mailaccounts kon zitten, want personen hadden ze nooit gezien. [90] Gegevens en referenties werden per e-mail uitgewisseld en als referentie werd vaak [bedrijf 2] of [bedrijf 1] opgegeven en dan was er tussen [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] of [verdachte] contact over de klant. De ondernemingen wisselden snel en er was vaak een probleem met betalingen, aldus [getuige] . [medeverdachte 7] sprak [medeverdachte 6] ook aan op de betalingen van de ondernemingen die aan [bedrijf 2] leverden. Het kwam voor dat partijen al weg waren bij [bedrijf 3] nog voordat de goederen waren vrijgegeven. In zo’n geval had [medeverdachte 6] overleg met [medeverdachte 7] . De eigendom van zo’n goederenpartij lag dan bij een schakel vóór [bedrijf 2] . Veel ondernemingen bestonden maar even en verdwenen dan weer. [medeverdachte 7] probeerde dan nog betalingen te krijgen via [medeverdachte 6] of [verdachte] , aldus [getuige] . [91]
[medeverdachte 6] heeft verklaard dat voorwaarde voor het doen van zaken was, dat goederen voor [bedrijf 2] bij [bedrijf 3] werden ondergebracht. [92] [medeverdachte 7] was daar zijn contactpersoon. [93] Vanuit [bedrijf 3] werd direct doorverkocht; de goederen lagen meestal maar een paar uurtjes in de opslag. Meestal had [medeverdachte 6] per mail of telefonisch contact met [bedrijf 3] , maar hij had ook skypecontact met [medeverdachte 7] . [94]
4.4.4.2 Contacten met andere medeverdachten
Uit het voorgaande is gebleken dat verdachte, zowel voor als na de overname van [bedrijf 2] door [bedrijf 1] , veelvuldig contact had met medeverdachte [medeverdachte 6] . Zo heeft [medewerker 1] , blijkens het voorgaande, verklaard dat [verdachte] en [medeverdachte 6] elkaar al kenden van voor de overname door [bedrijf 1] in juli 2012, waarbij hij heeft verklaard dat [bedrijf 2] al aan [bedrijf 1] verkocht en dat de ondernemingen in dezelfde handel zaten. [verdachte] en [medeverdachte 6] voerden overleg over [bedrijf 2] op het kantoor aan de [adres 3] . [95] [medeverdachte 4] kwam daar ook wel langs en besprak dan het een en ander met [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2] . [96]
[verdachte] heeft ter zitting ook verklaard dat hij [medeverdachte 6] al heel lang kende. [97]
Uit skypegesprekken blijkt voorts dat verdachte contact onderhield met het skype-account ‘ [skype-account] ’, waarvan uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 2] de gebruiker is geweest van dit skype-account [98] . Zo skypet verdachte ‘jullie werken samen en altijd als er wat is ben ik degene die verlies is het raar dat ik bij je klaag dan?’ [99]
4.4.4.3 Criminele organisatie
De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) slechts dan sprake kan zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Gelet op al hetgeen de rechtbank hiervoor en hierna heeft overwogen, kan zonder meer de conclusie worden getrokken dat sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat tot doel had om btw-carrouselfraude mogelijk te maken. Om dat doel te bewerkstelligen werden binnen het samenwerkingsverband herhaaldelijk diverse misdrijven gepleegd. Zo werden facturen valselijk opgemaakt in verband met de schijntransacties, welke facturen in bedrijfsadministraties werden opgenomen. Aangiften omzetbelasting werden niet of onjuist gedaan en de ploffers en buffers voldeden niet aan de fiscale administratieverplichtingen. Door geen dan wel een valse administratie te voeren en gebruik te maken van katvangers, konden de ondernemingen na faillissement vervolgens niet voldoen aan de inlichtingen- en administratieplichten zodat er sprake was van bedrieglijke bankbreuk.
Binnen dit samenwerkingsverband was sprake van een zekere taakverdeling. De systeembouwers binnen de carrousel waren medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 8] . Zij leverden bedrijven aan die als ploffer of buffer konden worden gebruikt voor de btw-carrouselfraude. [medeverdachte 8] kreeg zowel van [medeverdachte 4] als van derden de gegevens van de ondernemingen aangeleverd, welke ondernemingen vervolgens binnen de btw-carrousel werden gebruikt als ploffer en buffer. [medeverdachte 8] had een aansturende rol, op meer afstand van de katvangers dan [medeverdachte 4] .
[medeverdachte 6] hield zich bezig met de transacties van zowel ploffers en buffers als [bedrijf 2] . Hij was voor logistiek dienstverlener [bedrijf 3] het aanspreekpunt en coördineerde de goederen- en facturenstromen. Hoewel hij daarin werd aangestuurd door en de instructies opvolgde van medeverdachte [medeverdachte 2] , is gebleken dat hij in toenemende mate als zelfstandig en autonoom medewerker bij [bedrijf 2] werkte en tevens betrokkenheid had bij [bedrijf 1] . Na de overname van [bedrijf 2] door [bedrijf 1] was [medeverdachte 6] verantwoording verschuldigd aan [verdachte] . [medeverdachte 6] onderhield daarnaast contacten met diverse medeverdachten, alsmede met buitenlandse ondernemingen die ook betrokken waren bij de carrouselfraude. [medeverdachte 6] had zicht op de goederenstromen en de daarbij behorende prijsval, zoals ook blijkt uit het door hem opgestelde Excel-bestand.
[medeverdachte 2] stuurde niet alleen [medeverdachte 6] aan binnen [bedrijf 2] , maar hij hield zich daarnaast ook actief bezig met de goederen- en facturenstromen.
[verdachte] hield zich bezig met de transacties van ploffers en buffers, alsmede van [bedrijf 1] en vanaf 4 juli 2012 van [bedrijf 2] . Ook hij kan als coördinator van de goederen- en facturenstromen worden gekenmerkt, nu hij nauw contact onderhield met zowel [medeverdachte 6] als logistiek dienstverlener [bedrijf 3] . Hoewel [verdachte] in ieder geval vanaf december 2011 wetenschap had van de btw-carrouselfraude heeft hij, na diverse gesprekken met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] , een weloverwogen keuze gemaakt om [bedrijf 2] over te nemen op 4 juli 2012.
Voor het verborgen blijven van de btw-carrousel was het gebruik van betalingsplatforms essentieel. Medeverdachte [medeverdachte 3] was beheerder van de betalingsplatforms [betalingsplatform 1] en [betalingsplatform 2] en daardoor in staat om de betalingsplatforms en het betalingsverkeer aan te sturen en de leden van de criminele organisatie te voorzien van gelden.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte een aandeel heeft gehad in gedragingen die strekten tot/verband hielden met de verwezenlijking van het binnen de criminele organisatie bestaande oogmerk. Uit het voorgaande blijkt dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de criminele organisatie. De rechtbank acht zodoende bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr.
4.4.4.4 Wetenschap en opzet van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij er niet van op de hoogte was dat bij de handel door [bedrijf 2] en/of [bedrijf 1] sprake was van btw-carrouselfraude en dat hij bij de aansturing van personen zeker niet een dergelijk oogmerk heeft gehad. Indien anderen, bijvoorbeeld [medeverdachte 2] , zich daarmee bezig hebben gehouden, dan was verdachte daar niet van op de hoogte. Tot de overname van [bedrijf 2] was hij bij goederenstromen op naam van [bedrijf 2] niet betrokken en na de overname was hij ook niet van alle handel van [bedrijf 2] op de hoogte. [medeverdachte 6] had gezegd dat hij volledig autonoom werkte en dat hij niets hoefde te doen.
Ten aanzien van de stelling van de FIOD dat verdachte ook uit prijsverschillen - gehanteerd door buitenlandse en binnenlandse ondernemingen - had kunnen afleiden dat fraude werd gepleegd, heeft verdachte verklaard dat een goede prijs niet slechts door de hoogte ervan wordt bepaald, maar tevens afhankelijk is van betalingscondities en de conditie van goederen.
De rechtbank is van oordeel dat het hierboven weergegeven verweer, inhoudende kort gezegd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het ten laste gelegde frauduleuze handelen, op grond van de in dit vonnis weergegeven bewijsmiddelen moet worden verworpen.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, met name onder 4.4.4.1 ten aanzien van contacten met [bedrijf 3] , volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte sinds, in ieder geval december 2011, wetenschap had van het feit dat btw-carrouselfraude werd gepleegd met goederen- en facturenstromen waarbij [bedrijf 2] en/of [bedrijf 1] betrokken waren en dat zijn opzet hierop gericht was.
4.4.5
Ten aanzien van feit 1
Onder feit 1 is verdachte ten laste gelegd dat hij betrokken is geweest bij het valselijk opmaken van de administratie van [bedrijf 1] door in die administratie valse facturen op te nemen.
Factuur [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] van 17 december 2012 [100]
In de administratie van [bedrijf 2] zijn twee verkoopfacturen van [bedrijf 2] gericht aan [bedrijf 1] aangetroffen. Op de eerste factuur, gedateerd 17 december 2012, staat vermeld dat 105 stuks Apple iPad aan [bedrijf 1] zijn verkocht voor € 60.863,30 (inclusief btw). [101] Op de tweede factuur, eveneens gedateerd 17 december 2012, staat vermeld dat [bedrijf 2] 390 stuks Apple iPad aan [bedrijf 1] heeft verkocht voor € 226.063,70 (inclusief btw). [102]
De goederen- en factuurstroom die hoort bij deze facturen wordt hierna in kaart gebracht.
Tijdens het onderzoek naar de facturering bleek dat de ene keer sprake was van facturen voor partijen van 390 stuks en 105 stuks Apple iPad, model MD370FD/A en een andere keer van facturen voor partijen van 395 stuks en 100 stuks. Het ging echter steeds om goederen van dezelfde herkomst/ oorspronkelijk leverancier. [103]
In de administratie van logistiek dienstverlener [logistiek dienstverlener] werd in verband met deze goederenstroom een transactie aangetroffen inzake 495 stuks Apple iPad (dossier [dossiernummer] ) waarbij de 495 Apple iPads door [bedrijf 41] werden geleverd aan [bedrijf 1] en [bedrijf 42] (hierna: [bedrijf 42] ). [104]
Uit het ‘inspection sheet’ van [logistiek dienstverlener] bleek dat het ging om twee partijen:
 390 390 stuks Apple model MD370FD/A;
 390 105 stuks Apple model MD367FD/A.
In de administratie van [bedrijf 3] werd voorts een transactie aangetroffen inzake 495 stuks Apple iPad, waaruit blijkt dat de iPads door [bedrijf 42] werden geleverd aan [bedrijf 34] en vervolgens aan [bedrijf 29] , [bedrijf 2] en [bedrijf 1] . [105]
Volgens het ‘check report’ van [bedrijf 3] ging het om:
 395 395 stuks Apple model MD370FD/A;
 395 100 stuks Apple model MD367FD/A.
Op 11 december 2012 kwamen de goederen op naam van [bedrijf 42] binnen in het magazijn van [bedrijf 3] . In de administratie van [bedrijf 3] werd een vervolgtransactie aangetroffen waaruit bleek dat nog dezelfde dag de partij van in totaal 495 Apple iPads in opdracht van [bedrijf 1] van [bedrijf 3] werd verplaatst naar het magazijn van [logistiek dienstverlener] (dossier [dossiernummer] ). [106] Bij [logistiek dienstverlener] is een transactie aangetroffen waaruit bleek dat [bedrijf 1] de 495 stuks Apple iPad op 12 december 2012 leverde aan [bedrijf 43] te [land 5] ( [dossiernummer] ). [107]
Onderzoek aan de hand van de aangetroffen inkoop- en verkoopfacturen bij [bedrijf 2] en ploffer- en bufferbedrijven leverde het volgende op:
- [bedrijf 41] heeft op 7 december 2012 een partij van 495 stuks Apple iPad 3 32GB 4G gefactureerd aan [bedrijf 1] voor € 256.410,-- exclusief btw, dus
€ 518,-- per stuk; [108]
- [bedrijf 1] heeft eveneens op 7 december 2012 een partij van 495 stuks Apple iPad aan [bedrijf 42] gefactureerd voor € 266.409,-- exclusief btw, dus € 538,20 per stuk; [109]
- [bedrijf 42] heeft eveneens op 7 december 2012 een partij van 495 stuks Apple iPad aan [bedrijf 34] BV gefactureerd voor (omgerekend van Engelse pond naar euro)
€ 270.512,50. [110] Blijkens de verkoopfactuur zijn de 495 iPads verkocht voor € 546,50 per stuk. Deze verkoopprijs komt overeen met op de purchase-order van [bedrijf 34] BV genoemde prijs; [111]
- [bedrijf 34] BV heeft ook op 7 december 2012 een partij van in totaal 495 stuks Apple iPads gefactureerd aan [bedrijf 29] voor € 278.511,75 (inclusief btw), dat wil zeggen
€ 465,-- per stuk. [112] De iPads zijn verkocht voor een prijs die 85,09% van de verkoopprijs van [bedrijf 42] aan [bedrijf 34] BV bedraagt, waarmee blijkt van een onzakelijke prijsval;
- [bedrijf 29] heeft op 7 december 2012 een partij van 105 stuks Apple iPad aan [bedrijf 2] gefactureerd voor € 59.669,03 (inclusief btw), dat wil zeggen € 469,65 per stuk. [113] Op diezelfde dag heeft [bedrijf 29] 390 stuks Apple iPad aan [bedrijf 2] gefactureerd, voor
€ 221.627,84 (inclusief btw), dat wil zeggen ook voor € 469,65 per stuk. [114]
In de administratie van [bedrijf 2] zijn twee verkoopfacturen van [bedrijf 2] gericht aan [bedrijf 1] aangetroffen. Op de eerste factuur, gedateerd 17 december 2012, staat vermeld dat 105 stuks Apple iPad aan [bedrijf 1] zijn verkocht voor € 60.863,30 (inclusief btw), dat wil zeggen
€ 479,05 per stuk. [115] Op de tweede factuur, eveneens gedateerd 17 december 2012, staat vermeld dat [bedrijf 2] 390 Apple iPads aan [bedrijf 1] heeft verkocht voor € 226.063,70 (inclusief btw), dat wil zeggen ook voor € 479,05 per stuk. [116]
In de administratie van [bedrijf 1] zijn voorts nog drie verkoopfacturen van [bedrijf 1] gericht aan [bedrijf 43] aangetroffen, waaruit bleek dat 495 Apple iPads aan [bedrijf 43] BV zijn verkocht in gesplitste partijen voor in totaal € 255.420,00 (zonder btw), dat wil zeggen
€ 516,-- per stuk. [117]
De facturen wekken de indruk dat het gaat om andere partijen iPads, echter uit onderzoek naar de genoemde aantallen blijkt dat het oorspronkelijk getal van 495 is verwerkt in de orders:
 1.390 1.390 stuks Apple model MD370FD/A en 105 stuks Apple model MD367FD/A;
 1.390 2.395 stuks Apple model MD370FD/A en 100 stuks Apple model MD367FD/A.
Samen steeds een aantal van 1.495 (1.000 + 495). [118]
Blijkens het voorgaande werd [bedrijf 1] in korte tijd twee maal eigenaar van dezelfde goederen en is er sprake geweest van een prijsval. Onderzoek naar deze goederenstroom wees uit dat deze goederen niet voor de consumentenmarkt waren bestemd. [119]
Conclusie
De rechtbank concludeert dat de aan deze factuur ten grondslag liggende goederen- en facturenstroom schijnhandel betreft.
4.4.6
Ten aanzien van feit 2
[bedrijf 1] heeft over 2011 een bedrag van € 70.449.089,-- aan omzet opgegeven. Over het jaar 2012 werd een bedrag van € 45.863.556,-- aan omzet opgegeven. [120] [bedrijf 1] heeft de maandelijkse aangiften over de jaren 2011 tot en met 2013 telkens digitaal ingediend. [121]
In het onderzoek is berekend dat de staat over de periode 2011 – 2013 door het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting en het ten onrechte in aftrek brengen van voorbelasting een fiscaal nadeel heeft geleden tot een bedrag van (mogelijk) in totaal € 4.618.394,-- (over 2011: € 1.805.619; over 2012: € 2.277.928,-- ; over 2013: € 534.847,--). [122]
Zoals hiervoor is overwogen was in ieder geval vanaf december 2011 voor [verdachte] , en dus ook voor [bedrijf 1] , duidelijk dat [bedrijf 1] betrokken was in een btw-carrousel. De rechtbank kan op basis van het onderhavige dossier niet vaststellen of [bedrijf 1] / [verdachte] ook voordien al bekend waren met de schijnhandel. Sinds december 2011 heeft [bedrijf 1] , op basis van de onjuiste facturen (het betrof immers schijnhandel) aangiften omzetbelasting gedaan. Eén van die facturen is hiervoor onder 4.4.5 uitgewerkt. De btw, vermeld op dergelijke onjuiste facturen, is volgens artikel 37 van de Wet op de omzetbelasting weliswaar verschuldigd, maar er bestaat geen recht op aftrek van voorbelasting voor de ondernemer die dergelijke facturen opneemt in zijn administratie. Wanneer een ondernemer op basis van dergelijke facturen toch btw in aftrek brengt, is sprake van een onjuiste aangifte omzetbelasting. [123] De rechtbank concludeert zodoende dat de aangiften van [bedrijf 1] in de periode van december 2011 tot en met december 2013 onjuist zijn ingediend.
4.4.7
Feitelijke leidinggeven aan strafbare gedragingen [bedrijf 1]
Nu ten aanzien van feiten onder 1 en 2 vaststaat dat de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] valselijk is opgemaakt door in die administratie opzettelijk valselijk opgemaakte facturen op te nemen en voorts vaststaat dat onjuiste aangiften omzetbelasting zijn ingediend, dient vervolgens te worden beoordeeld of verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan deze gedragingen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Feitelijke leidinggeven
Bij de vraag of sprake is geweest van feitelijke leidinggeven dient op grond van jurisprudentie aan navolgend criterium te worden getoetst.
Op grond van artikel 51 Sr kunnen strafbare feiten worden begaan door een rechtspersoon. Hiertoe is van belang of de verboden gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Het antwoord op deze vraag hangt af van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn wanneer zich een of meer van de hierna volgende omstandigheden voordoen, zo bepaalde de Hoge Raad in het Drijfmest-arrest (HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938):
het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit andere hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf;
de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kan worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
[bedrijf 1] heeft in de hierboven weergegeven periode valselijk opgemaakte facturen in haar bedrijfsadministratie opgenomen met het oogmerk om die bedrijfsadministratie als echt en onvervalst te gebruiken bij het doen van aangiften omzetbelasting. Daarnaast heeft [bedrijf 1] onjuiste aangiften omzetbelasting ingediend, immers op basis van omzet die was gebaseerd op bedragen op valselijk opgemaakte facturen, zodat de aangiften daarmee onjuist waren.
Genoemde gedragingen houden verband met een of meer wettelijke verplichtingen op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Wet op de omzetbelasting en hebben aldus plaatsgevonden binnen de sfeer van de rechtspersoon. Die gedragingen kunnen daarom in redelijkheid aan [bedrijf 1] worden toegerekend.
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of kan worden bewezen dat de verdachte aan die gedragingen feitelijke leiding heeft gegeven.
Bij de beoordeling van de vraag of verdachte feitelijke leiding heeft gegeven dient niet uitsluitend te worden betrokken de juridische positie, maar ook de feitelijke positie van de verdachte bij de rechtspersoon en het gedrag dat de verdachte heeft vertoond of nagelaten op grond waarvan hij geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven.
Bij het gedrag dat de verdachte heeft vertoond, kan worden gedacht aan actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip feitelijke leiding geven valt, maar ook het algemene door de verdachte (bijvoorbeeld als bestuurder) gevoerde beleid waarvan de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is dan wel het leveren van een zodanige bijdrage aan een complex van gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en het daarbij nemen van een zodanig initiatief dat de verdachte geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven. Als feitelijke leidinggever moet de verdachte ten minste de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de verboden gedraging zich zal voordoen. Van het bewijs van dergelijke aanvaarding kan – in het bijzonder bij meer structureel begane strafbare feiten – ook sprake zijn indien hetgeen de feitelijke leidinggever bekend was omtrent het begaan van strafbare feiten door de rechtspersoon rechtstreeks verband hield met de in de tenlastelegging omschreven verboden gedraging.
Onder omstandigheden kan aan het voor de feitelijke leidinggever geldende opzetvereiste eveneens zijn voldaan indien hij de werkzaamheden van de onderneming zo heeft georganiseerd dat hij ermee rekening heeft gehouden dat de aan de betrokken werknemers gegeven opdrachten niet konden worden uitgevoerd zonder dat dit gepaard ging met het begaan van strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat de feitelijke positie van verdachte bij [bedrijf 1] , in samenhang met het gedrag dat de verdachte heeft vertoond en/of nagelaten, in de hierboven weergegeven periode, zodanig is geweest, dat hij geacht moet worden aan de verboden gedragingen feitelijke leiding te hebben gegeven.
Verdachte was bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf 1] en was ook feitelijk in de ten laste gelegde periode degene die binnen [bedrijf 1] aan de touwtjes trok; de feitelijke leidinggevende. Voor de betrokkenheid van [bedrijf 1] bij btw-carrouselfraude kan verdachte, gelet op zijn positie en hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van zijn wetenschap vanaf december 2011, dan ook verantwoordelijk worden gehouden.
De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat is voldaan aan het voor feitelijke leidinggeven geldende opzetvereiste dat verdachte de werkzaamheden van de onderneming zo heeft georganiseerd dat hij ermee rekening heeft gehouden dat het opmaken van de bedrijfsadministratie en de aangiften omzetbelasting (door een accountant) niet kon worden uitgevoerd zonder dat dit gepaard ging met het begaan van voornoemde strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel, gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld ten aanzien van de gedragingen van de verdachte en zijn rol bij door [bedrijf 1] begane strafbare feiten, dat de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde gedragingen van [bedrijf 1] , met uitzondering van feit 1, eerste en tweede gedachtestreepje (facturen met als afzender [bedrijf 4] , gedateerd 2 maart 2011, en [bedrijf 5] , gedateerd 20 mei 2011) en feit 2 met betrekking tot het eerste en tweede gedachtestreepje (de aangiften omzetbelasting op naam van [bedrijf 1] over de maand maart 2011 en de maand september 2011), nu deze feiten allen in tijd gelegen zijn voor december 2011, dus voor het moment dat de wetenschap van verdachte op basis van dit dossier kan worden vastgesteld.
4.4.8
Ten aanzien van feit 4
[bedrijf 2] heeft over het vierde kwartaal van 2012 de aangifte omzetbelasting digitaal ingediend bij de Belastingdienst op 28 januari 2013. [124]
De aangiften omzetbelasting voor [bedrijf 2] over de periode vanaf 1 januari 2011 tot en met 2013 zijn door [medewerker 2] digitaal ingediend, in samenspraak met [medewerker 1] , beiden medewerkers van [bedrijf 24] dat de administratie deed voor [bedrijf 2] . [125]
Over heel 2012 heeft [bedrijf 2] voor de omzetbelasting een bedrag van € 39.563.066,-- opgegeven als omzet en een bedrag van € 55.894,-- aan omzetbelasting teruggevraagd. [126]
Over het eerste en tweede kwartaal van 2013 heeft [bedrijf 2] een bedrag van € 12.665.389,-- aangegeven als omzet en een bedrag van € 11.485,-- aan omzetbelasting teruggevraagd. [127]
De Belastingdienst heeft op basis van de bankgegevens vastgesteld, dat in de periode 1 januari 2011 tot en met januari 2013 voor een bedrag van in totaal € 75.940.780,79 werd ingekocht van ondernemingen die binnen een handelsketen als bufferbedrijf hadden gefungeerd. [128]
[bedrijf 2] heeft - over 2011 - voor zeker € 27.204.856,-- (inclusief omzetbelasting) ingekocht via bufferbedrijven, waarvan een deel groot € 27.015.444,04 via: [129] [bedrijf 7] , [bedrijf 7] / [bedrijf 6] , [bedrijf 1] , en [bedrijf 26] .
Voor 2012 tot en met januari 2013 geldt dat voor een bedrag van € 48.925.336,75 werd ingekocht via de buffers: [130] [bedrijf 7] BV, [bedrijf 12] , [bedrijf 8] , [bedrijf 22] , [bedrijf 15] , [bedrijf 28] , [bedrijf 27] en [bedrijf 29] .
Tijdens het onderzoek naar btw-carrouselfraude viel het op, dat het bestuur van bedrijven die goederen doorleverden naar uiteindelijk [bedrijf 2] , dikwijls viel te herleiden naar dezelfde personen, waaronder naar de medeverdachte [medeverdachte 4] . [131] De partijen goederen die werden verhandeld waren steeds uit andere EU-landen afkomstig. Doelbewust werden goederen, ingekocht in het buitenland, niet rechtstreeks aan [bedrijf 2] gefactureerd, maar via meerdere tussengeschoven ondernemingen (ploffers en buffers). De (Nederlandse) bedrijven tussen de eerste leverancier in het buitenland en [bedrijf 2] dienden geen dan wel onjuiste aangiften voor de omzetbelasting in, droegen geen omzetbelasting af en hielden geen, dan wel een onvolledige of onoverzichtelijke, administratie bij. [132] De facturen die betrekking hebben op de transacties binnen de carrouselfraude, de schijnhandel, zijn onjuist. De btw, vermeld op dergelijke onjuiste facturen, is volgens artikel 37 van de Wet op de omzetbelasting weliswaar verschuldigd, maar er bestaat geen recht op aftrek van voorbelasting voor de ondernemer die dergelijke facturen opneemt in zijn administratie. Wanneer een ondernemer op basis van dergelijke facturen toch btw in aftrek brengt, is sprake van een onjuiste aangifte omzetbelasting. [133] De rechtbank concludeert zodoende dat de aangiften van [bedrijf 2] vanaf het eerste kwartaal van 2011 tot en met het tweede kwartaal van 2013 onjuist zijn ingediend.
4.4.9
Feitelijke leidinggeven aan strafbare gedragingen [bedrijf 2]
Nu ten aanzien van feit 4 vaststaat dat onjuiste aangiften omzetbelasting zijn ingediend, dient vervolgens te worden beoordeeld of verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan deze gedragingen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Feitelijke leidinggeven
De rechtbank heeft getoetst aan het onder 4.4.7 weergegeven juridisch kader.
[bedrijf 2] heeft in de hierboven weergegeven periode onjuiste aangiften omzetbelasting ingediend, immers op basis van omzet die was gebaseerd op bedragen op valselijk opgemaakte facturen, zodat de aangiften daarmee onjuist waren. Genoemde gedragingen houden verband met een of meer wettelijke verplichtingen op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Wet op de omzetbelasting en hebben aldus plaatsgevonden binnen de sfeer van de rechtspersoon. Die gedragingen kunnen daarom in redelijkheid aan [bedrijf 2] worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat de feitelijke positie van verdachte bij [bedrijf 2] , vanaf 4 juli 2012, in samenhang met het gedrag dat de verdachte heeft vertoond en/of nagelaten zodanig is geweest, dat hij geacht moet worden aan de verboden gedragingen feitelijke leiding te hebben gegeven. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte, na diverse gesprekken met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] en terwijl hij wist dat [bedrijf 2] zich bezighield met activiteiten in het kader van btw-carrouselfraude, een weloverwogen keuze heeft gemaakt om [bedrijf 2] over te nemen op 4 juli 2012, waarbij hij als voorwaarde heeft gesteld dat [medeverdachte 6] zou meegaan.
Verdachte heeft sinds de overname nauw samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte 6] ; verdachte en [medeverdachte 6] zaten samen op het kantoor in [plaats 1] . Ook daarvoor kenden verdachte en [medeverdachte 6] elkaar al. Zowel verdachte als [medeverdachte 6] stonden in nauw contact met de logistiek dienstverlener [bedrijf 3] . Verdachte stemde, ter gelegenheid van de overname door [bedrijf 1] van [bedrijf 2] , in met het bestaan van een earn-out overeenkomst met medeverdachte [medeverdachte 2] en het feit dat [medeverdachte 2] maandelijks inzage had in de cijfers van [bedrijf 2] .
Het feit dat verdachte, naar hij stelt, na de overname aan [medeverdachte 6] veel ruimte heeft gegeven om autonoom te handelen maakt een en ander niet anders; immers verdachte wist, in elk geval sinds december 2011, dat [bedrijf 2] betrokken was bij goederen- en facturenstromen die voor het plegen van btw-carrouselfraude werden gebruikt.
Ook de positie van [medeverdachte 2] ontsloeg verdachte niet - gelet op zijn essentiële positie als leidinggevende van zowel [bedrijf 1] als [bedrijf 2] - van de plicht om te handelen overeenkomstig de Wet op de omzetbelasting en de Algemene wet der rijksbelastingen, hetgeen hij niet heeft gedaan. Het voorgaande geldt temeer, nu de Belastingdienst verdachte in het verleden heeft gewaarschuwd dat hij werkzaam was in een risicovolle branche.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte ook voor het ten laste gelegde handelen van [bedrijf 2] na de overname door [bedrijf 1] op 4 juli 2012 verantwoordelijk moet worden gehouden.
De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat is voldaan aan het voor feitelijke leidinggeven geldende opzetvereiste dat verdachte - hier: samen met een ander of anderen - de werkzaamheden van de onderneming zo heeft georganiseerd dat hij ermee rekening heeft gehouden dat de aan [medewerker 1] en [medewerker 2] gegeven opdrachten niet konden worden uitgevoerd zonder dat dit gepaard ging met het begaan van voornoemde strafbare feiten.
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld ten aanzien van de gedragingen van de verdachte en zijn rol bij door [bedrijf 2] begane strafbare feiten, van oordeel dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen feitelijke leiding heeft gegeven aan de onder 4 primair - ten aanzien van de aangiften omzetbelasting over het derde kwartaal 2012 tot en met het tweede kwartaal van 2013 - ten laste gelegde gedragingen van [bedrijf 2] .
4.4.10
Ten aanzien van feit 3
Onder feit 3 is verdachte ten laste gelegd dat hij als feitelijke leidinggevende, medepleger of medeplichtige betrokken is geweest bij het vals opmaken van de bedrijfsadministratie van [bedrijf 2] door daarin vier specifiek genoemde facturen op te nemen, te weten:
een factuur van [bedrijf 6] BV (factuurnummer [factuurnummer] ) van 5 april 2011;
een factuur van [bedrijf 7] BV (factuurnummer [factuurnummer] ) van 7 oktober 2011;
een factuur van [bedrijf 7] BV (factuurnummer [factuurnummer] ) van 24 november 2011;
een factuur van [bedrijf 8] (factuurnummer [factuurnummer] ) van 15 februari 2012.
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte vóór juli 2012 (het moment van de overname van [bedrijf 2] door [bedrijf 1] ) enige invloed heeft gehad binnen [bedrijf 2] . De genoemde facturen zien allemaal op de periode voorafgaand aan die overname. Reeds daarom dient verdachte te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feitelijke leidinggeven.
Hiervoor is reeds overwogen dat op basis van onderhavig dossier niet kan worden bewezen dat verdachte vóór december 2011 op de hoogte was van eerdere schakels in de keten, met andere woorden dat hij wetenschap had van de btw-carrousel. Drie van de vier genoemde facturen dateren van vóór december 2011, zodat reeds daarom vrijspraak dient te volgen. De rechtbank spreekt verdachte evenwel ook vrij van ter zake de factuur van 15 februari 2012 van [bedrijf 8] . De rechtbank acht voor die specifieke factuur onvoldoende bewijs dat hij nauw en bewust heeft samengewerkt met [bedrijf 2] in het voortraject van die goederenstroom.

5.De bewijsoverwegingen inzake parketnummer 08/993125-16

5.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Primair hebben zij gesteld dat op de Zwitserse bankrekening van verdachte € 160.000,-- is ingekomen, welke gelden afkomstig zijn uit de btw-carrouselfraude. Subsidiair hebben zij gesteld dat in ieder geval sprake is van een vermoeden van witwassen doordat verdachte relatief grote geldbedragen buiten het zicht van de fiscale autoriteiten heeft gehouden. Van verdachte mag daarom een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring worden verlangd. De verklaring van verdachte dat hij de gelden heeft ontvangen in verband met een afspraak met [naam 3] is echter ongeloofwaardig. Een criminele herkomst van de gelden kan daarom als enige aanvaardbare verklaring gelden. Meer subsidiair hebben de officieren van justitie gesteld dat er in ieder geval sprake is van fiscale gronddelicten en het gronddelict van valsheid in geschrifte, nu de gelden niet in enige aangifte zijn verantwoord en niet in de administratie van [bedrijf 1] zijn verantwoord.
Verdachte heeft het geld verhuld door dit op een Zwitserse bankrekening te stallen en daarvan betalingen in het buitenland te doen. Daarnaast heeft verdachte € 100.000,-- doorgesluisd naar een rekening van het Panamese [rechtspersoon] , over welke rekening medeverdachte [medeverdachte 2] de beschikking heeft.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat relevante wetenschap dat het geld dat verdachte ontving op zijn Zwitserse bankrekening gegenereerd zou zijn door middel van een btw-carrousel of anderszins uit misdrijf afkomstig zou zijn, bij verdachte ontbrak. Verdachte heeft gesteld dat hij de opbrengst van de verkoop van een database aan [naam 3] buiten de boeken van [bedrijf 1] wilde houden en dat het geld daarvan afkomstig is. Door het niet kunnen horen van mevrouw [naam 4] is de verdediging zodanig bemoeilijkt dat de raadsman - als compensatie voor het niet kunnen ondervragen van [naam 4] c.q. om de ‘procedure as a whole’ nog ‘fair’ te laten zijn in de zin van artikel 6 EVRM- heeft verzocht om de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [naam 3] buiten beschouwing te laten. De verklaring van verdachte wordt door het Openbaar Ministerie ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
Tot slot heeft de raadsman gesteld dat het fiscaal gronddelict een gronddelict voor witwassen kan opleveren. Het omzetten en overdragen van de gelden zou in dat kader bewezen kunnen worden verklaard, hetgeen betekent dat het witwassen van € 72.000,-- bewezen kan worden verklaard.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, Sr opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het in de tenlastelegging genoemde goed afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is vereist dat vaststaat dat het desbetreffende goed afkomstig is uit enig misdrijf. Dit bestanddeel kan bewezen worden geacht als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het goed uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van het desbetreffende goed.
Overboekingen van en naar Zwitserse bankrekening verdachte
Uit het onderzoek is gebleken dat verdachte een bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] heeft aangehouden bij Cornèr Banca SA in [plaats 4] , Zwitserland. [134] Verdachte heeft bevestigd dat dit zijn bankrekening is. [135] Op de bankafschriften is te zien dat verdachte tussen 24 maart 2011 en 1 januari 2012 in totaal
€ 160.000,-- op deze bankrekening heeft ontvangen, opgebouwd uit de volgende bedragen:
- op 24 maart 2011 een bedrag van € 30.000,--, afkomstig van [bedrijf 44] .; [136]
- op 24 mei 2011 een bedrag van € 40.000,--, afkomstig van [bedrijf 44] .; [137]
- op 9 november 2011 een bedrag van € 10.000,--, afkomstig van [bedrijf 45] ; [138]
- op 30 december 2011 een bedrag van € 40.000,--, afkomstig van [bedrijf 39] Ltd; [139]
- op 3 januari 2012 een bedrag van € 40.000,--, afkomstig van [bedrijf 39] Ltd. [140]
Verdachte heeft deze ontvangsten niet in zijn aangiften inkomstenbelasting opgenomen [141] en deze dus buiten het zicht van de Nederlandse fiscale autoriteiten gehouden. Verdachte heeft bevestigd dat hij hiervan geen aangifte inkomstenbelasting heeft gedaan. [142]
Vanaf deze bankrekening is op 7 september 2012 en 22 november 2012 in totaal € 100.000,-- overgeboekt naar de bankrekening van [rechtspersoon] bij de Compagnie Monegasque de Banque (CMB) in [plaats 5] . [143] Verdachte heeft verklaard dat hij dit bedrag heeft overgemaakt. [144] [rechtspersoon] is een Panamese rechtspersoon, waarvan medeverdachte [medeverdachte 2] de enig aandeelhouder is. [145]
Daarnaast zijn vanaf de bankrekening bij Cornér Banca SA diverse betalingen gedaan die als privébestedingen kunnen worden aangemerkt, zoals uitgaven bij restaurants, hotels en kledingwinkels. [146]
Afkomstig uit enig misdrijf?
De rechtbank overweegt dat het onderzoek in de onderhavige zaak geen direct bewijs heeft opgeleverd dat voornoemde geldbedragen van enig concreet aan te duiden misdrijf afkomstig zijn, temeer nu van de bronnen van deze gelden ( [bedrijf 44] ., [bedrijf 45] en [bedrijf 39] ) niet is komen vast te staan zij in deze zaak onderdeel waren van de criminele organisatie en/of de btw-carrousel.
Wel is de rechtbank van oordeel dat voornoemde betalingen hebben plaatsgevonden onder omstandigheden die, in samenhang bezien, als zogenoemde typologieën van – en daarmee kenmerken voor – witwassen zijn aan te merken, namelijk betalingen vanaf buitenlandse bankrekeningen, grote contante geldopnamen (vanaf de Zwitserse bankrekening) en het feit dat verdachte in het buitenland geld op een daar geopende, buiten het zicht van de Nederlandse autoriteiten gehouden, bankrekening heeft staan.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen deze feiten en omstandigheden zonder meer een vermoeden van witwassen. Gelet op dit vermoeden mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van het geld.
Verdachte heeft onder meer ter zitting van 23 januari 2020 verklaard dat de gelden op zijn Zwitserse bankrekening afkomstig zijn van [bedrijf 39] en betrekking hebben op de verkoop van een database, op basis van afspraken met [naam 3] .
Verdachte heeft zijn verklaring op geen enkele wijze onderbouwd met stukken waaruit deze afspraken blijken, ook niet met bijvoorbeeld een schriftelijke overeenkomst of
e-mailconversatie met [naam 3] . Desgevraagd heeft [naam 3] verklaard dat hij van verdachte geen databank met contactpersonen heeft gekocht. [147] Ook [naam 4] , directeur van [bedrijf 39] ten tijde van voornoemde overboekingen, [148] heeft verklaard dat zij verdachte niet kent en niets weet over deze betalingen. [149] Daarnaast duidden de betalingsomschrijvingen (‘
commissions’, ‘
initial payment’en ‘
commision invoice’) – die bovendien in slechts twee van de vijf gevallen van [bedrijf 39] afkomstig zijn – niet op de verkoop van een database.
Gelet daarop kan naar het oordeel van de rechtbank met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat voornoemde geldbedragen een legale herkomst hebben. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het niet anders kan zijn dan dat deze geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte hiervan wist.
Bewijsuitsluiting?
Door de raadsman is betoogd dat de verklaring van [naam 3] buiten beschouwing dient te worden gelaten, als compensatie voor het niet kunnen ondervragen van [naam 4] dan wel om de ‘procedure as a whole’ nog ‘fair’ te laten zijn in de zin van artikel 6 EVRM.
De rechtbank overweegt dat het de verdediging heeft ontbroken aan een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om [naam 4] zelf te ondervragen. Daardoor kon het ondervragingsrecht van de verdediging ten aanzien van deze getuige niet ten volle worden uitgeoefend.
Daarom dient de rechtbank te beoordelen of de bewezenverklaring van dit feit uitsluitend (
solely) of in beslissende mate (
to a decisive degree) berust op de verklaring van de niet-ondervraagde getuige. Wanneer daarvan sprake is, kan sprake zijn van schending van artikel 6, derde lid aanhef en onder d EVRM. De rechtbank overweegt dat uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat de bewezenverklaring niet uitsluitend en ook niet in beslissende mate is gebaseerd op de verklaring van [naam 4] . De verklaring van [naam 4] vindt immers in voldoende mate steun in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank ziet verder geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [naam 4] . Ook ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van [naam 3] , bij wiens verhoor de raadsman wel aanwezig is geweest en zijn ondervragingsrecht heeft kunnen uitoefenen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat met het gebruik van de verklaringen van [naam 4] en [naam 3] geen sprake is van schending van artikel 6, derde lid aanhef en onder d EVRM.
De (overige) verweren van de raadsman behoeven geen bespreking, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt.
Conclusie
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte van de hiervoor genoemde geldbedragen de werkelijke aard en herkomst heeft verborgen en verhuld, heeft verborgen en verhuld wie de rechthebbende van die geldbedragen was, deze geldbedragen voorhanden heeft gehad en deze geldbedragen heeft verworven, overgedragen, omgezet en gebruikt.
Gewoonte
Uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte gedurende een ruime periode meerdere grote geldbedragen heeft witgewassen. Gelet op de frequentie en de ruime periode acht de rechtbank tevens het gewoontewitwassen wettig en overtuigend bewezen.

6.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
inzake parketnummer 08/950037-15:
1.
primair:
de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V., in de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), haar bedrijfsadministratie - zijnde die bedrijfsadministratie een samenstel van geschriften, bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, door een valselijk opgemaakte factuur, te weten:
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 2] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 17 december 2012, vermeldende het factuurbedrag EUR 226.063,70,
bestaande de valsheid van de bedoelde factuur daarin dat op de factuur valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, was vermeld - zakelijk weergegeven - dat tussen [bedrijf 1] B.V. en de afzender van die factuur een (legitieme) goederentransactie en/of levering had plaatsgevonden en dat [bedrijf 1] B.V. (ter zake daarvan) een geldbedrag en omzetbelasting verschuldigd was, immers was er sprake van een schijntransactie,
opzettelijk in die bedrijfsadministratie te verwerken, aan welke verboden gedraging hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
primair:
de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V., in de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en),
telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten meerdere (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten naam van [bedrijf 1] B.V., betreffende de jaren 2011 en 2012 en 2013, waaronder:
 de aangifte omzetbelasting over de maand december 2012,
onjuist of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteurs der belastingen of de Belastingdienst, terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting werd geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangiften een onjuist bedrag aan omzet en/of een onjuist bedrag aan (betaalde) voorbelasting en/of een onjuist bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven,
aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
4.
primair:
de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V., in de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 juli 2013 in Nederland, telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten meerdere (elektronische) aangiften voor de omzetbelasting ten naam van [bedrijf 2] B.V., betreffende de jaren 2012 en 2013, waaronder:
 de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2012,
onjuist of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteurs der belastingen of de Belastingdienst, terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting werd geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangiften een onjuist bedrag aan omzet en/of een onjuist bedrag aan (betaalde) voorbelasting en/of een onjuist bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven,
aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, feitelijke leiding heeft gegeven;
5.
hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 in Nederland, heeft deelgenomen, aan een organisatie, bestaande uit [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] en [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 3] B.V. en [bedrijf 9] B.V. en [bedrijf 10] B.V. en [bedrijf 11] B.V. en [bedrijf 12] en [bedrijf 13] B.V. en [bedrijf 14] B.V. en [bedrijf 15] B.V. en [bedrijf 16] en [bedrijf 17] B.V. en [bedrijf 18] B.V. en [bedrijf 19] B.V.,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk te weten:
 valsheid in geschrifte, als bedoeld in artikel 225 Wetboek van Strafrecht, en
 het opzettelijk niet en/of onjuist en/of onvolledig doen van bij de belastingwet voorziene aangiften omzetbelasting, terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting werd geheven (btw-carrousselfraude), als bedoeld in artikel 69 eerste en/of tweede lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, en
 het opzettelijk begaan van een of meer feit(en) als omschreven in artikel 68, eerste lid, onderdeel a en/of b en/of c en/of d en/of e en/of f en/of g, als bedoeld in artikel 69, eerste en/of tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, en
 bedrieglijke bankbreuk, als bedoeld in artikel 341 Wetboek van Strafrecht;
inzake parketnummer 08/993125-16:
hij in de periode van 24 maart 2011 tot en met 31 maart 2015, in Nederland en/of de Zwitserse Bondsstaat en/of in het Vorstendom Monaco , van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, meermalen van geldbedragen:
 de werkelijke aard of de herkomst verborgen of verhuld; en/of
 verborgen of verhuld wie de rechthebbende op die geldbedragen was; en
 die geldbedragen voorhanden gehad; en
 die geldbedragen verworven en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruikt,
terwijl hij, verdachte, wist dat die geldbedragen telkens - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
te weten: geldbedragen tot een totaal van EURO 160.000,-- door deze geldbedragen te doen of laten storten op de bankrekening met het nummer [rekeningnummer] welke door hem, verdachte werd aangehouden bij de Cornér Banca SA te [plaats 4] , en welke door hem, verdachte, buiten het zicht van de Nederlandse (fiscale) autoriteiten werd gehouden, en
vervolgens vanaf deze bankrekening privébestedingen te doen en een geldbedrag, groot EURO 100.000,-- over te boeken naar een bankrekening welke door de Panamese rechtspersoon [rechtspersoon] bij de CMB Bank in [plaats 5] werd aangehouden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

7.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikelen 140, 225, 420bis en 420ter Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
inzake parketnummer 08/950037-15:
feit 1 primair:
het misdrijf:medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 2 primair:
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
feit 4 primair:
het misdrijf:opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon waaraan verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
feit 5
het misdrijf:deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
inzake parketnummer 08/993125-16:
het misdrijf:gewoontewitwassen.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

9.De op te leggen straf of maatregel

9.1
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd. Daarnaast is gevorderd verdachte te veroordelen tot betaling van een geldboete van € 73.002,64.
Daartoe hebben de officieren van justitie in het bijzonder nog aangevoerd dat gelet op zijn rol, het nadeel, de aard, ernst en duur van de feiten en het georganiseerd verband binnen welke de feiten werden gepleegd een gevangenisstraf van dertig maanden passend zou zijn. Gelet op een overschrijding van de redelijke termijn met 23 maanden, het gegeven dat de voorlopige hechtenis van verdachte lange tijd geschorst is geweest en het gegeven dat een afroomgeldboete wordt geëist, achten de officieren van justitie evenwel een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, passend.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om aan verdachte in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf op te leggen, naast de gevorderde geldboete. Verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek, heeft geen antecedenten en heeft na de aanhouding een nieuwe start gemaakt. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou zijn vrouw en kinderen in een financiële en emotionele chaos storten.
Daarnaast is sprake van overschrijding van de redelijke termijn met primair 61 maanden, subsidiair 40 maanden. Op verzoek van verdachte is slechts een klein aantal getuigen gehoord, de overige getuigen zijn ambtshalve toegewezen, waardoor verdachte als het ware ‘gegijzeld’ is door de (raadslieden van de) medeverdachten, aldus de raadsman.
9.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Binnen de btw-carrousel werden fictieve handelsstromen vorm gegeven door gebruik te maken van onder andere valse facturen. Doordat binnen de btw-carrousel de ploffers geen omzetbelasting afdroegen, konden de ploffers ruim onder de inkoopprijs doorverkopen aan buffers, welke buffers dan ieder een deel van de ‘winst’ - die enkel kon worden behaald doordat de ploffer geen omzetbelasting afdroeg - konden behouden. Deze gedragingen vonden plaats in het verband van een criminele organisatie. Verdachte heeft een wezenlijke rol gespeeld binnen deze btw-carrousel.
Bewezen is verklaard dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] en het opzettelijk onjuist doen van de aangiften omzetbelasting van [bedrijf 1] in de periode van december 2011 tot en met december 2013. Daarnaast is bewezen verklaard dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan het opzettelijk onjuist doen van de aangiften omzetbelasting van [bedrijf 2] in de periode van het derde kwartaal van 2012 tot en met het tweede kwartaal van 2013. De goede werking van het systeem voor de heffing van omzetbelasting staat of valt bij de betrouwbaarheid, juistheid en volledigheid van de aangiften. Door opzettelijk onjuist aangiften te doen heeft verdachte bijgedragen aan de ondergraving van het systeem van de heffing van omzetbelasting. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van gelden.
Verdachte coördineerde de goederen- en facturenstromen. Hij hield zich bezig met de transacties van ploffers en buffers, alsmede van [bedrijf 1] en vanaf 4 juli 2012 ook van [bedrijf 2] . Binnen de carrousel, waarbinnen voor honderden miljoenen euro’s werd omgezet, had verdachte dan ook een cruciale rol.
Gelet op die cruciale rol van verdachte binnen de carrousel en gelet op de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd, is naar het oordeel van de rechtbank de eis van de officieren van justitie in dit geval niet passend. De rechtbank acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren passend en geboden. Daarbij heeft de rechtbank in matigende zin rekening gehouden met de lange duur van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte, te weten van 18 juni 2015 tot 13 februari 2019.
In artikel 6, eerste lid, EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. Verdachte is op 3 maart 2015 in verzekering gesteld. Op die datum is de redelijke termijn gaan lopen. Op 6 april 2020 wijst de rechtbank vonnis. Aldus wordt pas na vijf jaren en één maand vonnis gewezen. Gedurende deze jaren hebben er diverse zittingen, waaronder ook meerdere regiezittingen, plaatsgevonden en is een groot aantal getuigen, waarvan een groot deel in het buitenland verbleef, gehoord. De ingewikkeldheid en omvang van de onderhavige zaak brengt met zich dat een langere duur dan twee jaren is gerechtvaardigd. Naar het oordeel van de rechtbank is in totaal een periode van 23 maanden aan te merken als overschrijding van de redelijke termijn, nu in deze periode door omstandigheden die niet aan de raadsman van verdachte te wijten zijn geen tot weinig activiteiten hebben plaatsgevonden in het uitvoeren van de toegewezen onderzoekswensen. Met deze schending van de redelijke termijn dient rekening te worden gehouden bij de strafoplegging.
De rechtbank zal de straf, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn, matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren en zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
9.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Onder verdachte is beslag gelegd op:
  • een personenauto, merk Audi, model A7, kenteken [kenteken 1] ;
  • een personenauto, merk Porsche, model Cayenne, kenteken [kenteken 2] ;
  • het tegoed op de bankrekening in Zwitserland, te weten Cornèr Banca SA rekeningnummer [rekeningnummer] , van € 7.497,64.
De officieren van justitie hebben gesteld dat de auto’s zijn vervreemd en dat de totale waarde € 65.505,-- bedraagt. Zij hebben een geldboete geëist van € 73.002,64 ter uitwinning van het totale beslag.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ter zake het beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het bedrag dat resulteert uit de verkoop van de personenauto’s en het tegoed van voornoemde bankrekening moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreft die aan verdachte toebehoren of die hij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a, 51 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/950037-15 onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/950037-15 onder 1, 2, 4 en 5 en het onder parketnummer 08/993125-16 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
inzake parketnummer 08/950037-15:
feit 1 primair:
het misdrijf:medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 2 primair:
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
feit 4 primair:
het misdrijf:opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon waaraan verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
feit 5:het misdrijf: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
inzake parketnummer 08/993125-16:
het misdrijf:gewoontewitwassen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren en 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een geldbedrag van
€ 65.505,-- en het tegoed op de bankrekening in Zwitserland, te weten Cornèr Banca SA rekeningnummer [rekeningnummer] , van € 7.497,64.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. M.M. Lorist, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen en mr. J.M. van Westerlaak, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 6 april 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Belastingdienst/FIOD, met dossiernummers [dossiernummer] en [dossiernummer] (onderzoek [naam onderzoek 1] en onderzoek [naam onderzoek 2] ). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, gesloten op 12 mei 2015.
2.OPV – AH-500, pag. 35 bovenaan en pag. 37 halverwege.
3.AH-500, pag. 36 onderaan.
4.AH-500, pag. 2 halverwege.
5.Uittreksel KvK D-158.
6.AH-503, pag. 5 halverwege.
7.AH-501, pag. 4 onderaan en AH-057 pag. 10 bovenaan, D-1110, uittreksel KvK.
8.AH-500, pag. 2; zie ook de ambtsedige verklaring van [naam 5] , AH 212, pag. 3, 4 en 5.
9.AH-500, pag. 2 onderaan en pag. 3 bovenaan.
10.AH-513, pag. 4 halverwege.
11.D-158, uittreksel Kamer van Koophandel, [bedrijf 2] .
12.D-157, gegevens Kamer van Koophandel, [stichting bedrijf 2] .
13.V-021-02, pag. 3 halverwege.
14.V-021-02, pag. 2 halverwege en V-025-01, pag. 5 halverwege.
15.V-021-02, pag. 2 halverwege en onderaan.
16.V-021-02, pag. 3 bovenaan.
17.D-1229.
18.D-032, D-037, pag. 6, 7, 10 en 11, D-090, pag. 10 tot en met 13: facturen gericht aan [bedrijf 2] .
19.G-019-01, pag. 2 onderaan.
20.G-014-01, pag. 2 halverwege.
21.G-014-01, pag. 5 halverwege.
22.G-014-01, pag. 3 onderaan.
23.G-014-01, pag. 3 onderaan en 5 onderaan.
24.G-014-01, pag. 4 bovenaan.
25.G-019-01, pag. 2 halverwege.
26.G-019-01, pag. 5 onderaan.
27.G-019-01, pag. 3 halverwege.
28.G-019-01, pag. 8 bovenaan.
29.V-021-09, pag. 2 halverwege.
30.V-021-09, pag. 2 halverwege.
31.V-021-09, pag. 2 onderaan en 3 bovenaan.
32.V-021-09, pag. 4 bovenaan.
33.V-021-09, pag. 4 halverwege.
34.V-021-09, pag. 4 halverwege.
35.G-014-01, pag. 4 bovenaan.
36.G-014-01, pag. 5 bovenaan.
37.G-014-01, pag. 6 halverwege.
38.G-014-01, pag. 6 halverwege.
39.G-014-01, pag. 4 halverwege.
40.G-019-01, pag. 2 onderaan.
41.G-019-01, pag. 2 onderaan.
42.G-019-01, pag. 10 onderaan.
43.V-021-09, pag. 2 onderaan.
44.V-021-09, pag. 4 onderaan.
45.V-021-09, pag. 2 onderaan.
46.V-022-07, pag. 2 onderaan.
47.V-022-01, pag. 3 onderaan e.v.
48.V-022-03, pag. 5 bovenaan.
49.V-022-01, pag. 3 onderaan.
50.V-022-02, pag. 3 halverwege en onderaan.
51.V-022-02, pag. 4 halverwege.
52.V-022-02, pag. 4 halverwege.
53.V-022-02, pag. 4 halverwege.
54.V-022-02, pag. 4 onderaan.
55.V-022-02, pag. 5 bovenaan.
56.V-022-02, pag. 6 onderaan.
57.V-022-02, pag. 5 halverwege en onderaan.
58.V-022-02, pag. 6 onderaan.
59.V-022-02, pag. 6 bovenaan.
60.V-022-02, pag. 7 bovenaan.
61.Proces-verbaal van de zitting van 23 januari 2020.
62.D-178, gegevens Kamer van Koophandel, [bedrijf 1] .
63.AH-502, pag. 6 bovenaan en D-1110, uittreksel Kamer van Koophandel [bedrijf 1] .
64.V-022-03, pag. 4 onderaan.
65.AH-096 proces-verbaal doorzoeking en inbeslagname [bedrijf 3] ; AH-098, proces-verbaal doorzoeking [bedrijf 3] .
66.AH-095, doorzoeking kantoor [medeverdachte 4] .
67.Zie o.a. AH-144 en AH-503, pag. 6 onderaan en pag. 7 met een overzicht van 22 goederenstromen waar [bedrijf 2] en [bedrijf 1] in de periode januari 2011 – mei 2013 bij betrokken waren en de (nummers van de) processen-verbaal waarin deze zijn uitgewerkt; AH-222.
68.Zie onder meer AH-122.
69.AH-212, pag. 17 en D-1057, D-1057-1 (schema’s inzet ploffers 2011 - 2013) en D-1058 (schema inzet buffers 2011 – 2013).
70.AH-212, pag. 16 en 17.
71.AH-144, pag. 5 onderaan.
72.V-010-01, pag. 2 onderaan, pag. 3 onderaan en 4 bovenaan en onderaan.
73.V-010-01, pag. 3 onderaan en 4 bovenaan.
74.V-017-01, pag. 3.
75.V-009-04, pag. 12, pag. 15 onderaan en 16 bovenaan.
76.Zie onder meer V-040-01 (verklaring [naam 6] ), V-013-02 (verklaring [naam 7] ), V-012-01 (verklaring [naam 8] ), V-042-01 (verklaring [naam 9] )
77.AH-525, pag. 6 bovenaan.
78.AH-169, proces-verbaal van bevindingen dossiers [bedrijf 3] , pag. 2.
79.AH-525, pag. 11 onderaan en D-1231, overzicht goederenbewegingen [bedrijf 3] .
80.AH-525, pag. 11 onderaan.
81.AH-122, proces-verbaal bevindingen Skype, pag. 6, AH-099-01 en AH-098 (inbeslagname digitale gegevens [bedrijf 3] ); D-422 (skypeberichten op laptop [medeverdachte 7] ); zie ook AH-167, proces-verbaal van bevindingen verhullende skypecommunicatie, pag. 6 e.v.
82.V-022-07, pag. 8 bovenaan, verklaring verdachte:
83.AH-122, pag. 12 – 13 en D-423 pag. 26 en 27, weergave skypegesprekken 19 en 20 december 2011.
84.AH-521, pag. 21 onderaan en D-546 (dossier [bedrijf 3] ).
85.AH-122, pag. 13 halverwege.
86.AH-122, pag. 13, onderaan; AH-521, pag. 22 onderaan en D-547 (dossier [bedrijf 3] , [dossiernummer] )
87.zie V-022-07, pag. 10 onderaan en 11 bovenaan.
88.G-011-01, pag. 2 halverwege.
89.G-011-01, pag. 2 onderaan.
90.G-011-01, pag. 3.
91.G-011-01, pag. 3.
92.V-021-09, pag. 3 halverwege / onderaan.
93.V-021-09, pag. 4 onderaan.
94.V-021-03, pag. 4 halverwege.
95.G-014-01, pag. 4 bovenaan.
96.G-014-01, pag. 6 onderaan.
97.Proces-verbaal van de zitting van 22 januari 2020, pag. 6.
98.AMB-285, pag. 1 onderaan en 2 bovenaan, D-1637 en D-1639.
99.D-1640, pag. 9.
100.D-173, pag. 175.
101.AH-146, pag. 4 halverwege en D-173, pag. 174.
102.D-173, pag. 175, factuur [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] 17 december 2012 (opmerking rechtbank: in AH-146, pag. 4 halverwege staat abusievelijk als factuurdatum vermeld: 7 december 2012, dit moet zijn 17 december 2012, zie het document).
103.AH-146, pag. 2.
104.D-702
105.AH-146, pag. 2 en D-704.
106.D-705.
107.AH-146, pag. 3 halverwege en D-703.
108.D-706.
109.D-201, pag. 23
110.AH-146, pag. 3 onderaan; D-201, pag. 17.
111.D-201, pag. 18.
112.D-243, pag. 32.
113.D-175, pag. 23.
114.D-175, pag. 24.
115.AH-146, pag. 4 halverwege en D-173, pag. 174.
116.D-173, pag. 175, factuur [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] 17 december 2012 (opmerking rechtbank: in AH-146, pag. 4 halverwege staat abusievelijk als factuurdatum vermeld: 7 december 2012, dit moet zijn 17 december 2012, zie het document).
117.D-495-318, D-495-321, D-495-322.
118.AH-146, pag. 5 bovenaan.
119.AH-146.
120.AH-057, pag. 10 halverwege.
121.AH-134, ambtsedig opgemaakte verklaring Belastingdienst t.a.v. aangiften [bedrijf 1] .
122.AH-209, ambtsedig opgemaakte verklaring Belastingdienst 16 maart 2015; nadeelberekening ter zake van de omzetbelasting [bedrijf 1] , en AH-212.
123.AH-212, pag. 16.
124.AH-133, pag. 2.
125.G-014-01, pag. 4 onderaan. G-019-01, pag. 9.
126.AH-057, pag. 9 onderaan.
127.AH-133, pag. 15 en 16.
128.AH-057, pag. 23.
129.AH-504, pag. 7 halverwege en onderaan.
130.AH-504, pag. 7 onderaan.
131.AH-057, pag. 5 bovenaan.
132.AH-057, proces-verbaal redelijk vermoeden t.a.v. onder meer [bedrijf 2] en [bedrijf 1] , gesloten 26 maart 2013.
133.AH-212, pag. 16.
134.D-1359.
135.Proces-verbaal van de zitting van 23 januari 2020, pag. 12 en 13.
136.D-1359, pag. 1.
137.D-1359, pag. 4.
138.D-1359, pag. 12.
139.D-1359, pag. 13.
140.D-1359, pag. 15.
141.AH-560, pag. 5, halverwege.
142.Proces-verbaal van de zitting van 23 januari 2020, pag. 13.
143.D-1359, pag. 25 en 28.
144.Proces-verbaal van de zitting van 23 januari 2020, pag. 13.
145.D-1567, pag. 4.
146.D-1360, pag. 2.
147.Proces-verbaal van verhoor [naam 3] bij de rechter-commissaris op 14 februari 2018, pag. 5.
148.V-058-01-1, pag. 2.
149.V-058-01-1, pag. 4.